Mijn TIA op bezoek

Tia is het spaans voor tante: Ik had mijn tante op bezoek, zou je denken. Maar nee! het was een transient ischemic attack, maar dat wist ik pas toen alles ruimschoots voorbij was. 

Over die TIA weet ik nu wat meer. Opeens ontmoet je mensen die het 'ook' hebben meegemaakt. Alle ouderen schijnen het te weten. Ze waren 'voorgelicht'. Ik niet. Ik dacht meteen aan mijn zwager Hans die kortgeleden, enkele maanden na zijn eerste attack, heel onverwacht overleed, terwijl iedereen nog op een rolstoeltoekomst rekende. Ik dacht ook aan een ziekenhuisbed met veel slangetjes, en van donkere afgesloten onaanspreekbaarheid. "Hij ligt in coma", zou ik het bezoek horen zeggen. Jarenlang, zoals de broer van mijn vader toentertijd. Ik bleef wel helder over wat ik hoorde, maar ik werd niet begrepen, voorgoed niet. Misschien is dat ook wel zo met een coma. Pas veel later, toen alles voorbij was, verbaasde ik mij pas over mijn helderheid. Maar misschien vindt de coma-patient ook dat hij helder denkt.

Hoe dan ook, mijn huidige 'levensplan' stortte als een kaartenhuis ineen. Nog geen twee weken eerder, toen ik mijn pols brak en typen --om escritor te zijn-- en koffers sjouwen --om itinerante te zijn-- opeens waren verdwenen. Dat was mijn eerste bewuste gedachtenflits toen ik voelde hoe mijn pols dubbelgeslagen onder mijn buik lag. Het was op de koude grond voor mijn voordeur, waar ik over een paar stenen struikelde, daar in dat afgelegen vissersdorpje in Fuerteventura. Dat was weer het eerste wat in mij opkwam: Dit is het einde van mijn escritor itinerante-carrière. Misschien ontstond in die minuten het 'could be worse'-gevoel wat ik nu heb.

Het was niet een gewone 'slapende arm'. Dat was mijn eerste beeld toen ik wakker werd. Met mijn rechter arm die in het gips zat, kon ik de arm optillen: Dòòr en dòòr gevoelloos, niet dat lichte tintelen van een slapende arm. 

Ik probeer mij om te draaien. Dan blijkt ook mijn hele linkerbeen zo slap en gevoelloos: 'Een attack', schiet mij door het hoofd. Ik probeer meteen of ik kan praten. Nee! Ik weet het nu zeker, geen enkele articulatie, haast geen keelgeluid zelfs, het is een attack! Halfverlamd verzorgd, jarenlang, door een kundige Pleegzuster Bloedwijn die niet begrijpt dat ik alles wat ze zegt perfect versta. Zij spreekt mij toe als een debiel. Dat is het beeld.

Ik ga verder op verkenning. Links van top tot teen gezond en gespierd. Rechts een lijk dat nog warm is. Ik moet met die gespierde helft toch overeind kunnen komen? Misschien kan ik mij wel tot aan de telefoon slepen die op het andere bed staat. Toevallig staat die boven, want ik had de laatste dagen in bed gelegen om een onverwachte koorts uit te zieken. Een toevallig-gelukkige kans, want de steile wenteltrap naar beneden is echt onmogelijk. Maar zelfs een beetje overeind komen lukt niet: een half lijf is géén lijf. Wat kan ik nog doen? Mijn linkerhelft is gezond en stevig en heeft energie. De andere helft is ver weg en in zichzelf gekeerd, autistisch. 

Ik ga het koesteren om te laten merken dat ik er nog ben. Voorzichtig, zacht, maar duidelijk. Met mijn gipsarm streel ik, met mijn voet streel ik, met mijn hele lijf maak ik schud- en wiegbewegingen. 'Wordt wakker', signaleer ik teder, niet smekend, want dat zou te veel kunnen zijn voor dit diep-, heel diep geschrokken kind. Het is als een intieme dans. Ik denk aan een tango in een krottenwijk aan de Rio de la Plata, melancholisch en uitzichtsloos: We hebben elkaar toch nog?

