Afrikaans, een oorlogsverslag.

--"Ik zal in elk geval schrijven over de positie van het Afrikaans in het nieuwe Zuid-Afrika. Het lijkt mij dat daar spannende sociale ontwikkelingen aan de gang zijn die het aloude Afrikaans onder druk zetten. Daar zal ik zeker boeiende man-in-de-street ervaringen opdoen."

Dat zei ik tegen mijn vrienden als ze mij vroegen waarover ik dan wel zou schrijven als ik straks in Zuid-Afrika zou zijn aangekomen.
Nu ben ik hier al twee maanden en er staat nog niets op papier. Ik heb nog één maand voor de boeg. Natuurlijk zijn er talloze andere observaties die mij evenzeer aan het hart gaan, zoals black empowerment bijvoorbeeld, maar dat betekende niet dat ik niet voortdurend aantekeningen bleef verzamelen over wat ik zag, dacht en las over "De Positie Van Het Afrikaans In De Huidige Tijd". Ik heb stapels knipsels met 'brieven-aan-de-redaktie', beschouwende artikelen uit kranten en aantekeningen van geprekken en gedachten. Zowel over de taal als zodanig, als over de sociale en politieke kontekst. Heel gedisciplineerd duimde ik daar regelmatig doorheen om te zien of er al lijn in kwam:
--"Nee, nog steeds niet. Nog maar wat geduld hebben", zei ik me dan, "mijn Essay Afrikaans moet nog wat rijpen.

Maar opeens wist ik het. Òf ik moet er een heel dik boek over schrijven òf ik ben klaar met de volgende volzin:
"Op Radio Cape Talk, de engelse praatzender, hoor je nooit één woord Afrikaans; op radio Punt Gesels, de afrikaanse praatzender, worden regelmatig gasten en opbellers in het Engels te woord gestaan". Einde artikel.

Het valt te overwegen om daar een andere zin aan toe te voegen uit een brief-aan-de-redaktie die refereerde aan een engelse academische studie uit de 20er jaren over het Afrikaans:
"Afrikaanders zijn prefabricated collaborators, geboren mee-werkers."

Er kan eventueel nog een observatie aan worden toegevoegd, maar dan moet ik ophouden want het roept misschien alleen verdere vragen op:
"Wie Engels als moedertaal heeft, spreekt of verstaat zelden Afrikaans. Daarentegen kan een zeer groot deel van degenen met Afrikaans als moedertaal, goed Engels spreken en verstaan. Heel grote groepen van degenen met een van de overige negen ambtelijk erkende talen, verstaan goed Afrikaans en spreken het zelfs als tweede huistaal. In sommige streken tot 90%"

De lezer die rustig wil gaan slapen met een redelijk helder beeld van De Positie Van Het Afrikaans moet nu ophouden met lezen, een borrel nemen, deze beschouwing in de kachel gooien en naar bed gaan. Wat nu volgt is niet meer dan een poging om een aantal sappige, verbouwererende en soms hilarische waarnemingen op een rijtje te zetten. Zoiets als de poging van de twee marsmannetjes die zich bij de hoofdingang van De Nederlandse Bank posteren om door turven van de bezoekers en pandverlaters achter de structuur van het nederlandse geldwezen te komen.

Ik had inmiddels begrepen dat Afrikaans bepaald niet alleen door blanke protestanten werd gesproken. Voor aanzienlijke aantallen andere velkleuren is het zelfs eerste taal of moedertaal. Daarom vroeg ik op een zondagmiddag in een groepje intellectuelen, toen we met een biertje in de hand zaten te wachten op kippepootjes van de braai, waar de zoon van de gastheer zich verdienstelijk mee maakte:
--"Wat is nou precies een Afrikaander?"
--"Iedereen die Afrikaans spreekt is Afrikaander. Punt uit. Ongeacht velkleur of geloof", vond de gastheer. Hij zag de bui vermoedelijk hangen en deed een poging om het monster te keren.
--"Ho! Ho!" riep de professor, "Jij trekt de grens veel te ruim. Behalve de taal moet hij ook tot de Afrikaanse kultuur en godsdienst behoren"
Hij zweeg, viel mij op, over velkleur. Was dat tolerantie? Was hij bang om dat ter sprake te brengen?
--"Come on!" riep de yup, "Ik leef in kringen die voor 80% engelssprekend zijn en ik neem er aan deel, maar ik voel mij nog steeds Afrikaander.

