1999 week 4

Elektronisch zakendoen vereist goede architectuur

E-commerce is niet alleen het invullen van een bestelformulier. Het gaat om meer. Bedrijfsprocessen worden gekoppeld. Klanten wensen een geïntegreerde dienstverlening. Voor die samenwerking en interactie, zeggen Peter van Eijk en Wout Hofman, is een architectuur onontbeerlijk. Dit is de derde aflevering van een serie over elektronisch zakendoen. De vorige artikelen verschenen 15 en 22 januari.

Electronic commerce (EC) is zakendoen met elektronische middelen. Dat is meer dan alleen communicatie tussen organisaties en individuele consumenten, het is ook de communicatie tussen organisaties onderling. Elektronisch zakendoen is niet alleen het bouwen van een webwinkel of betalen via Internet (Internet-commerce of web-commerce), het is meer dan EDI (electronic data interchange).

Peter van Eijk en Wout Hofman

E-commerce koppelt met elektronische communicatie bedrijfsprocessen van organisaties, zoals marketing, verkoop, productie, distributie, inkoop en administratie. Het is een vorm van dienstverlening waarbij de verschillende transactiefases voor de afhandeling van bedrijfsprocessen op een geïntegreerd elektronisch niveau worden gebracht (catalogus, bestelling, rapportage, facturering, logistiek en betaling).

Dit is een veel bredere definitie dan vaak wordt gehanteerd. Doorgaans beperkt men zich tot een koper die een bestelformulier invult op een webpagina. Deze uitbreiding vergt verschillende technieken met het risico dat men het zicht op hoofd- en bijzaken verliest. Om dit te voorkomen is onder meer een architectuur nodig, die het ontwikkelen, invoeren en onderhouden van E-commerce veel overzichtelijker maakt. Een architectuur ondersteunt een beheersbare aanpassing van bedrijfsprocessen aan de markt. In de praktijk wordt zij echter nog weinig toegepast bij EC-implementaties.

Doorlooptijd

E-commerce speelt in toenemende mate een rol bij organisatieontwikkeling en -verandering. Organisaties optimaliseren hun bedrijfsprocessen, enerzijds om bijvoorbeeld voorraden te reduceren, anderzijds om concurrentievoordeel te behalen. Zij kijken verder dan de directe leverancier of afnemer. Een hele keten wordt bekeken. Die keten omvat ook de leverancier van de leverancier en de afnemer van de afnemer.

Zo kan een fabrikant de verantwoordelijkheid krijgen om een winkelvoorraad op peil te houden op basis van actuele verkoopcijfers, zonder dat in de tussenliggende schakels van distributie nog voorraadbeslissingen worden genomen of bestellingen gedaan. Deze technieken worden onder meer aangeduid als 'vendor managed inventory' en 'supply chain management' (SCM). Zij vergen voortdurende communicatie tussen alle organisaties in een keten.

Ondernemingen willen ook de doorlooptijd van klantvragen drastisch terugbrengen. Een klantvraag leidt via een keten van processen tot een productieorder. Heen en terug moet deze keten veel sneller worden doorlopen. Dit wordt 'efficient customer response' (ECR) genoemd. Klanten willen hun bestellingen of vragen online doen en de voortgang van een order zien om eigen voorraden, productie en distributie te optimaliseren. Zij hebben individuele wensen, hetgeen sterke koppelingen met productieplanning vraagt. De efficiënte afhandeling van schadeclaims is ook een voorbeeld van ECR. Dit kan een langdurig en complex proces zijn met tussenpersonen, experts, maatschappijen en juridische adviesbureaus.

Internet maakt het tegenwoordig mogelijk klanten overal ter wereld te bedienen en toeleveranciers aan te sturen. In zijn meest extreme vorm leidt dit tot virtuele ondernemingen als Virtual Vineyards, Amazon Books en CD-now. Deze richten zich alleen op de organisatie van verkoop en distributie en niet op productie en voorraadvorming. Essentieel voor hen is een transparante aansturing van de onderaannemers via elektronische communicatie.