'Dit soort 'perils of the road' verschijnen in de mythische heldenverhalen altijd in drievoud', had ik tegen mezelf gezegd vòòr ik insliep. De gebroken pols twee weken eerder, en de griep & koorts van de laatste week, hadden mij op mijn nummer gezet: Bomen groeien niet tot de hemel. 'Het is de test om zeventig te mogen worden. Net als de beproevingen in de laatste maanden voor je zestig werd', had ik gezegd. Die betekenis had ik er aan gegeven. Bewust een produktieve. En die derde test zou ik ook wel doorstaan. 'I'll cross that bridge when I come to it'. Vlugger dan ik dacht was ik zo ver. Ik had weer een beeld. Wat mij overkwam had weer betekenis. Wat er ook zou gebeuren. Welke afloop dan ook. Was mich nicht tötet, macht mich stärker. De natuur heeft geen problemen; mensen maken dat ervan. We hebben elkaar toch nog?

Maar de natuur zou niet voor mij opbellen, dat probeerde ik dan maar zelf. Geen succes, maar toch, ik kreeg heel subtiele signalen terug van mijn autistische wederhelft. Ik weet niet meer welke fasen ik doorliep, maar na dat eerste kwartier kreeg ik iedere vijf minuten een steeds mooiere levensvisie. Ik doe dat altijd heel levendig. Toen ik mij na een half uur zag zitten in een rolstoel met motor, weliswaar scheefhangend, kreeg ik tranen in mijn ogen van geluk. Ik was er toen net in geslaagd op de rand van het bed te zitten, al viel ik even later weer om. Toen ik kon staan zong ik, met een tong die nog wat stijf was, alle studentenliederen die ik mij herinnerde. Een beetje lallend en 'dapper'. Net als toen wellicht.

Nog een kwartier later ging ik 'kontje-zit' de wenteltrap af. Weer wat later stampte ik beurtelings met mijn rechter- en linkervoet op de grond, ongelovig dat ik geen verschil meer voelde tussen links en rechts. Toen heb ik ook maar niemand meer gebeld, althans niet onmiddellijk. 

Pas in de ochtend bel ik mijn dochter. Zij is arts. Zij legt mij uit wat er aan de hand is geweest. Zij begrijpt ook mijn verbouwereerdheid, want ze vergelijkt het met een meisje dat onvoorgelicht voor de eerste keer menstrueert. Wèl voorgelicht zou dat niet zo´n intense beleving zijn geweest. Ik zou veel hebben gemist. Nu heb ik waardevolle bagage gekregen voor de rest van mijn reis. Gewichtsloze bagage.

Pas een paar dagen later kijk ik de Encyclopædia Britannica:

transient ischemic attack n (1966): a brief episode of cerebral ischemia that is usu. characterized by temporary blurring of vision, slurring of speech, numbness, paralysis, or syncope and that is often predictive of more serious cerebral accidents--abbr. TIA

Transient ischemic attacks (TIAs) are the mildest, the symptoms lasting only for minutes or hours. They are usually caused by small emboli, such as fragments composed of blood cells or cholesterol, that are swept into the brain's circulation from the arteries of the neck or elsewhere

Transient ischemic attacks (TIAs) occur before stroke in 20 percent of patients and consist of sudden onset of one or more of the following symptoms: temporary loss of vision in one eye, unilateral numbness, temporary loss of speech or slurred speech, and localized weakness of an arm or leg. Attacks last less than 24 hours and resolve without permanent damage until the stroke occurs. 

Zoals de Britannica het beschrijft, is het mijn TIA niet. Mijn TIA is een melancholieke tango. Het had de laatste kunnen zijn. Maar na deze ging mijn reis verder. Nietsche had gelijk: Was mich nicht tötet, macht mich stärker.

San Sebastián de La Gomera, Donderdag, 25 Maart 1999

© 1999 G.H.A. van Eyk, escritor itinerante.