De zoon van de gastheer, een student op weekend, riep vanaf een afstand:
--"Wat een onzin! Al dat gescharrel over al dan niet Afrikaander zijn laat mij koud. Ik wil niet geëtiketteerd worden!"
De huisvriend van de gastheer, een zakenman, nam rustig het woord alsof dat het laatste was in deze discussie, en zei vredestichterig:
--"Ik ben practisch. Mijn kinderen gaan naar een engelse school om hen beter op het leven voor te bereiden, maar thuis blijven we gewoon Afrikaans spreken".
Maar deze vredestichting werkte averechts. Ik zag enkele enkele hoofden schudden:
--"Als je maar een greintje respect voor onze eigen cultuur had ...." begon de een, maar hij werd onderbroken:
--"Het ontbreekt er nog maar aan dat je zegt: 'Jammer dat ik Afrikaans spreek, ik zal op het Engels moeten overschakelen".
En zo ging het nog een tijdje door. Inderdaad een 'actueel' onderwerp dat 'leeft'. Dat wèl.

In een beschouwend artikel onderscheidt de schrijver een vòòr-1994 bril en een nà-1994 bril. (1994 is het jaar van de nieuwe grondwet). De eerste houdt vast aan oude, historische, rechten. De tweede gaat uit van de realiteit dat Afrikaans een minderheidstaal is. De schrijver draagt onmiskenbaar de nà-1994 bril want hij zegt tot slot:
--"Niet de aantijging van rassisme of de strafklas van oude bevoorrechten moet ons uitgangspunt zijn. Het gaat om de realisatie van minderheidsrechten en zelfbeschikking zoals die in de grondwet vast liggen."

De nieuwe grondwet is duidelijk. Die gaat uit van "gelijke eerbied voor alle talen" maar professor Giliomee schrijft daarover in Die Burger:
"Die klousule is egter só vaag dat die Regering met een ossewa daardeur kan draai as hy net Engels wil gebruik met so nou en dan 'n meevallertjie vir 'n ander taal"

Bij het nieuwe bestel is er een duidelijk streven om Engels wettelijk als enige taal voor te schrijven. Het neemt haast de vorm aan van een hetze tegen het Afrikaans dat moet 'boeten' wegens oude bevoorrechting, waarbij de Afrikaander zich afvraagt waarom het Afrikaans, en niet het Engels? Dat waren toch ook de onderdrukkers? Engels is bovendien veel 'witter' dan Afrikaans. Een meer analytisch artikel komt op een besluit in 1996 als begin van alle ellende waarin 'het Afrikaans de taal van de apartheid wordt genoemd en niet meer zijn positie als gelijkstaand aan Engels kan behouden en daarom niet meer op TV1 naast het Engels prime time mocht delen'. Afrikaans kreeg een aparte zender, maar raakte vanaf dat moment achterop. Niemand trok toen hard aan de bel. Hoewel ik niet van engelse pogingen heb gehoord om zich van het 'aangeschoten wild', het Afrikaans, los te maken, heerst er wel een klagerige underdogsfeer in sommige brieven:
--"Engels is veel meer bevoorrecht, maar Afrikaans krijgt de klappen".
--"Hebben we net het Engelse Juk afgeschud, en nu moeten wij er weer onder bukken".

Iemand verwijst naar 1915. In dat jaar wordt door enkele dappere en vooruitziende mannen Die Burger gesticht terwijl de Engelsen naast hun formele verbod op Afrikaanse kranten nog met intimidatie en infamatie bezig waren, Afrikaans was een waardeloze kitchen language voor (neger)bedienden, heette het. Het was ook het jaar dat het Afrikaans zijn grote spellingshervorming doorvoert. Het wordt een 'fonetische' spelling en neemt afstand van het Dietse woordbeeld. Kennelijk rechtten Afrikaanders weer hun rug na het verliezen van de Boerenoorlog in 1900, en schudden meer dan één juk af, het engelse en het hollandse.

Ik lees in een interview met de gedreven leider Dan Roodt van de Pro-Actiewe Aksiegroep, PRAAG, dat hij aansluiting zoekt bij het rolmodel van de Praagse Lente van 1968:
"Het wordt tijd om ons te verzetten tegen de klappen die we krijgen, tegen de strafklas waarin we zijn geplaatst".

