Ulises de nuevo en Ítaca

Capítulo 9 de 'La Ignorancia', Milan Kundera
(Segido por la traducción en Holandés por Gérard van Eyk)

Durante sus veinte años de ausencia, los ítacos conservaron muchos recuerdos de Ulises, pero no le añoraban, mientras Ulises sí sentía el dolor de la añoranza, aunque no se acordara de nada.

Puede comprenderse esta curiosa contradicción si reparamos en que la memoria, para funcionar bien, necesita de un incesante ejercicio: los recuerdos se van si dejan de evocarse una u otra vez en las conversationes entre amigos. Los emigrados agrupados en colonias de compatriotas se cuentan hasta la náusea las mismas historias que, así, pasan a ser inolvidables. Pero aquellos que, como Irena o Ulises, no frecuentan a sus compatriotas caen en la amnesia. Cuanto más fuerte es su añoranza, más se vacían de recuerdos. Cuanto más languedecía Ulises, más olvidaba. Porque la añoranza no intensifica la actividad de la memoria, no suscita recuerdos, se basta a sí misma, a su propio sufrimiento.

Tras acabar con los temerarios que querían casarse con Penélope y reinar sobre ítaca, Ulises se vio obligado a convivir con gentes de las que no sabía nada. éstas, para halagarle, le abrumaban con todo lo que recordaban de él antes de que se fuera a la guerra. Y, convencidas de que nada le interesaba más que su ítaca (¿cómo no iban a pensarlo cuando él había recorrido la inmensidad de los mares para volver de ella?), iban machacándole con lo que había ocurrido durante su ausencia, ávidas de contestar a todas sus preguntas. Nada le aburría más que eso. él sólo esperaba una cosa, que le dijeran por fin: "¡Cuenta!". Pero es lo único que nunca le dijeron.

Durante veinte años no había pensado en otra cosa que en regresar. Pero, una vez de vuelta, comprendió sorprendido que su vida, la esencia misma de su vida, su centro, su tesoro, se encontraba fuera de ítaca, en sus veinte años de andanzas por el mundo. Había perdido ese tesoro, y sólo contándolo hubiera podido reencontrarlo.

Al abandonar a Calipso, durante so viaje de regreso había naufragado en Feacia, donde el rey le acogió en la corte. Allí había sido un extraño, un misterioso desconocido. A un desconocido se le pregunta: "¿Quién eres? ¿De dónde vienes? ¡Cuenta!". Y él contó. Durante ocha largos días de La Odisea, recontruyó detallamente sus aventuras ante los feacios atónitos. En ítaca, sin embargo, no era un extraño, era uno de ellos y por eso a nadie se le ocurría de decirle: "¡Cuenta!"


Ulysses terug in Itaca
(traducción en Holandés, vertaling in het Nederlands)

Gedurende de twintig jaar van zijn afwezigheid, hadden de inwoners van Itaca veel herinneringen aan Ulysses bewaard, maar ze misten hem niet. Ulysses voelde het gemis echter hevig, hoewel hij zich niets van het eiland herinnerde.

Deze curieuze tegenspraak wordt begrijpelijk als wij er ons rekenschap van geven dat het geheugen, om goed te functioneren, behoefte heeft aan onafgebroken oefening: Als herinneringen niet van tijd tot tijd worden wakker gemaakt in gesprekken met vrienden, verdwijnen ze voorgoed. De emigranten die in groepen leven met landgenoten vertellen elkaar tot vervelens toe dezelfde verhalen die, aldus, onvergetelijk worden. Maar wie als Irena of Ulysses, zelden of nooit landgenoten ontmoeten, vervallen in geheugenverlies. Hoe meer heimwee, hoe erger geheugenverlies. Hoe meer Ulysses wegkwijnde, hoe meer hij vergat. Heimwee stimuleert het geheugen niet, het roept geen herinneringen op, het heeft genoeg aan zichzelf, geabsorbeerd als het is in zijn eigen pijn.

Na zich ontdaan te hebben van de vermetelen die met Penelope wilden trouwen en over Itaca wilden regeren was Ulysses genoodzaakt om met mensen samen te leven waarvan hij zich niets herinnerde. Om hem te vleien overstelpten ze hem met wat ze zich van hèm herinnerden van vòòr hij naar de oorlog was vertrokken. En, overtuigd dat hem niets boven Itaca ging, (hoe anders zou hij er zijn teruggekomen, nadat hij alle wereldzeeën had bevaren?), bleven ze steeds vertellen over wat er was gebeurd gedurende zijn afwezigheid, en stonden gretig klaar om op zijn vragen te antwoorden. Niets werkte hem meer op de zenuwen dan dat. Hij wachtte maar op één ding, dat ze hem eens zouden zeggen: "Vertel!". Maar dat was het enige wat ze nooit zeiden.

Gedurende twintig jaar had hij nooit aan iets anders gedacht dan aan terugkeren. Maar, eenmaal terug, zag hij met een schok dat zijn leven, de essentie van zijn leven, zijn centrum, zijn diepste schat, zich niet in Itaca bevond, maar in zijn twintig jaar zwerven over de wereld. Deze schat was hij nu kwijt en alleen door er over vertellen zou hij die terug kunnen vinden.

Toen hij Calipso had verlaten, op zijn reis terug, had hij schipbreuk geleden in Feacia, waar de koning hem aan het hof ontving. Daar was hij een vreemdeling geweest, een mysterieuze onbekende.

Aan een onbekende vraag je: "Wie ben je?, Waar kom je vandaaan?, Vertel!". En hij had verteld. Gedurende acht lange dagen van De Odyssee reconstrueerde hij de details van zijn wederwaardigheden aan de stomverbaasde inwoners van Feacia.

In Itaca, daarentegen, was hij géén vreemdeling, hij was er een van de hunnen en daarom kwam het in niemand op om hem te zeggen: "Vertel!"


Vertaling van Hoofdstuk 9 van /Traducción de Capítulo 9 de:
Milan Kundera, La Ignorancia, Tusquets Editores S.A. Barcelona, April 2000

Eindhoven, vrijdag/viernes 26 Mei/Mayo 2000
Vertaling/traducción: Gérard van Eyk
© traducción 2000, G.H.A. van Eyk