Orfeus achter de computer


Tim KRABBÉ SPEELT FLITSEND MET DE JAKOBSLADDER IN ‘KATHY’S DOCHTER’

ZONDER INTERNET, homepages en e-mail had Tim Krabbé Kathy’s dochter nooit kunnen schrijven, dus in die zin kun je dit een eigentijdse roman noemen. Toch rust het boek op een klassiek thema, dat van Orfeus, met dien verstande dat Krabbé het aloude verhaal op modern hedonistische wijze aanpast. Hij blikt terug op een jeugdliefde die hij destijds door eigen toedoen verspeelde, en verliest haar door dat omkijken natuurlijk definitief aan de dood, maar terwijl de mythische Orfeus zich na het oplossen van zijn Euridyce niet meer met vrouwen inlaat, rondt Krabbé het zaakje af door zich hartstochtelijk te werpen op de dochter van de vrouw met wie hij nog niet klaar was. Hij is daarbij eerlijk genoeg te bekennen dat hij in deze ongebruikehjke affaire een mooi verhaal ziet. Want dagen- en nachtenlang met een leuke meid in bed liggen is één ding, maar een schrijver leeft altijd met een dubbele agenda.

Bovendien weet Krabbé het zo handig te spelen, dat het lijkt alsof dit buitenkansje als man van 56 eens even duchtig van bil gaan met een hupse griet van 28 hem alleen maar is overkomen. Die dochter, Laura Westerdijk, nam in 1999 het initiatief om Tim Krabbe per e-mail te benaderen, teneinde hem te vertellen dat zijn vriendinnetje uit september 1962 Kathy (Tineke, Teuntje) Melsen was overleden en dat zij graag wat meer wilde horen over het verleden van haar moeder.

De dochter had zijn adres op zijn homepage gevonden. Voordat ze elkaar ontmoeten, gaan er diverse mailtjes heen en weer en neemt Krabbé een kijkje op de homepage van Laura’s vriend. Daar vindt hij foto’s van haar, en van de moeder die zijn vriendin was toen hij 19 was en zij 20.

Daar begint het flitsende spel met de jakobsladder dat Krabbé in Kathy’s dochter met grote vaardigheid uitvoert. Na zijn eerste mail aan Laura schrijft hij : ‘Het was alsof er een nieuwe jaartelling was begonnen.’ De oudere schrijver, een gescheiden vader met ‘twee halve vriendinnen’, denkt aan vroeger, aan de ‘misdaad’ die hij beging toen hij het zomaar uitmaakte, aan de zelfoverschatting waaraan hij als jongeling leed tegenover de buitenechtelijke Kathy, die slechts op de huishoudschool had gezeten. Maar in plaats van uitgebreid te gaan rouwen om die blunder van toen, voelt hij ook de spanning van de uitdagende dochter met wie hij veel meer wil dan enkel samen die dode vrouw gedenken.

In Kathy’s dochter, dat ook Laura’s moeder had kunnen heten, worden tal van contrasterende motieven om en om gebruikt, zodat Krabbé erin slaagt het antieke thema in een vederlicht hedendaags verhaal onder te brengen. Toen en nu, rouw en liefde, spijt en genot, alles wordt ondersteboven en achterstevoren gekeerd. De bleue werkstudent van 1962, die in de fotozaak Linneman aan de Nassaukade te Amsterdam een lief meisje leerde kennen en alles fijn en heerlijk vond, verandert in een handomdraai in de jongevrouwenmagneet van 56 die inmiddels precies weet waar hij dat fijns en heerlijks kan aantreffen, en die zijn vlam Laura niet laat schieten voordat ze uitputtende bedsessies, met seksfoto’s en al, hebben afgewerkt.

In zijn verliefderigheid slaat Tim Krabbé-op-leeftijd nog steeds een toon van jolige oppervlakkigheid aan, waarbij niet geheel duidelijk is of dat register herleeft doordat Laura Westerdijk dit opwekt (het zal niet voor niets vermeld worden dat zij als ‘revalidatieverzorgster’ werkzaam is), of dat hij eenvoudig niet bij machte is een voiwassener houding aan te nemen.

Maar net als je denkt dat Tim Theemuts zich niet zo fier op de borst hoeft te kloppen dat hij in die 37 jaar tussen Kathy en Laura zo weinig is veranderd, klapt het verhaal voor de zoveelste keer om: is Laura niet eigenlijk bezig wraak te nemen op haar moeder (die haar op haar l7de hardhandig het ouderlijk huis uit schopte), door een halfjaar lang de man te nemen van wie de moeder slechts zo kortstondig het vruchtgebruik genoot? Aan het slot blijkt Laura verliefd te zijn geworden op een ander. Heeft zij Timmetje eventjes gebruikt, om na die zinnelijke episode voor veiligheid te kiezen, net als haar moeder deed in 1962, toen die terugkeerde bij de vriend die zij al kende lang voordat ze zich de caprice met die dromerige werkstudent toestond?

