Mijn Dagboek 58

Dit is Dagboek 58 en loopt van 1 tot 31 Maart 2005. Het begint het verslag van een literair avondje waar Kroatische drinkliederen werden gezongen. Deze maand werd Schäfer gevangen genomen, pederast, religieuze-sekteleider en vriend van Pinochet. Vijf 'Lieve-Oma'brieven werden vertaald, en zeven keer perste ik mijn gedachten in honderd woorden. Ik vertelde iets van over "La Nueva Canción" en vertaalde drie typische voorbeelden. Het thema "vrijheid" lag enkele malen op de snijtafel, en ik maakte mij druk om monotheïsme dat, samen met een almachtige God, niet voor vrede, maar voor tweedracht, fundamentalisme, en verwarring tussen kerk- en staatszaken zorgt. En natuurlijk was er Chili, dapper worstelend om met zijn verleden in het reine te komen.
Index Maart 2005
1,   2,   3,   4,   5,   6,   7,   8,   9,   10,   11,   12,   13,   14,   15,   16,
17,   18,   19,   20,   21,   22,   23,   24,   25,   26,   27,   28,   29,   30,   31.

Iquique (Chili), Hostal Obispo Labbe, Dinsdag 1 Maart 2005
Gisteravond was er weer een literair avondje, het derde al. Ik schreef 9 februari over het eerste, en ook over Dinko, de psycholoog in een psychiatrische inrichting, de auteur van vele bundels korte verhalen en gedichten, die de dichtkunst --naar eigen zeggen-- had opgepakt toen hij eens zes maanden in de gevangenis verbleef. Onstuitbaar las hij voor.
Gisteravond was hij weer onstuitbaar, maar van voorlezen uit eigen werk kwam niets. Ik had een van mijn spaanse verhalen voorbereid. Niet dus, want er was iemand jarig en dat moest worden gevierd.
Het zou bij een intermezzo zijn gebleven als Dinko zijn keel niet had opengetrokken en Pavarotti-achtig het spaanse 'lang-zal-ze-leven' had meegezongen. Ook dáár bleef het niet bij, want hij ging verder met Chileense meezingers. Het waren van die martiale pro-patria liederen die de Chileense kindertjes vroeger op school leerden. Inderdaad 'vroeger', want uit de discussies tussendoor, en het hoofdschudden van enkelen, merkte ik al snel dat dit soort liederen niet meer politically correct waren: Zo 'rechts' werd niet meer gezongen. Zo 'rechts' werden de kinderliedjes tegenwoordig niet meer gebakken. Er was toch wel 'iets' gebeurd in de Chileense maatschappij. Dat verhinderde echter niet het nostalgisch meezingen.
Dat gaf mij een kijkje in de kinderzieltjes van de Chileense vijftig-plussers van nu, èn extreem rechts èn extreem links, "and never the twain shall meet", net als de Chileense maatschappij.
De stem van Dinko was een roestige machine, maar hij brulde verder. Je kon merken dat hij oude ervaring had. Na nòg een paar glazen wijn vertelde hij trots dat hij vroeger in bars optrad, en suggereerde dat hij vroeger een zeer wild leven had geleid. Toen het woord Raspoetin viel was hij niet meer te temmen. Inderdaad, hij leek er op; postuur en zo.
Hij begon Kraotische drinkliederen te zingen, want hij is een derde of vierde generatie Kroaat, dat groepje landverhuizers dat rond 1900 zonder vrouwen --'met niets'-- neerstreek op een leeg strandje vlak bij Iquique en begonnen te vissen. Keihard werken, alleen dat, maar twintig jaar later hadden ze een plek tussen de andere kapitalisten. Letterlijk, want ze bouwden hun societeit naast die van de salpeterbaronnen. Die van de salpeterbaronnen is er niet meer, maar Casa Croacia pronkt nog steeds op het belangrijkste plein van Iquique. Naast Casa España, want van dat ploegje Spanjaarden-van-toen kan een dergelijk verhaal worden verteld. Arm als de ratten aangekomen, allebei.
Casa Croacia
werd gebouwd als Casa Yugoslavia, dat was politically correct want de Hongaars-Oostenrijkse dubbelmonarchie was juist uiteengevallen. Metéén in 1989 werd het Casa Croacia. "Wij zijn Kroaten, wat dacht je wat?" Dat is óók Chileense-zielsgeschiedenis.
terug eerste dagboekregel

Iquique (Chili), Hostal Obispo Labbe, Woensdag 2 Maart 2005
Het onderzoek naar Operación Condor, de internationale ("moorddadige") samenwerking van het dictatoriale regiem, is een stapje verder gekomen. Drie toenmalige ministers (twee hoge militairen, nu met pensioen, en een burger, nu senator) zijn door de onderzoeksrechter Guzman formeel in staat van beschuldiging gesteld omdat zij de hoogste politieke verantwoordelijkheid droegen in die periode. De senator moet van zijn parlementaire onschendbaarheid worden ontdaan om verder te kunnen gaan, maar die beweert dat hij van niets wist. Hij zegt dat hij systematisch om de tuin werd geleid door zijn eigen geheime dienst (meestal militairen). De publieke discussie gaat nu over de vraag of dat zomaar kan. Kun je, op zo'n post, van niets weten? Ik heb het morele concept van "het schuldig niet-weten" niet vernomen, maar wèl het argument, dat, als dit 'gewoonte' wordt, je in de toekomst geen mensen meer voor verantwoordelijke posten zou kunnen krijgen.
Nou breekt mij de klomp! Aan de ene kant de 'leuke dingen' van een post met hoge verantwoordelijkheid genieten, maar als het moeilijk wordt 'niet thuis' geven. Juridisch kan het kennelijk. Pinochet gaf het grote voorbeeld. Toen hij dictator was, beweerde hij herhaaldelijk dat "er geen blad in Chili kon ritselen, of hij was op de hoogte". Hij had dagelijks ontbijtgesprekken met Contreras, het hoofd van de geheime dienst die nu in de petoet zit, maar dat Pinochet op de hoogte was La Caravana del Muerte kon door rechter Guzman pas worden bewezen met één doorgeglipte brief. (zie 21 feb).
Juist dezer dagen begint in de VS het proces tegen Bernard J. Ebbers, de voormalige topman van WorldCom, die zaak met die miljardenfraude. Hij weet van niets en voegt daar zelfs aan toe: "I don't know about technology and I don't know about finance and accounting."
Hij is bedonderd door zijn staf, zegt hij. De hoofdboekhouder, Scott D. Sullivan, die in de afgelopen weken is verhoord, stelt dat hij Ebbers herhaaldelijk heeft gewaarschuwd, maar Ebbers ontkent dat.
Hij is niet de enige, schrijft Ken Belson in New York Times van 1 maart. Het ziet er naar uit dat Richard M. Scrushy, de man van HealthSouth, en Kenneth L. Lay, de man van Enron, dezelfde verdedigingsstrategie zullen volgen om aan de verantwoordelijkheid voor hun miljardenfraudes te ontkomen.
Als dat 'gewoonte' wordt --hoop ik stilletjes-- is het misschien ook afgelopen met topbeloningen voor topfunctionarissen. Dat soort "slimmerikken", dat nergens verstand van heeft, zal terug moeten naar de gewone straatmisdaad om de kost te verdienen. Zij het dat WorldCom, HealthSouth en Enron --als zodanig-- misdadige organisaties zijn.
Als díe kijk op de zaak eens 'gewoonte' zou worden . . . .
terug eerste dagboekregel