Minder defensief, getuigend van wat meer toekomstvisie, is de opmerking van Adriaan van Dis die hij in een recent interview maakte en die veel weerklank vond in aanhalingen en brieven-aan-de-redaktie:
--"De overleving van het Afrikaans", zei Van Dis, "ligt niet in zijn Dietse historische verband maar in zijn identiteit als afrikaanse taal".
--"Als het aan zijn europese identiteit vasthoudt", voegt een instemmende briefschrijver er aan toe, "wordt het vlug -en terecht- door Afrika verworpen".

Over de europese identiteit van het Engels repte deze schrijver niet. Hoe speelt het Engels dat klaar, vraag ik mij af. De kennis van het Engels is in Zuid-Afrika lang niet zo verspreid als iedereen denkt. Slechts 30% heeft genoeg kennis van het Engels om het nieuws te volgen of om een politiek gesprek te voeren, leert een recent onderzoek ons. Voor Afrikaans is dat veel hoger al meldde het persbericht geen cijfers.

Pityana, de voorzitter van de mensenrechtencommissie die mensenrechten heeft gereduceerd tot rassisme, en rassisme ziet achter elke strohalm zodat het haast een Mcartiaanse heksenjacht wordt, speelt echter wel de (anti-)europese kaart. Nadat hij enkele weken geleden de pers heeft gedagvaard op basis van een psycho-sociaal onderzoek naar het voorkomen van subliminaal rassisme, wat wereldwijd tot protesten tegen deze aantasting van persvrijheid leidde, hield hij dezer dagen een lezing voor de leden van het Ontwikkelingsprogramma voor Demokratie in Durban waarin hij de drie grootste kranten beschuldigde van het beoordelen van het nieuws vanuit een europese hoek. Bovendien publiceren ze in het Engels en Afrikaans en weerspiegelen derhalve de afrikaanse samenleving niet. Over het aantal gekleurde (top)commentatoren van deze kranten bestaat geen kritiek. Dat kan ook niet, want de voor 'regstellende aksie' vereiste streefcijfers van kleurlingen en zwarten worden ruim gehaald door die dagbladen.

Om te eisen dat het 'regeringsgetrouwe' mensen zijn zou de persvrijheid aantasten. Pityana als een witnit afdoen en constateren dat dit een comrade is die vergeet dat de struggle voorbij is, heeft geen zin. Zijn, en soorgelijk gedrag van andere comrades, bepalen de sociale kontekst van infamatie en intimidatie waarin het Afrikaans zich bevindt. Bovendien heeft Pityana gelijk. Engels en Afrikaans zijn niet-Zoeloe, niet-Xhosa en niet-Nunghi. maar wij weten niet wat wij ons bij dat 'niet-europese' moeten voorstellen als niet 'enkele dappere en vooruitziende mannen' een --pakweg, Zoeloe-- krant hebben gesticht.

Maar 'de politieke wil' stoort zich niet aan dat soort feiten, dat is de taak van de oppositie, maar de oppositie is nog ternauwernood gevormd. Minderheden zijn 'dissidenten' in de ogen van de dominante partij en worden van rassisme beschuldigd. Hoewel dat een ernstig misbruik van dat woord is, brengt het blanken danig in verlegenheid wegens oude schuldgevoelens. Het blokkeert een normale discussie.

Toch verschijnen er in regelmatig belangrijke taalgegevens met minder politieke geladenheid, maar wel politiek relevant. Een academisch artikel wijst er op dat wij ons niet moeten laten imponeren door de 'onmogelijke' taalverscheidenheid in Zuid-Afrika met zijn 11 ambtelijk erkende talen in de Grondwet. Hij noemt voorbeelden van grotere taalverscheidenheid, buiten Zuid-Afrika, waar heel goed mee te leven valt: Ook in hoogontwikkelde landen zoals bv Zwitserland. Ook zijn die 11 talen misleidend. Ten eerste zijn er meer, al zijn die kleiner. In sommige regio's zijn ze niettemin dominant. Ten tweede kunnen de zwarte talen in drie groepen worden geplaatst die elkaar onderling zeer goed verstaan. In die kontekst noemt het artikel nog het weinig bekende feit dat Zoeloe méér moedertaalsprekers heeft dan enige andere taal in Zuid-Afrika. In Johannesburg en Durban heeft Zoeloe als moedertaal absolute dominantie.

