J.T. Fraser, Time, the familiar stranger (1987)

IBSN 0-87023-576-1

     Al een paar maanden lees ik gefascineerd in één boek. Van vóór naar achter en van achter naar vóór. En kris-kras. En iedere keer opent het nieuwe perspectieven en ontdek ik andere verhaallijnen. Vanaf het begin nam ik mij voor daar een samenvattend of illustrerend verhaal over te schrijven voor de lezers van Mijn Dagboek, maar ik moest het telkens uitstellen: Het was te veel en te complex om recht te doen aan de rijkdom van het boek. óf ik zou blijven steken in de oppervlakkigheid van een totaaloverzicht, óf ik zou onsamenhangende anecdotes vertellen.
     Ik herinnerde mij de uitspraak dat de beste samenvatting van een boek het boek zelf is. De schrijver heeft daarin al de allerkortste vorm gevonden van wat hij te vertellen had. Wat wil je daar aan verbeteren?
     Maar, als reizend schrijver en 'street observer' ben ik eerder een verteller dan een samenvattingenproducent: Ik zou over mijn reizen door het boek, net als over mijn 'street observations' kunnen vertellen: Wat fascineerde mij? Wat zie ik er in? Wat was adembenemend?

     Wat mij allereerst fascineerde was de schrijver zelf. Ik was op zoek naar filosofieën over tijd en ik stroopte eerst de encyclopedieën af en toen het internet. Wat de moderne studie over tijd betreft wezen alle pijlen in de richting van de filosoof J.T. Fraser, de enthousiaste drijfkracht achter The International Society for the Study of Time (ISST) en de bijbehorende websites www.studyoftime.org en www.timesmith.net. Uit de inhoudsopgaven van de Proceedings van de tweejaarlijkse bijeenkomsten van ISTT die al meer dan twintig jaar worden gehouden bleek dat het thema tijd op de allerbreedste en allergrondigste manier werd uitgediept. Fraser (79 jaar) was de enthousiaste centrale figuur die telkens opnieuw wetenschappers uit de meest uiteenlopende vakgebieden wist te stimuleren diepgaand over de tijdsaspecten van hun gebied na te denken en de resultaten te presenteren: Kunst-, cultuur-, alfa-, beta- en gammawetenschappers. Hij wordt ergens de grootste tijd-filosoof van deze tijd genoemd. Wellicht terecht.

En Fraser zelf is ook een produktief schrijver. Hij publiceerde:
     --Of Time, Passion, and Knowledge: Reflections on the Strategy of Existence (1975) Een
     encyclopedisch overzicht met 80 pagina's referentie.
     --Time as Conflict: A Scientific and Humanistic Study (1978)
     --The Genesis and Evolution of Time: A Critique of Interpretation in Physics (1982)
     --Time, the familiar stranger (1987)

     Ik aarzelde, want ik kon mij voorlopig maar één boek permitteren. Het werd het laatste, want daar heeft hij zelf van had gezegd dat hij eens 'gewoon' over tijd wilde schrijven, zonder bij iedere bewering een voetnoot en een referentie te moeten voegen. Inderdaad, hij heeft het weten te beperken tot een tien pagina's lange 'bibliographic sampler' en hier en daar wat onvermijdelijke voetnootjes. Het is geen gemakkelijke stof en het is véél. Wat wil je? als je meer dan twintig jaar intensief bent omgegaan met specialisten uit alle hoeken van onze cultuur? Fraser blijkt een uitstekende vertelstijl te hebben die de lezer helder 'op koers' houdt met de grote lijnen, en intussen op allerlei verrassende details, zijpaadjes en boeiende metaforen wijst. Maar daarmee is niet gezegd dat het een gemakkelijk boek is.

     Er zitten verschillende 'vertellijnen' in het boek waarvan ik er wel een paar in een kort verhaal wil navertellen. "En hoe vertel je alles over tijd? Het is zóveel en zó complex, Hoe struktureer je dat?" vroeg ik mij nieuwsgierig af.

     Fraser koos daarvoor een unieke ingang. Op een grafsteen vond hij een vijfregelig gedicht en dat gebruikte hij als indeling van zijn hoofdstukken. Het zijn de kernvragen en antwoorden die de mens zich stelt als hij over tijd nadenkt. Dat wordt mijn eerst vertelling.

     Op het kleine kerkhof van Stinsford, Dorset, ligt de Anglo-Irish dichter Cecil Day Lewis (1904-1972), Poet Laureate benoemd in 1968, maar ook als Nicholas Blake schrijver van detectives met Nigel Stangeways als held. Als groot bewonderaar van Thomas Hardy wilde hij zo dicht mogelijk naast hem begraven worden. Dit is zijn zelfgeschreven grafschrift:

Is it far to go?

Shall I be gone long?
For ever and a day

To whom there belong?
Ask the stone to say,

Ask my song.