Iquique (Chili), Hostal Obispo Labbe, Donderdag 3 Maart 2005
Vandaag geen stukje
terug eerste dagboekregel

Iquique (Chili), Hostal Obispo Labbe, Vrijdag 4 Maart 2005
In de huidige retoriek van zeuntje Bush worden verbanden gelegd tussen vrijheid, tirannie en terrorisme die er niet zijn: "De 'tiran' Hussein haat vrijheid, en is daarom een terrorist", bijvoorbeeld. Het is echter duidelijk dat er nogal wat tirannieke landen zijn (Chili onder Pinochet, Zuid-Afrika onder Apartheid) die géén terroristen waren, en zelfs minnaars van vrijheid, zij het voor eigen kring. Pinochet ondersteunde handelsvrijheid tot het land er bijna aan ten onderging. Zuid-Afrika cultiveerde Apartheid als vrijheidsideaal van de blanken: Vrij om 'ondergeschikten' er op na te houden. Maar het waren géén terroristen.
Ook de binnenlandse retoriek rammelt. Bush streeft naar vrijheid van terrorisme, maar zijn Patriot Act ondermijnt elementaire menselijke vrijheden door --bijvoorbeeld-- mensen onbeperkt gevangen te houden zonder aanklacht, of te martelen bij verhoor, met de kunstgreep dat het "in het buitenland" gebeurt.
Het oorspronkelijke Amerikaanse vrijheidsideaal, zoals wij dat van buitenaf kenden, en bewonderden, bestaat uit een pakket burgerrechten, sociale rechtvaardigheid en deelname van iedereen aan de politiek.
Terwijl ieder Amerikaantje, desgevraagd, bevestigt dat 'democratie' en 'vrije pers' de grondslagen van zijn maatschappelijk denken vormen, huldigt hij of zij door-de-week een meer geprivatiseerde vorm van vrijheid: "Alles kan, en alles mag" en "Ikke-ikke, en de rest kan stikke". bij het nastreven van succes, macht, invloed en sociale mobiliteit.
Het gaat dus om twee botsende vrijheidsidealen, die tot het normale spanningsveld van ons sociale leven horen. Ik illustreer dit graag met spanningsveld van ieder groeplid als we gezellig rondom een tafel moppen zitten tappen. Ieder heeft er behoefte aan zijn unieke eigenheid te demonstreren: "Ik ben heel anders dan jullie", maar óók om signalen uit te stralen van: "Ik hoor erbij, ik ben net als jullie". Dat gebeurt verbaal en non-verbaal met gebaar, kleding en andere sociale vindingrijkheden om deze "dubbele boodschap" uit te stralen.
Wat is er nu verkeerd aan die retoriek van Bush? En aan die --van-hetzelfde-laken-een-pak-- van de globalisatie-freaks?
Het "vrijheidspakket" dat zij je door de strot trachten de stoppen bestaat uit die twee tegengestelde soorten vrijheid. Iedere maatschappij, iedere groep, kiest een optimaal mengsel van die tegenstellingen, maar als je de macht hebt over --bijvoorbeeld-- de communicatiemiddelen, kun je de eenzijdigheid daarvan verhullen.
De goede vraag in dan ook: "Wiens vrijheid?"
En dan heel goed kijken, luisteren, en op de snijtafel leggen.
Ziezo, nu kunnen we "tirannie" en "terrorisme" ook wat beter bekijken. Die begrippen zal ik een andere keer eens tegen het licht houden.
terug eerste dagboekregel

Iquique (Chili), Hostal Obispo Labbe, Zaterdag 5 Maart 2005
Dit is de laatste brief van Isabelle voor haar terugkeer naar Engeland. Ze gaat er naar een kostschool 'om een lady van haar te maken', zoals ze in een eerdere brief schreef. Ze is nu vijftien. Zie 11 februari voor nadere gegevens.


Iquique, 6 Oktober 1908

Lieve Oma,
       Ik doe bij deze brief een fiche van de Santa Elena. Als een laatste herinnering voor U van mijn leven op de pampa. Ik hoop dat de postbode hem niet achterhoudt, want hij is voor U. Hij is van ebbenhout, een zwarte, harde houtsoort.
       Herinnert U zich dat ik U vertelde van die arbeiders die zich beklaagden over het betaalsysteem dat ze op de mijnen gebruiken? Zij kunnen deze fiches alleen gebruiken om te kopen in de bazaars en de winkels van de fabriek waar ze werken. Nu begrijp ik pas Aurelio toen hij zo klaagde dat de mijneigenaars zich niet alleen rijk maakten met de salpeter.
       Ik vroeg aan mijn vader waarom ze hun geen normaal geld geven, maar hij zei dat dit de enige manier was om te voorkomen dat ze hun loon aan drank zouden verspillen. Rosa keek boos toen ik hem liet zien, en zei dat het een heel slecht systeem was, en dat de mijneigenaars in de problemen zouden komen als ze hun arbeiders niet correct zouden gaan betalen.
       Wij zijn al in de problemen. Het bleek dat wij er altijd al dicht bij waren. Mijn vader was rijk, maar de woestijn heeft alles in de war gestuurd, precies waar hij altijd al bang voor was. Nu heeft hij niets meer.
       De inpakkers (of beter gezegd de 'meenemers', want dat is wat ze doen) drongen op een vroege ochtend het huis binnen. Ze kwamen om alles in beslag te nemen wat mogelijk waarde had om de schulden van mijn vader te betalen.
       De meubels, ingepakt in grote stukken karton, gingen als laatste. Het enige wat bleef, volgens de wet, waren de bedden. Ik keek hoe ze mijn piano inpakten. Met zijn capuchon was het net een monnik onderweg naar een retraite.
       Het huis is vol verdriet. Hortensia, die in haar kamer was gebleven, gilde toen de mannen haar spullen meenamen. Rosa bekeek het vanuit de keuken, zonder een woord te zeggen.
       Gezeten op de trap, onder het gesluierde licht van het dakraam, zag ik hoe ze in een paar uur het huis leeghaalden, alsof er vanaf de pampa een wind was komen waaien die meedogenloos alles wegvaagde wat die tegenkwam.
       Dag Iquique, en dag Oma.
       Wij zullen elkaar vlug weerzien,