Het recente voorstel om in gerechtshoven slechts Engels toe te laten, verwekt veel emotionele discussies. Dat berust deels op het misverstand dat dan ook de verhoren en de rechtsbijstand alleen in het Engels zullen zijn. Het gaat echter om de notuleringstaal. Ook is er zakelijke oppositie tegen het regeringsargument dat ééntalig Engels in de gerechtshoven goedkoper zou zijn.

Nu zijn Engels en Afrikaans de enige notuleringstalen. Daarvan wordt geëist dat die niet alleen rijk genoeg zijn aan rechtstermen, maar ook voorzien in (top)opleidingen, brede wetenschappelijke documentatie & onderzoek, rechtsvergelijking en jurisprudentie. Alleen Engels en Afrikaans voldoen hieraan. Rechtsgeleerden uit de andere (zwarte) talen moeten hun (top)studie dus in het Engels of Afrikaans maken. De vertaalslag naar de rechtspraktijk in hun moedertaal maken ze zelf.

De voorstellen van de regering voor (engelse) ééntaligheid worden o.a. ondersteund door pogingen om het Afrikaans te diskwalificeren als een 'onvolledige' taal. Men noemt voorbeelden waarbij het Afrikaans (engelse) leenwoorden moet gebruiken, of nieuwe termen moet vinden, om op diverse wetenschappelijke terreinen bij te blijven. Dat is echter het gevolg van de technologische voorsprong die door het Engels/Amerikaans wordt gedragen. Daarom loopt Engels vóór bij de vorming van nieuwe wetenschappelijke woorden. Een dergelijke 'diskwalificatie' kan ook aan het Nederlands, Duits, Frans of Spaans worden gehecht.

Echter op het gebied van de rechtswetenschap liggen de verhoudingen heel anders in de wereld, en zeker in Zuid-Afrika. Er kan zelfs op voorbeelden worden gewezen waar de afrikaanstalige jurisprudentie en rechtsvergelijking 'uitleent' aan de engelstalige. Ook zijn er veel meer afrikaanstalige rechtsgeleerden en worden er meer afrikaanstaligen in de rechtswetenschappen opgeleid, zo meldt een briefschrijver uit Hermanus.

Eergisteren verscheen in Die Burger een brief van prof. David E. Barclay uit Michigan, VS, die gisteren (23 maart) in een redaktioneel commentaar als volgt werd samengevat:

"Al die ou bekende argumente teen Afrikaans vir Engels word een vir een deur Barclay gesaghebbend en met dodelijke logica weerlê en as mites ontmasker.
Op die terrein van die wêreld-ekonomie is 'n baie basiese Engels volgens hom voldoende vir die meeste saketransaksies. Uit eie ondervinding kan hy boonop sê dat die Engels van gegradueerdes van Afrikaanse universiteite meer as voldoende is. Die opvatting dat daar geen plek is vir Afrikaanse universiteite nie, is 'eenvoudig absurd', en die uitkyk van vooraanstaande akademici wat dié mening huldig, anachronistisch sowel als gevaarlik vir die voorbestaan van Afrikaans.
Op toerisme-gebied is Engels-eentaligheid (hy verwys na Swellendam, wynetikette en Weskus brosjures) nie net 'n belediging vir Afrikaanssprekendes nie, maar ook ekonomisch dom omdat vreemde tale en kulture juis 'n grote bekoring vir toeriste inhou.
In teenstelling met die beskouing dat Afrikaans se woordeskat te kort skiet, is Barclay geïmponeer deur die manier waarop dié taal hom maklik by nuwe tegnologie en praktyke aanpas. Inderdaad beskou hy dié 'ryke en wonderlike uitdrukkingsvolle' taal as een van Suid-Afrika se ware bates.
Verantwoorde argumente soos dié is genoeg om enige gevoel van moedeloosheid oor 'n plaaslike gebrek aan geesdrif teen te werk en nuwe stukrag aan die stryd vir Afrikaans te verleen. En (hopelik) die hensoppers*) die kop in skaamte te laat sak."

Het is echter de vraag of 'de politiek' zich iets van deze cultureel-wetenschappelijke feiten zal aantrekken bij het hanteren van het 'onvolledigheidsargument'.

Misschien maakt het economisch-organisatorische tegenargument nog een kans. Ééntaligheid in gerechtshoven is niet goedkoper, zoals de voorstanders beweren. Er moeten dan méér vertalingen worden gemaakt in plaats van minder. Hoe zit dat?