Shall I be gone long?
     Dieren zijn zich niet bewust van hun eigen dood. Ze kennen alleen het nu, geen verleden en soms een beetje toekomst. "Ik kan mijn hondje uitleggen dat ik hem dadelijk eten zal geven, maar er is geen enkele manier om het uit te leggen dat ik hem gisteren of vanmorgen heb gevoerd", zegt Fraser beeldend.
     Ergens heeft de mens in zijn evolutie die grens overschreden en was hij in staat om verleden en toekomst de relateren aan zijn dierlijke heden en werd zich bewust van zijn eigen dood. Deze vooruitgang had ook tot gevolg dat hij voorgoed de innerlijke rust van een tevreden dier verloor. Rusteloosheid en chronische onzekerheid werd ook zijn deel en het eeuwig en voorgoed weg te zijn na de dood was een onaanvaardbaar idee. Onze voorouders begonnen te 'onderhandelen' met dat lot in de hoop het te ontlopen en we onderhandelen nu nog. Onze grote duurzame verworvenheden kwamen er uit voort: de religies, de filosofieën, de kunsten en de wetenschappen. Ze komen allemaal aan de beurt in het eerste hoofdstuk met die 'onderhandeling' als bindende factor. Onder "Language, the Architect of Time" zegt hij dat micro-organismen met chemicaliën communiceren en gaat gedetailleerd in op de signalen waarmee een bepaalde sprinkhaan het hof maakt en bouwt dat uit tot de rol van taal en communicatie in onze overtuiging dat de manier waarop wij tijd en identiteit beleven in overeenstemming is met het universum.

For ever and a day
     is een antwoord op de eerste regel. Het gaat om het rekenen met tijd: klokken, kalenders en chronologieën. Maar de vraag naar wàt we meten als we tijd denken te meten blijkt onbeantwoordbaar. De tijd meet zichzelf, er bestaat niet zoiets als een onafhankelijke meetlat. De beste klok die wij kunnen bedenken is de maatstaf, maar wat is de beste? Dat geeft de gelegenheid om allerlei klokken, van atoomklokken tot historische klokken die tijd, maanstand en wat al niet meer met grote nauwkeurgheid nabootsten in detail te analyseren in hun filosofische betekenis. De jaartellingen, die proberen de zon- en maanbewegingen te beschrijven en te voorspellen, worden gedetailleerd besproken, ook exotische, zoals de Chinese die iedere dag in twee tellingen opneemt, een tientallig en een twaalftallig, zodat pas na 60 jaar dezelfde dag terugkeert of de Maya kalender, helemaal in beelden en die als een rebus kan worden gelezen. Naast beschrijvende elementen, zoals eclips voorspellingen, bevat die ook voorschriften voor de boeren. De regel van Benedictus, waar kloosters, maar tenslotte onze gehele maatschappij hun dagindeling naar regelde, moet ook als een kalender worden beschouwd: De zeven canonische tijdstippen van Metten en Lauden tot Vespers.
     De grootst mogelijke kalender is de geschiedenis van het universum, en vertellingen over het ontstaan of vergaan van de wereld passen daarin, van de alleroudste, zoals de Bijbelse of Egyptische tot de moderne die een Big Bang in hun vertelling opnemen.

To whom there belong?
     Ondanks zijn individuele sterfelijkheid willen mensen ergens bijhoren om hun leven, hun ideeën en hun activiteiten continuïteit te geven. Nergens bij de horen na de dood is ondenkbaar. Als materie behoren wij tot het studiegebied van de fysica, als levende wezens horen we bij alle levende organismen zoals de biologie die bestudeert, als denkende en zelfbewuste wezens zijn we voer voor psychologen en als sociale wezens studieobject van sociologie en politicologie. De filosofie en de humaniora proberen deze vier agregatieniveaux als geheel te bestuderen. Ieder van die vier niveaux heeft zijn eigen tijdstructuur: die van materie, die van leven, die van het denken en die van de maatschappij.
     Door de organische evolutie heeft ieder levend wezen een groot aantal ritmes ingebouwd of aangeleerd, zoals het dag-nacht ritme, de permanente vervanging van de individuele cellen of de cyclus van geboren worden, reproduktie en sterven van het geheel. Het levend wezen coördineert van moment-tot-moment al deze biochemische en biofysische ritmes en is zich daardoor bewust van een 'biologisch heden'. Verleden en toekomst ontlenen hun zin aan dat biologisch heden. Dat is wat Fraser biotemporality noemt, biologische tijd.
     Bij de lagere organismen zijn de tijdhorizonten van verleden en toekomst zeer beperkt en alleen bij de mens zijn die onbeperkt. Dat is wat Fraser nootemporality noemt, noetische tijd.
     Tot slot is er nog sociotemporality, sociale tijd, waarin collectieve tijdspercepties passen vanaf de eerdergenoemde Regel van Benedictus tot aan de moderne 'compact globe'.

Nog af te maken (sept 2002):
     Ask the stone to say,
     Ask my song.


In HTML gezet, 28 November 2003, San Sebastián de La Gomera