Eeuweindjaar 2000

Tekst is geschreven op de avond van een zeer bijzondere dag die voor de meesten onopvallend voorbij is gegaan. Ik heb er in stilte een glas Zuid-Afrikaanse wijn op geheven.

Gregorius en zijn rekenmeester Clavius, die aan de oorsprong staan van onze kalender zouden vandaag, dinsdag 29 februari 2000, een gedenkdag moeten krijgen.

Het is een buitengewone schrikkeldag vandaag, want 'normaal' worden de schrikkeljaren die door 100 deelbaar zijn overgeslagen, maar de jaren die door 400 deelbaar zijn, krijgen tòch een schrikkeldag. Dus vandaag beleven we een dag die 400 jaar geleden voor het laatst werd gevierd en pas over 400 jaar weer. Er worden feesten voor minder gehouden.

Het aardige is bovendien dat in de terminologie van Gregorius en Clavius de jaren die door 100 deelbaar zijn "eeuweindjaren" worden genoemd. Hiermee hebben ze dus partij gekozen, mijns inziens de 'juiste', want het is ook mijn 'partij', in de discussie van de laatste maanden of wij nu al in het tweede millennium leven. Niet dus. We leven nog in het eeuweindjaar.

Het is wel aardig om even hun berekeningen na te lopen.

De Juliaanse kalender kende een schrikkeljaar iedere vier jaar en stelde daarmee het zonnejaar op 365,25 dagen. Dat was iets teveel, want in de tijd van Gregorius was bekend dat het zonnejaar 365,2422 dagen telde. Wij weten intussen dat het 365,242199 is. Maar dat is een cijfer uit een secundaire bron, en dat laat ik hier verder buiten beschouwing. Mooi voor een ijverige rekenaar tzt.

Door het besluit om het schrikkeljaar in de eeuweindjaren over te slaan werd het gemiddelde kalenderjaar met één honderdste dag, 0,01 dag, verminderd. Het zou 365,24 worden, maar dat was een te grote correctie. Vandaar de 'vondst' om "dat overslaan over te slaan". Zo af en toe, en het werd iedere 400 jaar. Waarom 400 en niet 500 of een ander, zelfs eenvoudig berekenbaar 'beter' getal? Wellicht gaf de eenvoud de doorslag. Deze 'vondst' leidde tot een verlenging van het gemiddelde kalenderjaar met

één vierhonderdste dag(= 0,0025 dag.)
Dat bracht het gemiddelde kalenderjaar op 365,2425. Dat is altijd nog 0,0003 dag teveel zodat wij over 3333 jaar een schrikkeldag moeten overslaan.
"Wilt u dat even in mijn agenda schrijven, mevrouw?"

Een andere manier om dit huidige gemiddelde lengte van het kalenderjaar te berekenen is om naar een periode van 400 jaar te kijken, want dat is de periode die zich telkens herhaalt. Dan voegen wij bij onze kalender van 365 dagen per eeuw 24 schrikkeldagen toe in de eerste drie eeuwen en 25 schrikkeldagen in de vierde eeuw. Dat maakt totaal 97 schrikkeldagen en gedeeld door vierhonderd is dat een verlenging van 0,2425 dag per jaar.

Wat zou er zijn gebeurd (puur rekenkundig gezien!!) als dat overslaan van het overslaan op 500 jaar was gezet? Dan was het gemiddelde kalenderjaar op 365,2420 terecht gekomen --iets te kort dus-- en wij zouden over 5000 jaar een extra schrikkeldag moeten toevoegen.

"Wilt u dat even in mijn agenda schrijven, mevrouw?"

Tussen 400 en 500 ligt dus een getal dat ons ontslaat van de behoefte nog ooit te moeten corrigeren. Wellicht kende Clavius dat getal ook, maar was hij politieke kever genoeg om daar zijn mond over te houden en te denken: "Wie dan leeft, wie dan zorgt". Huidige politici sluiten de ogen wel voor effecten op veel kortere termijn. Helaas.

Yzerfontein (ZA), 29 februari 2000