Als je Afrikaans met de zwarte talen gelijkstelt, moeten ook alle afrikaanse verhoren in het Engels worden vertaald. In veel regio's is de overgrote meerderheid van de verhoren in het Afrikaans en worden in het Afrikaans genotuleerd. Pas als een zaak in hoger beroep gaat (en dat is maar een fractie van het totaal) moet er in het Engels vertaald worden; en dan nog alleen als het betrokken hof het Afrikaans niet machtig is. Dat geldt ook omgekeerd, want de hogere rechtscolleges behandelen een zaak in de taal waarin ze zijn opgeleid en gekwalificeerd, ook al verstaan ze de 'andere' taal goed.
--"En ook hier", zei mijn zegsman, "hoor je zelden een Engels-opgeleide in het Afrikaans delibereren. Omgekeerd wel".
Prefabricated collaborators, dacht ik erbij.
Het kostenargument is dus onzinnig, maar:
--"Wat gaat de politiek er mee doen?"

--"Waarom komt een van de zwarte talen niet in aanmerking als nieuwe rechtstaal?", heb ik her en der gevraagd, "Ik heb er niets over gelezen, behalve dat zwarte talen 'onvolledig' zijn en sterk regionaal gebonden. Maar het Zoeloe, met zijn groot aantal moedertaalspekers, zou toch in aanmerking kunnen komen. Zijn er in zwarte kringen geen lange-termijn initiatieven?"

Sommigen lachten mijn veronderstelling honend weg als 'utopisch', maar ook kreeg ik meer serieuze reakties.
--"Het staat niet op de politieke agenda. De comrades van de struggle hebben hun oog vooral gericht op het herbezetten van blanke structuren en (machts)posities, niet op het creëren van eigen zwarte structuren."

Dergelijke geluiden had ik ook al waargenomen bij vooraanstaande zwarte commentatoren, vooral in Cape Times, mijn enige contact met zwarte intellectuelen, want 'oog-in-oog' heb ik ze nog niet ontmoet. Daar haal ik vaak zeer genuanceerde kritiek en intelligente visies vandaan waaruit voor mij iets naar voren komt van het 'zwarte denken'. Dat heeft meer diepgang dan de oppervlakkige politieke agenda en het nieuwscommentaar. Maar over een lange-termijnplan voor het ontwikkelen van een of meer van de zwarte talen had ik niets gelezen. Misschien verspreiden zelfs die zwarte commentatoren juist de "europese gezichtspunten" waar Pityana het in Durban over had die "derhalve de afrikaanse samenleving niet weerspiegelen".

Wel hoorde ik een meer politiek argument waarom zo'n lange-termijnplan er wellicht niet zou komen:
--"Inderdaad, Zoeloe zou, theoretisch gesproken, in aanmerking komen, maar daar zullen ze het politiek niet over eens worden want de politiek is in handen van de Xhosa. De Zoeloes bemoeien zich niet met de politiek, dat zijn de 'busy bees', de zakenmensen, de 'black yuppies'; verwacht daar geen politiek-culturele initiatieven van, hooguit politiek-economische."

Voor Zuid-Afrika is er dus alleen de keuze tussen tussen Engels en Afrikaans. Voor de zwarten zijn het allebei 'overheerserstalen'. Dat moet pijnlijk zijn voor de zwarten. Net zo pijnlijk als het voor Afrikaanders is als de keuze op het Engels zou vallen. Dit gevoel van compassie, dat nu in mij opkomt, heb ik nog nergens gehoord. Wellicht zijn de blanke Afrikaanders er nog niet aan toe. Engelse blanken zijn hoe dan ook de lachende derde.

Ik weet te weinig van de mogelijkheid van een universele taal voor het hele zwarte continent. Als dat zich in de toekomst ontwikkelt, komen Frans en Arabisch erbij. Alle vier 'overheerserstalen'. Misschien is dat de pijn die Pityana, cum suis, tracht te verwoorden. Dan zou 'luisteren' een beter recept zijn dan 'bot afwijzen'. Maar dan moet je er ook rekening mee houden dat Pityana, cum suis, behalve vanuit een zwarte ziel, ook vanuit een doctrinair communisme praten en dat is 'europees'. Wie is dan aan het woord?