E-commerce wordt ook in toenemende mate ingezet voor dienstverlening, zoals de afhandeling van zorgprocessen, (sociale) verzekeringen, een elektronisch overheidsloket (OL2000, het Centrum voor Werk en Inkomen), de belastingdiskette met service via een website. In vrijwel alle toepassingen is het streven te komen tot geïntegreerde dienstverlening.

E-commerce kan ook een middel zijn om bijvoorbeeld nieuwe wetgeving uit te voeren die een scheiding afdwingt tussen de aanbieders en gebruikers van een infrastructuur. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in de telecommunicatie, energievoorziening en railinfrastructuur. Zo zijn er meerdere telefoonmaatschappijen waarmee gebeld kan worden over dezelfde aansluiting, en er kunnen meerdere maatschappijen treindiensten rijden op hetzelfde spoor. Dit vergt een duidelijke organisatorische en technische scheiding van de aanbieders en gebruikers van de desbetreffende infrastructuur.

Slachtvee

Klanten wensen dus direct (en indirect) invloed op de gehele toeleveringsketen. Zij moeten ook via één aanspreekpunt een geïntegreerd pakket van diensten kunnen afnemen. En in beide gevallen willen zij zo snel mogelijk geïnformeerd worden over statusveranderingen bij toelevering. Denk aan de recente ziektes van slachtvee (BSE) in relatie tot de verkoop van vlees. Goede informatievoorziening over de oorsprong van vlees is een noodzaak om het te kunnen verkopen aan consumenten. Andere voorbeelden van dergelijke volgsystemen zijn 'tracking en tracing' in de logistiek en het 'client volg communicatiesysteem' (CVCS) voor sociale verzekeringen.

E-commerce verbetert niet alleen de concurrentiepositie, het kan van levensbelang zijn voor een organisatie.

De relatie tussen organisatie- en technologieveranderingen is daarom van essentieel belang. Nieuwe organisatiestructuren (bijvoorbeeld één loket) worden alleen met nieuwe (EC-)technologie ondersteund. Web-commerce richt zich met name op front-office-processen als marketing, verkoop en service met Internet-technologie. De optimalisatie van back-office-processen als productie en distributie vindt veelal plaats met EDI. De integratie van marketing, verkoop, productie, distributie en service is belangrijk. De integratie van web-commerce en EDI is dus een noodzaak.

De Gartner Group constateert echter een diepe kloof tussen enerzijds personen belast met web-commerce en anderzijds logistieke en EDI-managers. Dit is zelfs het geval als deze personen in dezelfde organisatie werken. Het onderzoeksbureau voorspelt dat bedrijven die in staat zijn deze twee invalshoeken organisatorisch te integreren, hun concurrentievermogen zullen vertienvoudigen.

Integratie

Geïntegreerde dienstverlening is gebaseerd op ketens van bijvoorbeeld een koper, verkoper, vervoerder, bank en fysieke distributeur. Alle processen in ketens moeten worden beschouwd, vanaf de eerste klantinteractie tot het wegdoen van een product door de klant. Geïntegreerde dienstverlening vereist een geïntegreerd model van alle klant- en toeleverancierinteracties: van catalogusraadpleging, bestelling, aflevering, facturering, betaling tot serviceverstrekking tijdens het gebruik.

Organisaties zijn echter autonoom en komen niet vanzelf tot een gemeenschappelijk model voor samenwerking en interactie. Zij opereren in netwerken van ketens. Commerciële afspraken tussen organisaties resulteren in een volgorde en samenhang van berichten. Condities voor annulering van bestellingen, tijdstip van facturatie en het aangaan van een zakelijke verplichting tot levering en betaling worden vastgelegd. Deze regels moeten ook op korte termijn veranderd kunnen worden, zodat het makkelijk is om een procesverandering door te vertalen naar een operationele verbetering. De bedrijfsprocessen moeten immers zijn afgestemd op veranderingen in de markt.