Is de gearriveerde macho Krabbé niet al die tijd feitelijk dezelfde speelbal gebleven?

Zelf onderzoekt hij deze vragen niet. Daar is zijn natuur niet naar. Bovendien is hij schrijver, wat hij in 1962 al wilde zijn, toen hij al een manuscript voltooide over zijn relatie met Kathy: Belemmerd uitzicht. Dat boek kan hij nu verwerken in een nieuwe roman: Kathy’s dochter. Zodat klap! daar gaat de Jakobsladder weer. De laatste roman van Tim Krabbé ook zijn eerste is.

Een man verhaalt van zijn liefde voor ‘een vrouw van 20, en haar dochter van 28’. Met de tweede wil hij niet de fout maken die hij met de eerste beging, maar kijk eens hoe schaamteloos hij zich daarin een opportunist betoont:

‘Nooit zou haar door mij iets overkomen dat haar verdriet deed. Zij moest het doen.’

Let op dat ‘moest’: zo kom je wel heel gemakkelijk onder je schuldgevoel uit. En wat Is hij anderzijds weer aandoenlijk, in zijn angst dat Laura het daadwerkelijk uitmaakt: In de bus naar het vliegveld staat de klok op 12.34. Misschien kunnen we afspreken dat we de rest van ons leven aan elkaar zullen denken als we ergens een klok op 12.34 zien staan. Maar dan weten we nog niet of het op dezelfde dag is. Of die klokken lopen niet gelijk. Of er zijn tijdsverschillen tussen ons. In het vliegtuig ril ik van de zenuwen over ons weerzien. Ik weet dat ze het uit gaat maken, maar hoe zal het zijn?

‘En zij moest het doen, ik hoefde alleen maar zieligzielig te zijn. Computerfout, de beste tot nu toe in dit boek, die laat ik staan.’ Een gekke zin, waarmee Krabbé ineens uit het relaas stapt en de lezer deelgenoot maakt van het schrijfproces van Kathy’s dochter. Gek, maar passend in een roman waarin de computer zo driftig wordt gebruikt, en ook bruikbaar voor de tempowisselingen die Krabbé in staat stellen het nostalgische en statische Kathy-verhaal alsnog op te nemen in een vlot verhaal, door het geregeld te onderbreken met die ontregelende snelheid van de moderne tijd. Het halve jaar met Laura neemt niet meer pagina’s in beslag dan de maand met Kathy.

Op deze manier lukt het Krabbé behoorlijk een verhaal over drie leeghoofden zo op te bouwen, dat je het boek niet halverwege wilt dichtslaan om een wat substantiëlere roman ter hand te nemen. Eerst zien hoe dit afloopt; eerder sla je Kathy’s dochter niet dicht. Is dat niet wat men met een pageturner bedoelt, en is dat niet het geheim van Tim Krabbé, dat hij met zulke personages toch een alleraardigst verhaal kan maken?

Wat zag Tim in Kathy en wat ziet hij in Laura? Hij vindt ze lief, leuk, geestig, lekker. Wat zien die vrouwen in hem? Afgaande op de genoteerde dialogen:

idem dito. Niet iets om voor te gaan zitten, zo’n vertelling over een jong stel in 1962 en een ongelijk stel in 1999-2000, en al helemáál niet verwonderlijk dat de amourettes maar geen diepe liefdes kunnen worden.

En toch (klap!) maakt Krabbé aannemelijk dat die stompzinnige verliefdheden diep kunnen ingrijpen, en je zelfs tot een orfische roman kunnen aanzetten, die boeiender is dan een geschiedenis over twee mensen die heel lang heel zeker weten voor elkaar de ware te zijn. Tim Krabbé schrijft geen proza om van te smullen. In Kathy’s dochter staat geen zin of alinea die het onthouden waard is. Het slotstuk, de hereniging met de dode geliefde, ontbeert elke achterbergiaanse allure. Maar deze schrijver houdt je, als altijd, wel een paar uurtjes van de straat. Klap.

Arjan Peters

Tim Krabbé: Kathy’s dochter.

Bakker; 271 pagina’s; € 17,95.

ISBN 90 351 2373 5.

Tim Krabbé

FOTO GUUS DUBBELMAN DE VOLKSKRANT