Uw kleindochter Isabelle


Zie 2, 11, 15, 19 en 27 februari voor eerdere brieven.
terug eerste dagboekregel

Iquique (Chili), Hostal Obispo Labbe, Zondag 6 Maart 2005
Het was te verwachten dat het maanddagboek nieuwe vertalingen zou opleveren van:
--"When you're through changing, you're through".
Wat hebben we allemaal?
--"Als je klaar bent, ben je klaar".
--"Na het veranderen, is het met je afgelopen".
--"Als alles is gebeurd, is het met je gebeurd".
--"Als je gedaan hebt, is het met je gedaan".
--"Het is met jou gedaan als je denkt: alles is gedaan!"
--"Als je niet meer ópstaat, ben je op!"
(Slaat dat op een neergeslagen bokser? Of op een terneergeslagen uitslaper?)
Hoe dan ook, het ging om "keep your synapses snapping", en dat is mooi gelukt.
(100 woorden)
terug eerste dagboekregel

Iquique (Chili), Hostal Obispo Labbe, Maandag 7 Maart 2005
La Nueva Canción ontstond in Argentinië gedurende het regime van Perón. Het verspreidde zich over heel Latijns Amerika en begeleidde de politieke gebeurtenissen vanaf de jaren vijftig. De VS manipuleerde de politieke processen in hun voordeel, en dat zette kwaad bloed bij zowel opgeleiden als bij ongeschoolden. La Nueva Canción heeft dat ressentiment vaak als thema of ondertoon.
Maar La Nueva Canción weerspiegelt ook de liefde van eenvoudige mensen voor hun land, met name van de arme boeren en de landarbeiders. La Nueva Canción was een wapen in de politieke strijd. La Nueva Canción werd de spreekbuis van de machteloze. Ik zal er nog wel vaker over schrijven --en er enkele vertalen-- want ik heb inmiddels een hele collectie, en ieder Canción heeft zijn geschiedenis.
Hier vertaal ik "¡A desalambrar!", met kenmerken van strijd en bewustwording.

Yo pregunto a los presentes
si no se han puesto a pensar
que esta tierra es de nosotros
y no del que tenga más.

Yo pregunto si en la tierra
nunca habrá pensado usted
que si las manos son nuestras
es nuestro lo que nos den.

¡A desalambrar!
¡A desalambrar!
que la tierra es nuestra,
es tuya y de aquel,
de Pedro y María,
de Juan y José.

Si molesto con mi canto
a alguien que no quiera oír
le aseguro que es un gringo
o un dueño de este pais.
Ik vraag aan de aanwezigen
of ze nooit eens hebben gedacht
dat de aarde van ons is
en niet van wie alles al heeft.

Ik vraag U of hier op aarde
niemand ooit heeft overwogen,
dat als de handen van ons zijn,
ook van ons is wat ze ons geven.

Weg dat prikkeldraad!
Weg dat prikkeldraad!
zodat de aarde van ons wordt,
van die daar, en van die,
van Peter, en van Marie,
van Jan, en van Joost.

En stoor ik iemand,
die mijn lied niet wil horen,
dan is dat òf een yankee,
òf een heerschap van dít land.

