Filosofieën over tijd

Inleiding
Dit is een overzicht in telegramstijl van wat ik bij elkaar heb gesprokkeld over filosofische opvattingen over tijd. Wat zeggen de filosofen?

Het doel van mijn onderzoek was een bijdrage te leveren aan de discussie of (en in hoeverre) "tijdsperceptie" een rol speelt bij het maken van samenwerkingsafspraken tussen (individuen uit) de cultuur van (grote) hiërarchische organisaties en die van de kleinschalig georganiseerde adviseurs. In die discussie speelt ook een tweedeling tussen "Hunters" en "Farmers" een rol. Dat zijn categorieen die te maken hebben met de genetische herkomst: De ene zou van jagersvolken afstammen en de andere van landbouwvolken. Daaraan worden ook verschillende tijdspercepties toegeschreven. Deze doelstelling leidde tot het weglaten van moderne tijdsfilosofieë n omtrent de relativiteitstheorie en de kernfysica.

De moeilijkheid om tijd te definiëren
Tijd is moeilijker te begrijpen dan ruimte omdat het schijnt te stromen, of wij stromen erdoorheen. Maar dat is ook niet goed te begrijpen want als er al een soort hoeveelheid gepasseerde tijd per tijdseenheid is, moet je een meta-tijd of hyper-tijd definiëren en dan zit je weer met hetzelfde probleem.

Augustinus zag grote moeilijkheden in het definiëren van de tijd, maar moderne taalfilosofen (Wittgenstein) vinden het geen probleem. Het leren gebruiken van het woord 'tijd' vergt een aantal verbale vaardigheden evenals de gerelateerde woorden 'vroeger', 'later', 'nu', 'seconde', 'uur' e.d. Die verbale vaardigheden worden op een complexe manier verworven en het is niet verwonderlijk dat de betekenis van het woord 'tijd' niet kan worden samengevat is een keurige verbale definitie. Let er echter op dat Wittgenstein het vaak heeft over "systematically misleading expressions" en hij voerde, in eigen woorden, "a battle against the bewitchment of our intelligence by means of language" .

Twee tegengestelde opvattingen.
Al vanaf de klassieke filosofen tot op heden, is er een tweedeling in de tijdsopvatting die tot heel verschillende gedragsvoorschriften, culturen en religies heeft geleid.

Enerzijds zijn er die geloven dat het het stromen van de tijd een belangrijk metafysisch gegeven is dat echter alleen intuitief kan worden begrepen. Heraclitus met zijn "panta rhei", (alles stroomt) en "je kunt niet twee keer in dezelfde rivier stappen" (want zelfs een moment later is die veranderd) is daarvoor exemplarisch.

Anderzijds zijn er die geloven dat het stromen van (of door) de tijd een illusie is. Verleden, heden en toekomst zijn geen reë le uitspraken over gebeurtenissen. Het is even zinloos te spreken over het veranderen van de toekomst als over het veranderen van het verleden. Dat moet niet verward worden met determinisme, de theorie dat toestanden kunnen worden afgeleid uit voorgaande toestanden. Zij geloven dat er geen wetmatige samenhang tussen verschillende gebeurtenissen hoeft te zijn. Exemplarisch hiervoor is de uitspraak uit Leviticus: "Er is niets nieuws onder de zon. Alles wat was komt terug enz".

Aansluiting bij menselijke emoties
De filosofieë n van en over de tijd steunen erg op menselijke emoties. Men heeft spijt over het verleden, er is angst voor de toekomst en er is het gevoel dat de tijdstroom ons meesleurt als verloren zwemmers naar een waterval. De onomkeerbaarheid en de onuitwisbaarheid van het voorbijgaan van de tijd is diep ingegrift door het feit van de dood . In beide tijdsopvattingen hebben culturen en religies "vormen" gevonden om die angst voor het (absolute) einde hanteerbaar en dragelijk te maken.

De lineaire opvatting
In de eerste, de eenrichtingsopvatting uit zich in uitspraken over een begin en soms ook over een eind. "In den beginne was er NIETS" , zegt de bijbel. En dan is er een almachtige god die alles schept. Deze god bestuurt ook de tijdstroom en er is progressie. Er is heilsgeschiedenis. Islam en Christendom zijn daarvan voorbeelden en die 'erfden' dat van het Jodendom en Zoroastra.

Het Egypte van de Pharaos kende ook deze "lineaire" tijdsopvatting en geloofden niet in wedergeboorte, de belangrijkste "vorm" die bij de cyclische tijdopvatting hoort. Zij kwamen ertoe hun lijken te balsemen en borgen ze op in kolossale grafstenen (pyramiden) om ze op die manier een eeuwig leven te geven .