Misschien raakt die pijn ooit nog een diepere laag van trots in een of andere zwarte ziel, en komt er een 'creatieve aktie-groep' om zo'n lange-termijnplan op de politieke agenda te krijgen. Maar misschien is mijn denken in 'creatieve aktie-groepen' zelfs al te 'europees'. Per slot ben ik voor het eerst op dit zwarte continent. Voor drie maanden slechts. Toegegeven, gesteund door een alerte en levendige belangstelling voor het sociale gebeuren rondom mij, maar ook behept met een (noord)europese ziel. Mijn conclusies zijn gebaseerd op de single case method, wat ik onder andere omstandigheden als verwerpelijke casuistiek zou beschrijven. Gelukkig schrijf ik niet de politieke agenda waar slechts 'zwart-wit/ja-nee' antwoorden mogelijk zijn. Ik voel mij gesteund door wat een hoogleraar in een brief-aan-de-redaktie schreef:

--"Het grote debat over het Afrikaans is nog niet begonnen. Laten we vast met de kleinere debatjes onderling beginnen. Al zoekend zullen we ontdekken wie we zijn".

Inderdaad, wie zijn de Afrikaanders? Het is een vraag die zij zich al meerdere keren hebben moeten stellen de laatste honderd jaar. En iedere keer kwam er een antwoord. Wellicht nu weer. Het is te hopen.

Het mag ook niet worden vergeten dat ik mij in dit 'oorlogsverslag' heb beperkt tot de economisch-politieke aspecten. Er is ook de poëzie. Ik voel mij niet in staat daar wat zinnigs over te zeggen, maar mijn landgenoot Gerrit Komrij is op dit moment in dit land om zijn bloemlezing van de zuidafrikaanse poëzie te introduceren. De laatste alinea van zijn interview in Die Burger van 23 maart lijkt mij ook een goed slot van deze beschouwing. Poëzie mag niet ontbreken aan de debatjes en de debatten waarmee de Afrikanen zullen ontdekken wie ze zijn.

"Poësie is en elk geval 'n vreemde taal. Die hoef nie altyd begryp te word nie, dis soos musiek iets wat jy moet ondergaan. En in dié opsig is die Afrikaanse poësie besonder lonend. Dis asof die taal vir poësie gemaak is."

*)hensopper hoort thuis in het rijtje woorden waarmee oudstrijders van de Boerenoorlog worden aangeduid en onderscheiden: Bittereinders (die tot het bittere einde, tot in de guerilla periode, meevochten), Joiners (die waren overgelopen) en Hensoppers (die zich hadden overgegeven).
terug naar aanhaling

Bronnen
Voorzover niet bij een tekstfragment vermeld, zijn het losse zinnen die ik òf heb gehoord òf in de krant heb gelezen, vooral in brieven-aan-de-redaktie waardoor toch een structuur van woord en weerwoord kon ontstaan. Ik heb vaak de vrijheid genomen deze gedachten in de direkte rede te schrijven en op te nemen in een fictieve discussie om het betoog wat meer leven te geven. De enige langere sequentie die als zodanig in een brief-aan-de-redaktie voorkwam, staat in het gesprek bij de braai aan het begin van deze beschouwing, hoewel ik ook hier de vrijheid heb genomen er een dramatische kontekst bij de fantaseren.

Naschrift
Ik heb mij bewust --en enigszins gedwongen door mijn geësoleerde woonplek-- beperkt tot kranten en persoonlijke gesprekken als bron hoewel ik geleidelijk aan weet kreeg van veel 'krachtiger' bronnen. Allereerst is daar het tijdschrift Afrikaans Vandaag van Die Stigting vir Afrikaans en verder het woeste debat op Litnet (24.com) waar de vòòr- & nà-1994 brillen elkaar sinds kort bekampen. Veel jongeren nemen deel. Zij verzetten zich tegen de 'swartpakbrigade' van het vorige Afrikaanse establishment dat so vreeslik graag politiek korrek wil wees. Jongeren hebben zwarte studiegenoten en -vrienden en begrijpen niets van de ouderen die weliswaar geleerd hebben de hand te schudden van een zwartman, maar, zoals een leeftijdgenoot, verlicht als weinigen van zijn leeftijd, mij eerlijk bekende, nog vaak het automatische gebaar dreigen te maken om hun hand af te vegen als dat weer eens is gebeurd.
Misschien is dit geen oorlogsverslag maar heb begin van de mobilisatie.

Yzerfontein, vrijdag 24 maart 2000
© 2000, Gérard van Eyk