terug eerste dagboekregel

Iquique (Chili), Hostal Obispo Labbe, Dinsdag 8 Maart 2005
De tegenstrijdige inhoud van het vrijheidsideaal beschreef ik eerder in de kontekst van de grote politiek. Ik illustreerde het met een voorbeeld uit de kleinst mogelijke sociale groep: een groepje moppentappers rondom een café-tafeltje. Toevallig tref ik een verslag van een bijeenkomst van Arteconomy, waar 'zakenmensen' 'kunstenaars' ontmoeten om zich te buigen over de rijke --en wellicht snel evoluerende-- relatie tussen Kunst en Economie. (Ik schreef er eerder over op 9, 10 en 12 juli 2004, zie ook www.arteconomy.be). Daar vond ik een voorbeeld uit de tussenregionen. Op 4 oktober 2004 staat daar in de arena de succesvolle onderneemster-kunstenares Joëlle Tuerlinckx. Met haar kunstbedrijf Lhoist, verschijnt ze op Documenta en andere gerenommeerde kunstfeestelijkheden; in NL in het Bonnefantenmuseum. Haar 'werken' worden ter plekke gecreëerd. De vorm en inhoud van die 'werken' laat ik nu terzijde om mij te concentreren op hoe het begrip "vrijheid" aan de orde komt.
Allereerst bewonderen de 'zakenmensen' deze kunstenares omdat ze van de kunst kan leven, en beroemdheid geniet. Terwijl zij zelf gebonden zijn aan de dagelijkse discipline van massaproduktie en grote reklamebudgetten, staat daar een dame die zich de allerleukste dingen laat invallen en méér faam geniet dan zij. Zij doet dat bovendien zonder subsidies van de overheid, want voor een beetje neo-kapitalist is dat een gruwel. Die "vrijheid" zouden zij ook wel willen. Likkebaardend luisteren ze:
--". . . vous êtes plus indépendante que nous, nous avons plus de systèmes, nous avons plus de responsabilités . . . ", interrumpeert een zakenman na het nadenkertje dat Joëlle ze toegeschuift: ". . . je suis au niveau de la matière et non de la courbe de croissance de l’usine . . .".
     [vrij vertaald: 'u bent vrijer dan wij, wij hebben meer systemen, wij hebben meer verantwoording', 'ik ben bezig met de materie, niet met de groeicurve van het bedrijf']
Wat zegt Joëlle echter nog meer? Na de academie begon zij als kunstdocente, en deed daarnaast wat "dingetjes voor haarzelf" tot het teveel tijd ging eisen. Met moeite verliet ze de zekerheid van het docentenbestaan, want ze wist niet waarvan ze zou moeten leven. Maar het is gelukt. Ruimschoots. En zij voelt zich ongelofelijk vrij, blij en gelukkig.
--"Maar", zegt zij, "la liberté ressentie, la plus grande liberté consisterait, paradoxalement, en l’exercice du maintient d’une vigilance ... la liberté a un prix à payer: ce prix étant donc celui de la rigueur".
     [vrij vertaald: 'de vrijheid die ik ervaar, de allergrootste vrijheid, bestaat paradoxaal genoeg uit waakzaam zijn, vrijheid heeft een hoge prijs, de prijs van stiptheid, onverbiddelijkheid, discipline']
Vervolgens beschrijft ze het systeem van de curatoren die veel publiek moeten trekken en haar telkens waarschuwen "... d’imaginer ‘les 10 000 visiteurs’ ... ", waarna ze zegt: "Je me retrouvais malgré moi prise dans une ‘entreprise de l’art’ ...", en ontdekt dat ze deelneemt aan " ... cet ’immense marché mondiale de la consommation' ... " waarvan men " ... fait croire aux gens que c’est cela l’art contemporain."
     [vrij vertaald: 'en nu zit ik, ondanks mezelf, gevangen in een kunst-onderneming, en in die wereldwijde consumptie-markt, waarvan men de mensen doet geloven dat het eigentijdse kunst is']
Daar sta je dan als kunstenares. Je hebt je vrijgemaakt van de dwang van la courbe de croissance de l’usine, en nu dit.
Van de relatie tussen Kunst en Economie had ze eerder gezegd dat ze met haar vrienden-kunstenaars bezorgd hadden gesproken over de gevaarlijke groeiende verstrengeling van beide cultuur-blokken, en dat ze zelf een optimale positie zocht tússen die twee. Het lijkt nu dat ze er tussen wordt fijngemalen.
Niet voor niets noemt ze haar behoefte om zich na een project tijdenlang terug te trekken op haar atelier, en volgt ze belangstellend de "vrijheid" die haar vriend-kunstenaar Willem Oorebeek nastreeft om juist *niet* afhankelijk te zijn, en te zien hoe zijn werk zich ontwikkelt zónder invloed van verkoopresultaten.
Bij het zoeken naar "vrijheid" staren we ons wellicht blind op de "vrijheid" van de ander die wij als ééndimensionaal zien. In dat geval zou de Schotse ballade ons verder kunnen helpen: "The grass is always greener on the far side of the hill".
terug eerste dagboekregel

Iquique (Chili), Hostal Obispo Labbe, Woensdag 9 Maart 2005
Eergisteren vertaalde ik van La Nueva Canción een lied van strijd en bewustwording. Vandaag een van liefde voor het land en van hoop op verandering.
"El arado", (de ploeg), is buitengewoon populair. Het is dan ook heel melodieus, en het refrein "Vuelan mariposas, cantan grillos . . . " getuigt van liefde voor het land. Iedereen kent het. De duif, die ooit weer zal vliegen, is het symbool van de vrijheid.

Aprieto firme mi mano,
y hundo el arado en la tierra.
Hace años que llevo en ella,
cómo no estar agotado.

Vuelan mariposas, cantan grillos
La piel se me pone negra,
Y el sol brilla, brilla, brilla . . .

El sudor me hace surcos,
yo hago surcos a la tierra,
sin parar.

Y en la tarde cuando vuelvo,
en el cielo apareciendo una estrella.
Nunca es tarde me dice ella,
la paloma volará, volará, volará . . .

Afirmo bien la esperanza,
cuando pienso en la otra estrella.
Como yugo apretado,
tengo el puño esperanzado,
porque todo cambiará.
Met vaste hand
druk ik de ploeg in de aarde.
Al de jaren die ik hier ben,
hebben mij lang niet uitgeput.

Vlinders fladderen, krekels zingen.
Mijn huid verweert.
De zon die straalt, en straalt, en straalt . . .

Het zweet trekt strepen over mijn gezicht.
Ik trek voren door de aarde.
Zonder ophouden.

Als ik 's avonds huistoe ga,
verschijnt aan de hemel een ster.
Nooit is het te laat, zegt ze mij,
de duif zal vliegen, vliegen, vliegen . . .

Als ik denk aan die ster,
krijg ik nieuw vertrouwen.
Vol goede hoop,
houd ik de ploeg stevig in de hand,
want alles anders worden.

