Old soldiers never die.

Ik had hem al vaker bij de ingang van de 'one-stop-shopping' supermarkt zien rondlopen; af en toe stak hij een handje uit als een leverancier iets kwam brengen. Dat 'one-stop' sloeg op het feit dat ernaast een drankhandel was, kennelijk van dezelfde eigenaar. Eerst dacht ik 'het is een zwerver', maar later bleek hij toch meer bij de inboedel te horen, al wist ik niet hoe. Een aktieve jongeman die meestal in de drankwinkel stond, deelde de lakens uit, ook in de supermarkt. Het was een oude, rijzige man. Hij leek extra groot wegens zijn rechte rug recht en zijn blik gericht op de horizon. Een ex-zeeman, dacht ik. Joviaal, maar net of hij je niet zag als hij je begroette.

Op de stenen trap bij de ingang zag ik drie strings met wat visjes liggen. Kersvers neergelegd. Ik had er wel zin in en vroeg hem of het te koop was.

"Nee", zei hij, "maar ik zal de eigenaar van die visjes even waarschuwen" en hij kwam terug met een arbeider uit de haven die wel een string kwijt wilde. En zo ging de koop toch door.

Ik kwam met hem aan de praat en hoorde dat hij inderdaad de eigenaar was van beide zaken.
-- "Hebt U dat uw hele leven gedaan?", vroeg ik.
-- "Nee", zei hij met een zekere trots, "ik ben van een soldatenfamilie. Mijn grootvader vocht in de Boerenoorlog, mijn vader in de eerste wereldoorlog en later ook in de tweede toen hij al 50 jaar was. Ik alleen in de tweede. Die zaak ben ik begonnen om wat te doen te hebben daarna".

En hij vertelde van de zuidafrikaanse bataljons die in '14-'18 in Noord Frankrijk in het Britse leger hadden gevochten en in Italie in WO-II.
-- "Zuid-Afrikanen waren zeer gewilde soldaten en hebben overal ter wereld gevochten", eindigde hij zijn verhaal.

Hij had zelf, nog vóór WO-II, in Abesinië gevochten tegen de Italianen. Toen had hij nog een stuk woestijnoorlog meegemaakt.
-- "Lang voor El Alamein", voegde hij er wat treurig aan toe.

Tenslotte had hij in Italie de laatste jaren van de oorlog meegemaakt. Hij was altijd navigator geweest in vliegtuigen.
-- "Maar", zei hij op zijn keel wijzend, "die wordt wat droog. Ik moet weer wat medicijn nemen, ik moet even naar mijn apotheker".
Dat klonk redelijk, maar door zijn samenzweerderige glimlachje schoot mij onmiddelijk de werkelijke betekenis te binnen: Hij was een alcoholist en was weer aan een borrel toe.
-- "Howard is 'my dispenser'", had hij nog gezegd en liep naar buiten naar het restaurant aan de overkant waar ik wel vaker kwam.

Een paar dagen later, om een uur of elf, zat ik bij Howard en zijn vrouw te praten en hij komt binnen. Joviaal op zijn manier. Omdat Howard en zijn vrouw aan het werk moesten, nodigde ik hem uit aan mijn tafeltje. Howard brengt hem een glas whisky of iets dergelijks en een geopend -- heel klein -- Coca Cola blikje. Hij neemt een slokje, en daarna drinkt hij in een paar teugen het blikje leeg. Dan giet hij de rest van het glas in het blikje, en met datzelfde samenzweerderige glimlachje zegt hij tegen mij:
-- "Dan heb ik wat voor straks".

We praten wat, en na een tijdje vraagt hij een tweede glas aan Howard. Weer datzelfde ritueel: Een slokje nemen en met die samenzweerderige glimlach giet hij de rest van het glas in het blikje:
-- "Voor straks, de dag is nog lang".

Howard legde mij later uit dat hij een strenge afspraak met hem had: Hij kon twee keer per dag komen en dan kreeg hij hoogstens twee glazen. En niet vóór 11 uur. En zo ging het al een paar jaar goed. Van zijn zoon, die de winkels beheerde, kreeg hij geen druppel. Dat was ook de afspraak. Wellicht had hij nog steeds behoefte aan streng gezag en strenge regels.

Zoals in het leger.

Yzerfontein, 27 februari 2000
© 2000 Gérard van Eyk