In die opvatting is het aardse leven het enige leven van een mens. De emotionele botsing met het 'absolute einde' wordt verzacht door de opvatting dat er een eeuwigdurend leven achteraan komt. Op een andere plaats. Het aardse leven is alleen een testperiode. Dat idee wordt gecombineerd met een algemeem oordeel aan het eind van de tijd en dat er een universele opstanding van alle doden zal zijn.(Zarathustra, Jodendom, Christendom en Islam).

Het idee dat een mensenleven 'repeterend' is kan zijn ingegeven door de waarneming van steeds terugkerende gebeurtenissen in de omgeving: dag en nacht en de seizoenen hebben de menselijke ervaring gedomineerd totdat de Industrië le Revolutie daar een einde aan maakte met kunstlicht, afgesloten ruimtes en temperatuurregeling.

De cyclische opvatting
De zin van deze cyclische opvatting (met wedergeboorte e.d.) is dat deze hypothese ontspanning geeft aan de angst om helemaal de verdwijnen met de dood. Boeddhisten, Plato e.a. geloofden dat mensen worden herboren en dat het idee dat de mens slechts een leven op deze aarde heeft een illusie is. Het is slechts een verloren herinnering. De Boeddha, Pythagoras en andere filosofen uit die tijd claimden zich vorige levens te herinneren.

De cyclische opvatting wordt gedeeld door Hindoes, voor-christelijke Grieken, Chinezen en Azteken. Ook wint die opvatting veld in de Westerse wereld, hoewel die oorspronkelijk christelijk was met een eenrichtings opvatting.

Bij de cyclische tijdsbeleving hoort o.a. de generatie cyclus die leidt tot voorouderverering. De jaarlijkse seizoenscyclus met zijn grote invloed op de landbouw, leidde in China tot het ceremonieel dat de keizer de eerste voor ploegde, tot het ceremonieel van de eerst bres in de Nijl om de het vruchtbare water toe te laten en in Babylonie tot het sacrale huwelijk van een priester en een priesteres om de doorgaande vruchtbaarheid van het land te garanderen. Cycli langer dan dat van de seizoenen kregen een plaats in het (cyclische) geheel door 'gebeurtenissen' met de goden: bijvoorbeeld ook reincarnaties maar op veel grotere tijdsafstanden.

Mengvormen
Hoewel ieder mens de onomkeerbaarheid en het lineaire ervaart, is er ook de waarneming van cyclische processen. Het is daarom niet verwonderlijk dat in de verschillende cultuur- en religievormen iets van allebei de opvattingen is terug te vinden. Er ontstaan "vormen" waarbij men zijn opvatting kan handhaven ondanks dat sommige gebeurtenissen dat tegenspreken. Chinezen, Hindoes, en Grieken zagen kosmische tijd als een wisselend ritme, door de chinezen uitgedrukt in Yin en Yang. Hierboven heb ik al genoemd dat 'gebeurtenissen' die buiten de zichtbare cycli vallen benoemd worden als --bijvoorbeeld-- periodieke reincarnatie van de betrokken god.

Het Christendom houdt er echter aan vast dat de incarnatie van Jezus een unieke gebeurtenis was, maar niettemin wordt dat in de Eucharistie iedere dag door duizenden priesters herhaald. Hierin is het jaarlijkse hoogtepunt van de landbouwcyclus te herkennen (brood en wijn) en het sluit aan bij verschillende jaarlijks stervende goden zoals Adonis, Osiris en Attis die stierven om vitaliteit te geven aan de aarde en het zaad: "alleen als de graankorrel sterft kan hij vrucht dragen"

Plato geloofde in concept waarin de goden vroeger de cosmos leidden maar die daarna aan zichzelf overlieten. Als de cosmos op die manier op de rand van de afgrond was gekomen, grepen de goden in op het laatste moment om die daarna weer los te laten. Dat leidde tot een behoud van de cyclische (oneindigheids)gedachte. Plato en Aristoteles namen aan dat de cosmos in het verleden vaak op de rand was geweest, dat die door de goden was gered en dat dit ook zo zou blijven doorgaan. Op die manier konden "eenmalige onregelmatigheden" toch een plaats krijgen als "periodieke calamiteiten".

In cyclisch denkende religies met een voortdurende reeks van wedergeboorten ontstond, bijvoorbeeld, de angst dat men gevangen werd in een eindeloze reeks van wedergeboorten en gedwongen terugkeer naar de aarde. Vandaar dat in die geloven een soms soort 'ontsnappingsclausule' bestaat: Na een uitzonderlijk goed leven komt men toch in een eeuwigdurend hiernamaals, een "vorm" die eigenlijk bij de lineaire gedachte hoort.

De Industriële Revolutie heeft weliswaar het dominante karakter van de dag/nacht en seizoenscycli weggenomen, het 'recyclen' van de generaties is daardoor niet uit het zicht verdwenen. Het bestaan van familienamen en het vernoemen van (klein)kinderen naar de ouders in de westerse christelijke beschaving, is ook een vorm van reincarnatie.