Om dit met enige kans op succes te doen is het nodig de kracht van twee aanpakken te integreren: de gegevensgerichte en de procesgerichte aanpak. Aan de gegevenskant is er de traditionele EDI-aanpak die zich richt op het ontwikkelen en invoeren van (losstaande) berichten. De toepassing van bijvoorbeeld Edifact (EDI voor administratie, handel en transport) en XML/EDI (extensible mark-up language) is gericht op het automatiseren van de huidige formulierstromen met elektronische berichten. Een conceptuele benadering, met bijvoorbeeld data- of objectmodellering, wordt daarbij niet gevolgd. Dit maakt de koppeling van web-commerce en EDI, en dus de integratie van front- en back-office, niet eenvoudiger.

De gegevensgerichte aanpak beschrijft niet de samenhang van de verschillende berichten. Een andere invalshoek is de procesgerichte aanpak zoals die bij werkstroomautomatisering en business process (re)engineering wordt gehanteerd. Het gaat dan primair om de vraag: wie doet wat en wanneer? Een werkstroom beschrijft bijvoorbeeld wie een rol speelt in de afhandeling van een schadeclaim en wie er besluit tot een nadere expertise in die afhandeling. In deze aanpak staat de volgorde centraal. Er wordt weinig aandacht besteed aan de inhoud en structuur van de berichten.

Architectuur

Om te komen tot een geïntegreerde dienstverlening bestaat er dus behoefte aan een model voor de uitwisseling van berichten in een hele keten van partijen. Aan een dergelijk model kan de integratie van front- en back-office worden opgehangen en die van de gegevens- en proces-structuren. Zo'n model is een EC-architectuur. Voor zo'n architectuur zijn de volgende zaken van belang.

Er zijn meerdere onafhankelijke partijen die samenwerken, met elk hun eigen interne processen en hard- en software. Denk hierbij aan klanten, leveranciers, vervoerders, banken. Deze partijen wisselen berichten uit: opdrachten, bevestigingen, planningsgegevens, rapportages en vragen. Deze berichten bevatten allerlei elementen die ook in andere berichten voorkomen: ordernummer, NAW-gegevens, aflevertijd en -plaats en artikelen. Door deze berichten in een bepaalde volgorde uit te wisselen worden bedrijfsprocessen gekoppeld, bijvoorbeeld een bestelling die resulteert in een productieorder en een levering die leidt tot financiële afrekening. Een dergelijke volgorde heet een scenario.

Organisaties hebben in een keten vaak (impliciete) afspraken over acceptabele scenario's en berichtenstructuren. Een bedrijfsproces is veelal door verschillende scenario's gekoppeld. Een stelsel van afspraken over alle toegestane scenario's en berichtenstructuren voor de koppeling van bedrijfsprocessen wordt ook wel een protocol genoemd. Een protocol beschrijft alleen de interactie tussen twee organisaties en niet die voor een gehele keten. Organisaties zijn daardoor in staat om in meerdere ketens te acteren en sneller van relaties te wisselen. Een protocol is een (lego)bouwsteen om interacties in organisatienetwerken te beschrijven. Zo zijn er verschillende protocollen, bijvoorbeeld een voor bestellen en een voor distributie.

Elke organisatie bepaalt naast de interne koppeling van bedrijfsprocessen ook zelf de koppeling van protocollen met klanten en toeleveranciers. Er hoort geen misverstand te ontstaan over de berichten die een organisatie in een bepaalde situatie mag of moet versturen. Anders ontstaan er vertragingen in de uitvoering, die grote financiële gevolgen kunnen hebben.

Primair zijn deze afspraken onderdeel van een zakelijke overeenkomst. Daarna moeten ze worden uitgewerkt in operationele IT-systemen, zodat de berichtenuitwisseling tussen de organisaties zo automatisch mogelijk kan verlopen.