terug eerste dagboekregel

Iquique (Chili), Hostal Obispo Labbe, Donderdag 10 Maart 2005
Eindelijk komt er beweging in. Ik begon vast te roesten. Ik had weliswaar voortdurend 'plannen' om het binnenland in te trekken, maar omdat ik óók 'geen haast' had, bleef het daarbij. Het sociale leven laat mij toch al weinig tijd voor mijn 'gewone' lees- en schrijfbezigheid, zo klaagde ik.
Maandag was ik bij de presentatie van een nieuw boek, uitgenodigd door iemand van het voorlezen-uit-eigen-werk-clubje. Misschien kom ik nog wel eens terug op dat boekje met vertellingen van deze gedreven autodidacte. Maar in de 'sociale gesprekken' --het nieuwe fenomeen in mijn zwerversbestaan, want ik kende op die bijeenkomst zeker een dozijn mensen-- kwamen mijn 'plannen' voor het binnenland ter sprake.
Twee van de aanwezigen hadden een huisje in Pica, en wilden mij dat wel verhuren. Dat zette er vaart achter. Daarom ga ik vandaag met de bus (twee uur) naar Pica voor een terreinverkenning. Het ligt op 1300 meter hoogte en 's nachts zou het 'koud' kunnen zijn. Daar moet ik meer van weten voor ik er een paar weken naar toe ga.
Pica
is een oase met nu zo'n 2500 inwoners. In 1556 vestigden de conquistadores er zich. De "beroemde" veroveraars verbleven er. Daarvóór was het al een etappeplaats van de Camino del Inca, het volk dat als een soort Romeinen kort daarvoor een wegen- en bestuursnetwerk had gecreëerd. Vlak bij Pica ligt nog een kleinere oase, Matilla, waar vanaf 1760 een goede, en zeer bekende wijn werd geproduceerd. In 1912 hield dat op toen een toenmalige "magnaat" John North alle water opkocht en de oase liet verpieteren. Op dit moment speelt er weer zoiets.
En nu inpakken en naar de bus. Die vertrekt om acht uur.
Pica, dezelfde dag, 1645
[Handgeschreven aantekening onderweg:]
Ik zit op de bus van vijf uur te wachten met ambivalente gevoelens over al of niet hier voor drie of vier weken terug te komen. Het is een aardig dorpje, maar nogal Valkenburg-Volendam-achtig gedurende het seizoen. Dat zie je aan alles, maar nu is het opeens doodstil, de vakanties zijn voorbij. Een internet-café zoeken viel niet mee. Ik vond er eindelijk een met twee werkende en twee stukke computers. Zonder USB-poort voor mijn geheugen, zodat ik de website voor vandaag --de bovenste helft van dit stukje-- niet kon opladen. Wel kon ik via mijn Yahoo-adres een mailtje aan 'de preferenten' sturen dat ik een dagje moest overslaan. Op het laatst kreeg ik nog een tip voor een ander I-café, mèt USB-poort.
Maar verder twijfel ik. Kan ik het comfort van de grote stad niet missen? Of de frisse zeelucht iedere dag? Ik weet het nog niet.
Ik heb wèl een paar mooie foto's gemaakt. Met name die van het woestijnkerkhof vind ik 'dramatisch'. Zie binnenkort op mijn gewone Iquique-link http://www.fototime.com/inv/E0F40F8CFDD993E
terug eerste dagboekregel

Iquique (Chili), Hostal Obispo Labbe, Vrijdag 11 Maart 2005
De bus vertrok te laat, want er was een grote groep "middelbare" vrouwen die mee moest, die kwamen te laat, en waren in een uitgelaten feestelijke stemming. Geleidelijk-aan werd mij duidelijk waarom. Ze droegen allemaal een sticker van El Día de la Mujer [De Dag van de Vrouw] van de dag eerder. Daarvan hadden ze de feestelijkheden in Iquique meegemaakt, en nu gingen ze naar huis. Die uitgelatenheid had dus te maken met vers bevestigde bevrijdingsgevoelens: Voor díe generatie, en voor dát milieu bepaald een grote verworvenheid. Er was een gitariste bij en die tokkelde af en toe wat meezingers. Ze zaten --met zeker vijf-en-twintig of dertig-- bijeen achter in de bus. Naarmate de tijd vorderde werd er enthousiaster meegezongen, maar tot mijn verbazing werden dat ook steeds meer "christelijke" liederen met teksten over 'De Here' die geloofd en geprezen werd als eeuwige toeverlaat, en die ze eeuwig onderdanig zouden zijn. El Señor was het hélemaal. Dat was het laatste wat ik had verwacht van een groepje pas-bevrijde of her-bevrijde vrouwen.
In Pica zelf trof ik pamfletten van een actiegroep die de gemeenteleden wakker probeert te schudden voor een onheil dat dreigt. De lokale mijn onderhandelt met de lokale boeren over méér water uit de bronnen waar Pica en Matilla op teren. De mijn erkent de burgerij niet als gesprekspartner, en bijna alle bestuurlijke en gekozen topfunctionarissen zijn verbonden aan de mijn op de een of andere manier. Het gaat om één kubieke meter per seconde méér. De mijn beweert, in tegenstelling tot de officiële studies van de wetenschappers, dat dit extra water uit andere lagen komt, en dat het de toevoer naar Pica en Matilla niet aantast. Het is een onderhandse onderhandeling met de grondeigenaren-boeren van de vruchtbomen --succesproduct van Pica, maar financiëel geen zwaargewicht-- die daarvoor een éénmalige vergoeding zouden krijgen. Een soort uitkoopsom. Of 'zwijggeld', want er zou met hun watertoevoer niets aan de hand zijn, beweren de mijndeskundigen anderzijds.
Er lijkt iets te gebeuren zoals in 1912 toen het water door een "magnaat-van-toen" eenvoudigweg werd opgekocht en aan Iquique en de mijnen aan de kust werd dóórverkocht. De zeer oude wijnproductie van Matilla, beroemd, maar financiëel geen zwaargewicht, verdween en de oase ontvolkte. In die tijd, toen ze pas (21 december 1907, zie 2 feb jl.) 2000 stakende arbeiders met vrouwen en kinderen hadden doodgeschoten, werden daar kennelijk geen woorden aan vuilgemaakt.
De bestuurders hebben 'gebonden handen'. En het volk krijgt 'brood en spelen', want de mijn betaalt allerlei feestelijkheden en heeft een service center, waar o.a. kinderen gratis computerspelletjes kunnen spelen, en volwassenen in de geheimen van e-mail en internet worden ingewijd. Vandaar die wakkermaak-aktiegroep.
De "strijd om het water" tekent zich steeds duidelijker af. Ook hier.
terug eerste dagboekregel

Iquique (Chili), Hostal Obispo Labbe, Zaterdag 12 Maart 2005
Gisteravond keek ik naar wervelend amateurtoneel. Het scrabeuze jargon hoefde ik niet te verstaan, want met de uitbundige gebaren lag het er duimendik bovenop. Het was in de traditie van La Celestina, het beroemde 16e eeuwse stuk waar onze NLse Brederode braaf bij afsteekt.
La Celestina
speelt in bars en op straat, en tussen hoeren en soldaten. Dit speelde in de huiselijke kring, in het moderne jargon, en met overspelige buurvrouwen, schlemielige huisvaders en puberzoontjes die met rap, drugs en vriendinnetjes overweg proberen te komen.
Als entr'acte dansten ze samen hip-hop in dezelfde gebarentaal.
Platte lol van de bovenste plank. (100 woorden)
terug eerste dagboekregel

Iquique (Chili), Hostal Obispo Labbe, Zondag 13 Maart 2005
Toen ik in Pica op de bus zat te wachten voor de terugweg, twijfelde ik al of ik er terug zou komen voor de resterende weken. De oase heeft aantrekkelijkheden die Iquique niet heeft: Stilte bijvoorbeeld. Maar wat ik er zou missen, drong pas tot mij door toen ik terug was: Ik zou er nóóit de sociale kontakten krijgen die hier geniet. Ik verbaasde mij zelfs hoe ik mij die "verhuizing" in het hoofd had kunnen halen.
Heel eenvoudig: Nóóit was ik zo sociaal ingebed, en dan telt alleen de aantrekkingskracht van "de volgende plek". Dom gewoontedenken was het geweest. (100 woorden)
terug eerste dagboekregel