De moderne tijd
Bestudering van historische feiten leidt er echter toe dat een voortdurende progressie wordt aangenomen. Darwins kijk op de evolutie is daarvan een voorbeeld. Voor zijn opvattingen is een lineaire tijdsopvatting noodzakelijk.

Ook het concept van Karl Marx over de botsing tussen de bourgousie en het proletariaat waaruit een klasseloze maatschappij zal ontstaan, is 'lineair' en sluit aan bij Heraclitus' visie op tijd.

De 19e eeuwse wetenschappelijke filosofen onderscheiden, in het kielzog van Newton, een absolute tijd van de relatieve, schijnbare of gewone tijd. Absolute tijd werd gemeten aan de sterren en de aardse klokken. Dat was een ideale schaal om mechanica wetten te gebruiken/formuleren.

Einstein e.a. brachten weer nieuwe tijdopvattingen waaruit blijkt dat de fysica niet te doen heeft met tijd en ruimte als losstaande eenheden, maar als een nieuwe eenheid met tijd-achtige en ruimte-achtige richtingen.

Bergson
Bergson kan zich niet vinden in de wetenschappelijke "klokketijd". Hij gaat nog een stap verder en stelt dat het wetenschappelijk tijdsconcept de realiteit verkeerd afbeeldt. Het is een opvatting, die aansluit bij de oude opvatting dat tijd alleen intuï tief kan worden begrepen.

In de 20ste eeuw erkent de wetenschap dat organismen een soort inwendige klok hebben dat hun gedrag bepaalt. Ook mensen kunnen vaak goed tijd kunnen schatten als er geen klok (of andere aanwijzing) voorhanden is.

Er is intussen veel onderzoek gedaan naar drugs, maar ook dromen en geleide fantasie het tijdsgevoel ingrijpend kunnen beinvloeden. Opvoeding en cultuur doen dat ook hetgeen in overeenstemming is met de bovengenoemde taalfilosofen w.o. Wittgenstein.

Het is de vraag of de discussie over de zgn biologische of psychologische tijd van belang is voor de metafysica. Wellicht niet, maar in de menselijke samenwerking zal die wel een rol spelen omdat die tijdsopvatting "onzichtbaar" is en "onbenoemd". De mogelijke opvattingsverschillen zijn daarom niet voor een rationele discussie toegankelijk. Iedereen 'leert' zijn eigen tijdsconcept en tijdsintuities via taal en andere (sociale) ervaringen. Sinds Bergson zijn we 'vrij' en hoeven noch de grote opvattingen, noch "De Klok" aan te hangen als uitgangspunt.

In die zin is de intuïtie van Bergson die uitmondde in zijn proefschrift : Essai sur les données immédiates de la conscience (1889; Time and Free Will: An Essay on the Immediate Data of Consciousness), emancipatorisch, niet alleen voor zijn tijdsintuïtie, zoals uit de titel blijkt.

Alle ruimte dus om eigen tijdsopvattingen te cultiveren onder de practische koepel van "De Klok" en de vigerende zakagendacultuur. Het enige wat telt is de sociale/ politieke dimensie: Tijdsopvattingen moeten met anderen worden gedeeld om samen te werken. Daarom is het zinvol de verschillende psychologische, (micro)-culturele en biologische tijdsopvattingen en -gedragingen te bestuderen. Met het benoemen daarvan is er zelfs geen overwegend bezwaar om daar woorden als 'cyclisch' of 'lineair' aan te verbinden mits de aansluiting bij de grote filosofieën niet klakkeloos wordt gemaakt.

Recente bronnen
De moderne tijdsfilosofie schijnt geconcentreerd te zijn rondom J. T. FRASER, een onafhankelijk academicus en stichter van de International Society for the Study of Time (ISST). Hij is een produktief schrijver en auteur van boeken zoals "Time, the Familiar Stranger", "Of Time, Passion, and Knowledge" en "Time, Conflict, and Human Values" die een goede pers hebben. Op een van de congressen was er ook een paper waar ik de hand nog niet op heb kunnen leggen van de NLse hoogleraar Ida Sabelis (VU) over de tijdsbesteding en tijdsopvattingen van NLse topdirekteuren. Sabelis doet sociaal cultureel onderzoek naar managementcultuur.

Websites met informatie:
http://www.timesmith.net/JTF/ (Fraser)
http://www.press.uillinois.edu/f99/fraser.html
http://www.studyoftime.org/index.html (ISST)
http://www.rrz.uni-hamburg.de/perso/downloads/pwlss2001li.html met o.a. verwijzing naar Sabelis en vooral veel over tijdmanagement. Niet (rechtstreeks) verwant aan ISSS.
Ik heb deze bronnen nog niet uitgediept.


Gérard van Eyk, San Sebastián de La Gomera, viernes 12 de octubre de 2001
© 2001 G.H.A. van Eyk, escritor itinerante