Johan Van Zyl
Een portret

'Rooibosthee en Amandelen', had er op het handgeschreven bord gestaan aan de kant van de weg. Het was een afgelegen farm, aan het eind van een dal, vlak voor de weg de heuvels in ging. Nieuwsgierig was ik de oprijlaan ingereden. Links en rechts grote akkers met amandelbomen. Dichter bij het huis een maisveld dat werd besproeid en een dozijn zwarte arbeiders die net aan hun middagpauze begonnen in de schaduw van de grote bomen. Het huis was een royale bungalow. Onder een afdak stonden wat landbouwmachines en een prachtige glanzende Borgward Coupé uit 1958: Hobby van Johan van Zyl, de boer die mij hartelijk de hand schudde, een hand als een kolenschop.

--"Hoe spelt u Van Eyk precies?", wilde hij weten. "Nee, het is geen zuidafrikaanse naam. Van Eck komt hier wel voor", en hij nodigde mij uit om binnen te komen.

Toen hij mijn naamkaartje had bestudeerd, hoorde ik dat professor Van Zyl, van de universiteit van Stellenbosch een boek over de Van Zyls in Zuid-Afrika had geschreven en dat de Van Zyls uit Delft stamden.

Hij bleef doorvragen. Wie ik was en wat ik deed. Na een lange inleiding over de onchristelijkheid van sommige mensen die zelfs niet in God en de Bijbel geloofden, wat hij niet kon begrijpen, ondervroeg hij mij scherp over mijn christelijkheid.

--"Dus u bent wel gelovig, maar hoort niet tot een bepaalde kerk?".

Het bevredigde hem maar half. Ook niet dat ik geen bijbel in mijn bagage had. Maar kennelijk was ik christelijk genoeg om mij niet als een specimen van de antichrist de deur uit te schoppen. Dat had hij gedaan met een duitse landbouwkundige die hem een tijd geleden had bezocht en zelfs het bestaan van een god ontkende: Die kwam niet meer over de drempel!

En waarover ik schreef?; en wat ik gedaan had in mijn leven?; en mijn vrouw?; en kinderen? Het gaf mij geleidelijk aan de gelegenheid tegenvragen te stellen.

Zijn drie kinderen zaten op school in de stad en kwamen alleen in de vakanties. Alleen de oudste, een dochter, die medicijnen studeerde, kwam vaak in het weekend naar huis.

--"Mijn vrouw is overdag ook niet thuis", zei hij. "Ze is onderwijzeres in het dorp. Er moet bijverdiend worden want de boerderij brengt niet genoeg op. Wij zitten hier pas zeven jaar".

--"Hoezo?", vroeg ik, "eerst ergens anders geboerd?".
--"Nee, wij woonden eerst in Johannesburg, maar daar kon ik het niet meer uithouden. Allemaal misdaad!"

En met een theatraal gebaar trekt hij zijn shirt open en wijst op enkele reusachtige littekens op zijn brede borst.

--"Kijk!" en ik dacht 'Hij heeft een hardhandige roofoverval overleefd'.
--"Misdaad?", vroeg ik.
--"Nee, een bypass operatie. Ik had een autoverhuurbedrijf; ook vrachtauto's en grote aanhangwagens. Maar toen auto's niet alleen werden gestolen maar ook onder mijn neus werden weggekaapt en mijn vrouw met een pistool werd bedreigd, werd het mij teveel. En toen hebben wij deze boerderij gekocht".

--"Maar hoe kende u het boerenvak?", vroeg ik verbaasd. Hij was bepaald niet het type van de hippy-ontvluchter van de werkelijkheid. Dat zag ik aan de manier waarop dit bedrijf was aangepakt.
--"Mijn vader was boer, maar toen ik van de militaire dienst terugkwam ben ik in de stad gaan wonen".

Zijn strenge ondervraging had langzaam plaats gemaakt voor mededeelzaamheid. Ik mocht mijn vragen stellen.

--"Kunt u goed opschieten met de zwarte arbeiders?", vroeg ik zo neutraal mogelijk om er achter te komen hoe hij tegenover 'transformatie' stond en 'black empowerment'.
--"Wij werken er zo min mogelijk mee. Wij doen zoveel mogelijk met machines. Altijd kwaliteit en die zitten na het weekend niet twee dagen vol met drank".
--"Maar u hebt er toch nogal wat, heb ik gezien".
--"Ik heb er maar acht, de anderen komen los aanlopen als er wat extra's te doen is, zoals nu met de mais. Ik heb ze in September op de markt gehuurd en ze met mijn bakkie hierheen gehaald. Ik April breng ik ze weer terug. De winter kunnen wij alleen wel af of met wat los volk".

--"En hoe vergaan u de grote politieke veranderingen?", tastte ik verder af.

--"Allemaal chaos!" riep hij geërgerd, "nu moeten wij voor ons eigen water betalen. Wij hebben een eigen bron in dit dal, alleen voor deze plaas, al eeuwenlang privaat eigendom. Zij verspillen maar en zoeken allerlei manieren om aan geld te komen".

'Ander onderwerp!' dacht ik stilletjes en vroeg over de rooibosthee. Daar was ik per slot voor gekomen. Ik had de plant?, boom? of struik? nog nooit gezien. Wij liepen over zijn terrein. Er was net geoogst maar er stond hier en daar nog wat. Hij legde mij haarfijn uit hoe de planten werden verzorgd, hoe de handel in elkaar stak en wat al niet meer. Heel liefdevol. Hier was hij thuis. Johannesburg, en de grote politiek, bezorgden hem alleen maar stress en een bypass. Het is voor hem te hopen dat het Zuid-Afrika niet vergaat als Zimbabwe waar dezer dagen illegale plaasbezettingen door de regering worden aangemoedigd.

--"Hoe hebt u het in uw hoofd kunnen halen om in Johannesburg te gaan wonen? U bent een boer in hart en nieren".
--"Als ik boer was geworden toen mijn vader nog leefde, had hij alles altijd beter geweten en was hij mij van Natal achterna gereisd om mij dat te vertellen. Maar hij is acht jaar geleden overleden".

Ik moest denken aan die Canadese hoogleraar die op zoek was naar de gemeenschappelijke factor van ondernemende karakters. Het enig werkelijk universele was een 'gezond autoriteitsconflict': 'Hou jij je erbuiten pa, ik kan het zelf beter!'

Ceres, 17 maart 2000
© 2000, Gérard van Eyk, escritor itinerante