Iquique (Chili), Hostal Obispo Labbe, Maandag 14 Maart 2005
Nèt voor het weekend werd Paul Schäfer in Argentinië gevangen genomen op een dik dossier van beschuldigingen variërend van pedofilie en laten 'verdwijnen' van kinderen, tot medewerking aan de martelingen gedurende het Pinochet regiem. Hij was het hoofd van Colonia Dignidad, later genoemd Villa Bavaria. Toen ik hier in 1997-'98 was, woonde ik in die buurt, en waren nieuwe beschuldigingen aan de orde: Van nòg beter gehalte, en bovendien in een veranderend juridisch klimaat. Dat leidde tot spectaculaire huiszoekingen, en de vlucht van Schäfer in 1998.
Alle eerdere beschuldigingen had hij in de doofpot weten te krijgen. Zelfs lukte het hem ooit een onderzoeksrechter uit zijn functie te laten ontzetten. De banden met "de top" waren sterk en geheimzinnig. Al in 1977 was er een informant die De Kerk achter zich kreeg voor een onderzoek. De informant werd door onbekenden met messteken vermoord. Een gevlucht gemeentelid in 1988 --toch al het laatste jaar van de officiële dictatuur-- die asiel zocht bij de politie, werd teruggebracht naar Colonia Dignidad. Door diezelfde politie.
Schäfer
kwam in 1961 naar Chili met een groep getrouwen om er een stichting te vestigen voor de opvang en opvoeding van oorlogswezen. Op een zwaar omheind terrein van 170 vierkante kilometer, in een vruchtbaar Zuidfrans klimaat werkten ze hard, en waren self-supporting. Via de Duitse Baptisten kregen ze ontheemde kinderen, uit internationale fondsen kwamen subsidies, en Chili gaf ze belastingvrijdom.
Schäfer had eerder een dergelijke stichting in Duitsland, maar wegens beschuldigingen van pedofilie moest hij vluchten naar België en Afrika. Nu had het de vorm van een fundamentalische christengemeente waar iedere morgen de Bijbel werd gelezen, waar twaalf uur per dag werd gewerkt, waar Schäfer iedere dag het werk verdeelde, waar mannen, vrouwen en kinderen gescheiden leefden, en sexueel contact slechts met toestemming van de leiding plaatsvond (andere zwangerschappen werden geaborteerd, want Schäfer hield er Edel-Germaanse ideeën op na).
Hij wist en zag alles, had overal microfoons om gesprekken af te luisteren, en werd door de meerderheid op handen gedragen wegens de 'puurheid' die zodoende werd gehandhaafd. De vrouwen droegen allemaal de klassieke "bäuerliche Tracht" en haarvlecht. Pas sinds twee jaar komt daar kentering in. Spijkerbroek voor vrouwen en lang haar voor mannen is toegestaan, en de gemeenschap nodigt mensen uit voor toeristische bezoeken en proeven van hun --inderdaad-- voortreffelijke landbouwprodukten.
Paul Schäfer
, --geboren 1921, reken maar uit-- had dat allemaal van zijn tijd bij de Hitlerjugend. Daar was hij een enthousiast lid en leider. Daar had hij die ideeën vandaan. Dank zij hem kon je lekker ouderwets Edel-Germaan zijn in Chili. Helemaal "Blut und Boden" van de dertiger jaren.
terug eerste dagboekregel

Iquique (Chili), Hostal Obispo Labbe, Dinsdag 15 Maart 2005
Vanaf de vorige week is Iquique veranderd. De stranden zijn leeg, en de straten zijn vol school-uniformtjes, want ook de allerkleinsten doen mee. De jongens in klassieke blauwe broek en de meisjes in getailleerde blauwe overgooier. Met stropdas allemaal.
Ook wel in plissé-rokjes van schotse ruit, maar steeds met kuithoge blauwe sokken en penny shoes. Het is dus afgelopen met de afgezakte-broekmode, en veel bloot van boven en van onderen. Ik vond opeens dat ze veel flirteriger naar elkaar keken. How come?
Omdat het vrouwelijk wapenarsenaal grotendeels bedekt is? En alleen de ogen zijn overgebleven? Of werd ík minder afgeleid? (100 woorden)
terug eerste dagboekregel

Iquique (Chili), Hostal Obispo Labbe, Woensdag 16 Maart 2005
Isabelle is een leergierige jongedame van nog geen twaalf die goed uit haar ogen kijkt. Dit is haar vijfde brief. Ze is nu drie maanden in Iquique.
Let op dat jongetje met de ezel. Die komt terug in latere brieven, want daar wordt ze later verliefd op. Hoe dàt verloopt in het Victoriaanse cultuurtje van dat milieu, zal ik ook vertalen.


