Enrico Merli
Een portret

--"Met deze installatie kan ik 2000 liter olie per campagne produceren. Als ik in twee ploegen werk, wordt dat 4000 liter, en als ik er alleen maar eenzelfde pers bij koop, haal ik de 8000. De rest is groot genoeg".

Ik stond met Enrico Merli in een kraakheldere ruimte met de nieuwe roestvrijstalen machines van italiaanse herkomst. Een kwartier eerder had ik langs de weg een bordje gezien: "Wine & Olive Farm, Merli". Nieuwsgierig reed ik binnen. Het was een prachtige oprijlaan. Niet wijds of imponerend maar sober en mooi, lang en recht, met aan beide zijden een dubbele rij rijzige eucalyptusbomen.

--"Ja, ik ben eerste generatie Italiaan. Mijn vader kwam hier als jonge man. Negen jaar geleden heb ik dit terrein gekocht uit een falliete boedel. Meteen hebben we 10 ha olijven geplant. We waren nog niet eens aan het huis begonnen. De twee volgende jaren nog eens 10 ha, zodat ik nu 30 ha met 10 duizend bomen heb staan. Dit jaar hadden we 2000 liter".

Hij was een vijftiger; een lange slanke man. Was hij zijn hele leven boer geweest?

--"Nee, integendeel. Mijn vader vond werk als vrachtautochauffeur en ik heb een transportbedrijf gehad. Dat heb ik goed verkocht".

Ik had inderdaad gezien dat dit geen hobbybedrijf was. Hij was ook meer het type van de plantmanager dan dat van Boer. Hoe zat dat?

--"We hadden al langer een schapenfarm in het noorden. Ik beheerde dat op afstand, alleen financiëel-economisch, maar je raakt toch met het soort bedrijf vertrouwd. Wij wilden 'ooit' op de boerderij gaan wonen, maar toen het erop aankwam, hebben wij voor dit klimaat gekozen. Bovendien is mijn Italiaanse familie ook wijn- & olijfboer".

Hij was een 'self-learner': Hij keek, hij luisterde en wist weer wat meer. Hij wist ook van de geheimzinnige 'grote projecten' waar ik van had gehoord om met 'heel veel' buitenlands geld 'reusachtig' grote olijvenplantages te maken. "En om vette EU subsidies te vangen", voegde hij er lachend aan toe.

--"Maar ik ben gewoon zelf begonnen; zij praten nog steeds".

Hij had plezier in mijn 'ondervraging' en mijn 'meedenken'. Ik voelde weer mijn oude liefde voor machines en het organiseren van een logische produktiestroom, het beroep van mijn jonge-ingenieursjaren. Toen het gesprek later op de marketingaspecten kwam, had ik dat net zo.

--"Mijn enige zoon doet de marketing. Wij verkopen vooral aan eindgebruikers, restaurants, hotels. Exporteren doen wij incidenteel, net als met de wijn. Wij proberen vaste voet te krijgen buiten de supermarkten om".

Ik begreep die strategie volkomen en stelde detailvragen waar hij helder en zorgvuldig op inging. Het woord 'liefdevol' schoot mij te binnen. Hij was het type manager-ondernemer dat zijn idee koestert en geduldig verzorgt. Geen patriarch die alles regelt. Zo praatte hij over de carrière van zijn zoon, zo praatte hij over zijn bedrijf. Het weinige dat hij had gezegd over de schapenfarm had net zo 'liefdevol' geklonken. Maar over zijn bedrijf in Johannesburg was hij kortaf geweest. Johan van Zyl was er weggevlucht voor de stress en de misdaad. Hoe was het hem vergaan?

--"Ik ben er niet persoonlijk bedreigd en mijn vrouw ook niet. Maar ik zag die bui wel hangen. Zolang je nog gezond en organisch groeit, zolang je bedrijf nog niet zijn 'organische' plafond heeft bereikt, heb je daar ook geen last van. Je wordt met rust gelaten. Als je daar doorheen probeert te breken kom je met dat soort praktijken in aanraking. Òf je moet zelf met dat soort praktijken beginnen, òf het komt op je af".

--"Bent u er, per saldo, op tijd uitgestapt?".
--"Nee", zei hij met een lichte zucht, "maar die schapenfarm heb ik wel op tijd losgelaten".
--"En uw zoon?"

Hij glimlachte: "Ik heb hem losgelaten, denk ik, maar hij weet het nog niet. Hij gaat nog wel eens echt zijn eigen gang".

--"U gebruikt vaak 'wij'", merkte ik voorzichtig op, "op wie slaat dat eigenlijk? Uw vrouw? Of hebt u zakenpartners?Of is uw zoon uw partner?".

Hij keek mij even wat starend aan en zei toen:
--"Uw vraag verrast mij wat. Ik geloof dat ik dat inderdaad vaak doe, maar ik heb geen zakenpartner. En van mijn zoon, hoe enthousiast hij ook voor de zaak is, verwacht ik ook niet dat hij de zaak ooit overneemt. Nee, over uw vraag moet ik even nadenken".