Onmisbaar

Operationele IT-systemen hebben een belangrijke rol in de afhandeling van de verschillende transactiefases tussen organisaties. In de samenwerkende operationele systemen kunnen we een aantal lagen herkennen als in een soort Osi-model:

1. De 'business-transactielaag' bevat de afspraken over de volgordes van berichten en de aansturing van interne applicaties (business transaction protocol: orderverwerking, logistieke besturing). Elk van de betrokken systemen implementeert het protocol in de zogenaamde business transaction manager.

2. De 'EDI-presentatielaag' bevat de afspraken over structuur en betekenis van berichten en dus de vertaling tussen interne formaten (zogenaamde in-house files) en externe formaten zoals Edifact en XML (EDI presentation protocol).

3. De 'communicatielaag' is voor de daadwerkelijk fysieke uitwisseling van berichten. Hoewel de technische keuzes hier uitgebreid en omvattend kunnen zijn, zijn ze minder kritisch voor de integratie van bedrijfsprocessen.

In een EC-architectuur is het dus van belang om op alle lagen de afspraken goed te beschrijven, inclusief de koppeling met interne applicaties van organisaties. Dit laatste vergt onder meer een beschrijving van de relatie tussen een bericht en het datamodel van de applicatie die het bericht gaat verwerken.

Een EC-architectuur is onmisbaar bij de koppeling van bedrijfsprocessen van organisaties met elektronische communicatie. Als zo'n architectuur goed beschreven is, toegankelijk is voor alle betrokkenen en gebruikt kan worden voor het snel instellen van operationele systemen, is het aanpassen van bedrijfsprocessen aan de wensen in de markt beter te beheersen.

Een architectuur is ook onmisbaar voor het ontwikkelen van EC-software. Uniformiteit in deze software is noodzakelijk om snel en eenvoudig operationele systemen in te stellen voor nieuwe bedrijfsprocessen of nieuwe relaties.

De architectuur van E-commerce-systemen is op een aantal plaatsen in Nederland onderwerp van onderzoek. Het Telematica Instituut heeft in het Testbed-project een methodiek ontwikkeld voor de beschrijving van organisatie-overstijgende bedrijfsprocessen. Bij de TU Eindhoven richt men zich op procesmodellering voor werkstroomautomatisering en business process (re)engineering. Hierbij wordt het Petri-net-formalisme gebruikt, ondersteund door Exspect (Executable Specification Tool).

 

Dr P.H.J. van Eijk en dr ir W.J. Hofman zijn respectievelijk als senior adviseur en partner werkzaam bij Bakkenist Management Consultants te Diemen.

Begrippen

Om tot een architectuur van een EC-systeem te komen kan een model worden gebruikt. De volgende begrippen spelen daarbij een belangrijke rol:

Scenario

Een scenario - getekend in een tijdvolgorde-diagram - van een bestelling met aflevering. Een klant stuurt een bericht met een bestelling aan zijn detaillist, die deze bestelling doorstuurt naar de fabrikant. Uit logistieke overwegingen wordt het product rechtstreeks van de fabriek naar de klant gestuurd. Om dit te kunnen doen moet de fabrikant aan een vervoerder instructies geven over de zending. In dit voorbeeld zal de vervoerder zelf de klant op de hoogte stellen van het moment waarop de zending verwacht kan worden. Als de zending bij de klant is aangekomen zal hij voor ontvangst moeten tekenen. Dit bewijs van ontvangst geeft de vervoerder door aan de detaillist die het gebruikt als bewijs om de factuur te kunnen sturen.

Uiteraard is dit slechts één scenario. Het toont bijvoorbeeld niet de berichtenuitwisseling bij afwijkingen en verstoringen. Het verloop van de tijd is aangegeven van boven naar beneden. De berichten die tussen de organisaties worden uitgewisseld zijn aangegeven met schuine pijlen.