Iquique 29 Januari 1905

Lieve Oma,

       De vorige week heb ik de Santa Elena leren kennen, de "Oficina" van mijn vader. Zo noemen ze hier de fabrieken waar ze uit rotsblokken van de woestijn salpeter halen, of "het witte goud", zoals ze ook zeggen.
       Ze verkopen het in het buitenland als buskruit en als kunstmest.
       's Morgens heel vroeg, toen het nog heel fris was, namen we de trein. Ik had mijn winterjas aan alsof ik in Schotland was. Ik herinner mij de reis die we maakten van Edinburgh naar Portmouth de dag dat wij afscheid van U namen. De locomotief was ook zo mooi, van ijzer, groen geverfd, en zijn koperen dom glimde als een grote spiegel zodat je de mensen op het perron er in zag lopen.
       Ik voelde mij heel bevoorrecht. James ging niet mee.
       Mijn vader zei de hele reis niets tegen mij, maar ik zag dat hij mij met verbazing bekeek als ik hem aanwees wat mij allemaal opviel. Ik geloof dat hij ook iets speciaals voelde voor deze streek. Niet alleen verbaasden mij de bergen, gehuld in zachte tinten alsof iemand ze had besproeid met een allegaartje van kleuren, maar ook verwonderden mij de reuzeschoorstenen van de verschillende oficinas her en der langs de spoorlijn, die hun zwarte rook uitspuwden als verdwaalde boten midden op de oceaan.
       Meneer McPhee stond op ons te wachten. Hij is klein en dik; hij behandelde mij als een belangrijk persoon. Hij is de direkteur en de baas van de zeshonderd mannen die op deze oficina werken, twintig daarvan zijn europees; de rest bolivianen, peruanen en chilenen.
       We gingen direkt naar La Máquina, [de fabriekshal] dat is waar de karren met rotsblokken aankomen om de worden fijngemalen door de maalmachines. Grote drakentanden kauwen het, en spugen het uit in kleine brokjes. Meneer McPhee legde mij uit dat ze die oplossen in kokend water en, als dat water later verdampt, blijven de salpeter-kristallen over. Uit de resten halen ze ook nog jodium. Het is ongelofelijk, Oma, dat er zoveel rijkdom zit in droge stenen.
       Wij kwamen langs de "campamentos", dat zijn de woningen van de arbeiders. Rijen van povere hutjes van zinken golfplaat waar de wind, die alles voor zich uitjoeg, krachtig tussendoor waaide. Ik moest mijn hoed goed vaststrikken. De kleine kinderen en hun moeders waren arm en slecht gekleed, en hielden op met hun spelletjes en hun bezigheden om naar ons te kijken. Ze lachten niet, maar toen meneer McPhee snoepjes naar de kinderen gooide, stoven ze er gillend op af om ze op te rapen.
       Na de lunch, terwijl mijn vader confereerde met meneer McPhee en andere heren van de oficina, ging ik op de galerij zitten die het huis beschut tegen de brandende zon. Ik was er nog geen vijf minuten toen plotseling een jongetje van mijn postuur tevoorschijn kwam met een ezel, volgeladen met brandhout, aan de lijn. Hij bleef stilstaan bij de trap naar het terras, en keek mij aandachtig aan met zijn grote grijze ogen die glinsterden als munststukken. Hij had een oude vieze leren hoed op met een brede rand, en kleine zweetdruppels parelden op zijn voorhoofd.
       Ik wachtte om te zien of hij mij iets zou zeggen, toen opeens een reuzeschreeuw onze blikken onderbrak. Het jongetje draaide zich om, en in de verte zagen we een man die hollend in onze richting kwam. Hij zwaaide met zijn armen in de lucht en viel toen op de grond, onbewegelijk, met open mond, alsof hij nog schreeuwde.
       Tot mijn ontzetting zei het jongetje tegen mij:
       --"Hij is dood, hij is in de ketel gevallen".
       De ketel, Oma, dat is waar ze de gemalen rots in koken.
       Door mijn verbazing dat het jongetje engels sprak, en de afgrijselijke dood van die man, hoorde ik niet dat mijn vader mij riep. Hij was met meneer McPhee, en ik probeerde uit te leggen wat ik had gezien, maar niemand leek mij te horen, en toen we weer naar het fabrieksterrein liepen, zag ik dat het jongetje, zijn ezel, en de dode man waren verdwenen.
       Ik vertelde aan Rosa wat er was gebeurd en zij antwoordde alleen:
       --"Er wordt veel geleden in de oficinas, daar heb je geen idee van".
       Lieve Oma, schrijf mij vlug,

Uw kleindochter Isabelle


Zie 2, 11, 15, 19, 27 februari en 5 maart voor de eerdere vertalingen.
terug eerste dagboekregel

Iquique (Chili), Hostal Obispo Labbe, Donderdag 17 Maart 2005
Een politiek analyst in NYT heeft het buskruit uitgevonden!
De Democraten, die nu in opperste verwarring verkeren, zullen de weg naar de overwinning weer terugvinden. Hun leidster zou Hillary Clinton moeten zijn. Die heeft daarvoor de beste papieren.
Het gaat om de fundamentalistische christelijke massa's van het binnenland, die een NLse Amerika-kenner ooit aldus beschreef:
--"Tot tachtig kilometer uit de kust lijkt het op Europa, verder is het Staphorst".
Volgens onze creatieve analyst zijn die massa's in hun hart niet Republikeins.
Zij zullen massaal op de Democraten stemmen: "mits-mits".
Tja, op die manier blijft Staphorst aan de macht.
Nóóit gedacht. (100 woorden)
terug eerste dagboekregel

Iquique (Chili), Hostal Obispo Labbe, Vrijdag 18 Maart 2005
Het heeft lang geduurd, maar eindelijk ziet Isabelle die jongen terug:


Iquique, 12 October 1906

Lieve Oma

       Herinnert U zich die jongen die ik op de Santa Helena zag de eerste keer dat ik daar was met mijn vader? In heb hem teruggezien op de renbaan toen Darling in de race was, het nieuwe renpaard dat mijn vader heeft gekocht.
       De renbaan was die dag tjokvol mensen, net als het treinstation 's morgens. Op de overdekte tribunes zaten we uit de zon en een briesje omhulde ons met de geur van de zee. Verkopers van frisdrank en ijs baanden zich een weg door de drukte, en hun kreten vermengden zich met die van de bookmakers. Voor sommigen, Oma, is het een feest, maar voor anderen is het benauwend.
       Als het wedden voorbij is, maakt iedereen zich klaar voor de race. De sfeer wordt gespannen, en vanaf het moment dat de wedstrijdleider roept: "Vertrekken!", is afloop een kwestie van geluk.
       De wedstrijd waarin Darling rende, was heel belangrijk voor mijn vader, omdat de winnaar een mooi bedrag zou krijgen. We zagen haar in de loopstal waar ze vóór de race de paarden laten zien, zodat de mensen kunnen kiezen waar ze op wedden. Ze was prachtig. De ruiter, die niet groter was als ik, had een jasje met de kleuren die ik voor mijn vader had gekozen: blauw met gele stippen, als zonnen aan de woestijnhemel.
       Terwijl ik Darling stond te bewonderen, kwam er een jongen naast mij staan. Hij begroette mij in het engels, en vroeg of ik van paarden hield. Hij leek groter dan ik, en was niet zo armoedig gekleed als toen op de Santa Helena, maar heel elegant in colbert, en met een gloednieuwe zwarte hoed. Ik was zó verrast hem te zien dat ik haast niet kon praten, en hij zei dat hij mij zou uitnodigen voor een ritje te paard door de woestijn, en dat hij mij plekjes zou laten zien die ik mij nieteens kon voorstellen. Ik ben bang dat ik daarvoor geen toestemming krijg.
       Voor hij wegging zei hij dat Darling in uitstekende vorm was, en dat ze ging winnen.
       Mijn vader vroeg met wie ik had staan praten. Ik zei dat het iemand was die ik niet kende, en dat was wáár, want ik was er niet toe gekomen zijn naam te vragen. Bovendien wilde ik niet dat hij het zou weten. Als het Anna was geweest, die had ik het wel verteld, maar aan mijn vader, nee.
       Oma, Darling heeft gewonnen.