Hij bood mij aan om van zijn tafelolijven te proeven en van zijn wijn. Hij liet mij even alleen voor een telefoontje. Toen hij terugkwam zei hij lachend:
--"Dat was de orderbevestiging voor een zending naar Nedeland. Een paar van uw landgenoten waren laatst hier en vroegen hoe ze op een economische wijze deze wijn --en hij wees op de fles die hij had aangebroken-- naar Nederland konden zenden. Ze waren er verrukt van en wilden een partij om aan vrienden te geven. Toen heb ik wat gerekend en kwam op een optimum bij één kubieke meter per zeevracht. Dat is een pallet met 30 dozen. In drie weken is het daar. Voor mij en mijn zoon was dat ook een verrassing, zulke lage transportkosten per fles. En nu belde mijn bank op dat de betaling OK was".

Hij schonk een glas en nam er zelf ook een. De olijven waren licht gekruid, maar ik vond ze nog vrij sterk, verliefd als ik nog was op de bijna natuurlijke Lucques Classique die ik in de Languedoc had leren kennen het vorig jaar.

--"Wat dat 'wij' zeggen betreft...", begon hij, "ik denk dat ik daar telkens iemand anders mee bedoel. Het kopen van deze plaas heb ik sterk samen met mijn vrouw gedaan. Maar over de inrichting voel ik mij verbonden met mijn familie in Italië die ik verschillende malen heb bezocht. Maar nu, voor het bedrijf, heb ik twee zware medewerkers, een voor het buitenwerk en een voor de wijnkelder, daar voel ik mij sterk mee verbonden als ik ´wij´ zeg".
--"U bent meer het type van telkens verschuivende coalities, naargelang uw ideeën".
--"Zo zal het zijn", zei hij nadenkend.

Ik moest en zou nog een andere wijn en andere olijven proeven, hij wou weten wat ik er van vond. Marktonderzoek, had hij gezegd, deed hij niet aan. Hij luisterde goed naar wat bezoekers zeiden. Hij had een paar jaar geleden olijfolie gemaakt van een kwalitatief mindere olijf, maar een groepje italiaanse bezoekers waren er verrukt van geweest.

Ik begon behoefte te krijgen aan afscheidnemen. Ik was vol indrukken, maar ik had ook nog veel vragen en vond het gesprek nog steeds boeiend door de verrassende wendingen die het telkens nam.

--"Misschien kwets ik u met deze vraag", begon ik voorzichtig, "maar aan heel veel details zie ik dat u dit bedrijf ook gaat loslaten. Hebt u daar al een concreet plan voor?"
--"Nee, u kwetst mij niet in het minst. U stelt een belangrijk punt aan de orde dat de meeste ondernemers niet eens durven overwegen, maar voor mij is het een uitgemaakte zaak".
--"Een project zogezegd".
--"Inderdaad, alleen ik ken ik de tijdschaal niet".
--"U bent er dus bewust mee bezig. Kunt u daar wat van zeggen?" en ik vertelde van de 'black empowerment' projecten die ik had gezien. Hij luisterde aandachtig, stelde vragen, maar zei tenslotte:
--"Ik heb dat probleem niet. Ik heb niet een plaas met een bestaande groep werkers hoeven overnemen. Ik heb een schone lei. Anders dan de meeste traditionele boeren stel ik de eis dat ze tot op het laagste niveau perfecte vakmensen moeten zijn en dan kunnen ze ook een hoog loon waarmaken. Daarvoor trek ik ze aan en daarvoor leid ik zeop".
--"Het moeten hands-on learners zijn zoals u zelf".
--"Inderdaad. En verder neem ik van harte deel aan het door de overheid voorgeschreven winstdelingsprogramma. Ik ga nog wat verder in de vorm van aandelen in het bedrijf. Ze moeten het niet zomaar als 'inkomen' zien en mopperen als er geen winst te verdelen valt. Het is belangrijk ze te laten meevoelen dat er ups & downs zijn in de winst. Dat is heel belangrijk. Ik heb niet alleen een heel open boekhouding, ik zorg ook dat het tot op het laagste niveau wordt begrepen".
--"U probeert ze af te helpen van die fatale 'werknemersmentaliteit'".
--"Fataal ja, dat is het, en het zit er diep in, zelfs in mensen met goede diploma's en opleidingen".
--"U weet toch dat alle opleidingen, haast per definitie, die werknemersmentaliteit in stand houden door systematisch het juist napraten van leraren, boeken en professoren te belonen?".
--"Het zit heel diep", knikte hij instemmend.

Tot slot was ik nieuwsgierig naar zijn menig over de politieke 'transformatie' en vroeg bewust tendentieus:
--"U hebt dezer dagen toch ook in de krant gelezen van de incompetentie van het ministerie van sociale zaken dat maar één procent van hun rijkelijke 1999-budget voor armoedeverlichting heeft kunnen toewijzen. En zo zijn er talloze verhalen. Dat zijn geen sprookjes die gefrusteerde blanken verzinnen en aandikken".
--"De incompetentie is ontstellend, echt heel erg, maar wat u als buitenlander niet ziet", zei hij lichtelijk terechtwijzend, "zie ik wel. Ze kunnen heel snel leren, maar hebben een keiharde confrontatie of mislukking nodig. Ik merk dat met mijn contacten met kleine plukjes ambtenaren hier en daar die dat hebben geleerd en nu weten wat er van hun verwacht wordt. En nu kunnen ze het ook".

Toen ik weer in de auto zat, twee uur later, realiseerde ik mij dat het woord reconciliation niet was gevallen, maar het was permanent aanwezig geweest. Enrico Merli was een reconciliator op zijn eigen manier, net als met de olijven, volgde hij niet de mainstream.

Yzerfontein, Zaterdag 18 Maart 2000
© 2000, Gérard van Eyk