Uw kleindochter de boffer,
Isabelle


Zie 2, 11, 15, 19, 27 februari en 5, 16 maart voor de eerdere vertalingen. (Anna is de huisonderwijzeres waar ze het erg goed mee kon vinden, maar die is kort daarvoor overleden.)
________
PS: Ik ben vandaag precies twee maanden hier. Nog een maandje dus.
terug eerste dagboekregel

Iquique (Chili), Hostal Obispo Labbe, Zaterdag 19 Maart 2005
La Nueva Canción [Het Nieuwe Lied], schreef ik 9 maart, begeleidde de politieke gebeurtenissen in Zuid-Amerika vanaf de jaren vijftig. Ik vertaalde er toen een van strijd en bewustwording. Twee dagen later koos is er een waarbij de liefde voor het eigen land wordt bezongen. De derde soort Nueva Canción huldigt de gewapende strijd. Een voorbeeld daarvan is "Camilo Torres".
Camilo Torres Restrepo
werd in 1929 geboren in Bogotá geboren. Zijn vader was een bekend medicus. Hij studeerde voor priester, en na zijn wijding in 1954 studeerde hij in Europa sociologie; in Leuven en Parijs. Al in Bogotá had hij studiegroepjes gevormd over "armoede en sociale rechtvaardigheid". In Parijs leerde hij de christelijke vakbewegingen kennen. In Columbia was hij de pionier op het gebied van stadssociologie door zijn proefschrift in 1958, in 1987 herdrukt als: "De Proletarisatie van Bogotá". Als studentenpastor voerde hij enthousiast de hervormingen van Vaticanum II door, en verkondigde dat het niet ging om meer gebed, maar om meer liefde.
In 1960 stichtte hij de Sociologische Faculteit aan de Universiteit van Bogotá, maar in 1961 kreeg hij het aan de stok met de lokale kardinaal die hem onthief van alle functies aan de Universiteit.
Samen met anderen publiceerde hij toch verschillende studies zoals "Het geweld in Columbia" (1962) en "Het geweld en de socio-culturele veranderingen op het Columbiaanse platteland" (1963). Onder druk van de hogere clerus doet hij in 1965 afstand van zijn priesterschap.
Intussen is hij ook druk met volksbewegingen aan de basis, o.a. nieuwe kerkgemeenten, publiceert een weekblad, en onderhoud kontakten met het Leger van de Nationale Bevrijding (ELN), dat in 1964 was gevormd.
Na zijn terugkeer uit Europa zette hij zich met wetenschappelijk onderzoek in voor de armen. Stelselmatige tegenwerking van de overheden dwingen hem echter tot een politieke aanpak. Hij bekleedt tenslotte diverse politieke posten.
Hij ziet geleidelijk in dat met vredelievende en wettelijke middelen geen werkelijke veranderingen tot stand kunnen komen, en sluit zich aan bij het ELN. Bij zijn eerste deelname aan geweldadige actie, in 1966, sneuvelt hij. Zijn voorbeeld inspireerde veel christenen in heel Zuid-Amerika, o.a. in Chili de groepering van "Priesters voor het socialisme", die weer steun gaf aan de opgang van Allende. Ook verbreidde zich zijn gedachte van christelijke basisgemeenten, die op hun beurt weer bijdroegen aan wat later "bevrijdingstheologie" werd genoemd.
Zijn graf is tot nu toe niet gevonden, maar Victor Jara zingt:
"Donde cayó Camilo nació una cruz, pero no de madera, sino de luz"

[Waar Camilo sneuvelde ontsprong een kruis, niet van hout, maar van licht.]

De hele Canción vertaal ik een dezer dagen.
terug eerste dagboekregel

Iquique (Chili), Hostal Obispo Labbe, Zondag 20 Maart 2005
Ik beschreef gisteren een "linkse priester", Camilo Torres. Vandaag een "rechtse", Raúl Hasbún. Hij is van dezelfde generatie, en ook van comfortabele afkomst. Hasbún treedt wekelijks op voor de katholieke TV, en schrijft een wekelijkse column in El Mercurio, het rechtse blad voor het zakenleven. Toen ik mij verbaasde over het spirituele praatje dat ik zappend was tegengekomen, vroeg ik verbaasd aan Gabriela:
--"Wat is dàt voor iemand?" Haar antwoord was kort en vinnig:
--"De meest fascistische priester in dit land".
De Kerk neemt af en toe afstand van zijn uitspraken, maar toch bleef hij tot zijn pensioen direkteur van de katholieke TV-zender. Hardere maatregelen, zoals in de ban doen, komen er niet van. Vermoedelijk omdat De Kerk een "gezicht" nodig heeft voor zijn pissend rijke schaapjes. Zogeheten "pastorale overwegingen".
Vóór de dictatuur was Hasbún actief in Patria y Libertad, de beweging die Allende ondermijnde, en politiek de weg baande voor Pinochet door met de 'doctrine van de Nationale Veiligheid' (hè, precies als Bush en Hitler) de meest dictatoriale maatregelen te rechtvaardigen.
Dictators in Latijns-Amerika hebben de kerken altijd gebruikt om hun autoriteit en hun messianisme de rechtvaardigen. In de toespraken van Pinochet staan herhaaldelijk zelfbeschrijvende termen als "de gekozene", "de verlosser", "de hand van God", en "God geeft mij het recht om te vechten". Deze toespraken werden voorafgegaan door "spirituele praatjes" van Raúl Hasbún om de messianistische rol van Pinochet en de strijdkrachten te onderbouwen. Pinochet liet zich ook graag fotograferen als goed gelovige op de eerste bank in de kerk.
Kritische sectoren van De Kerk maakten dat hij zijn legitimatie later meer zocht bij de Evangelische kerken tot een aantal daarvan in een open brief in 1986 (dat was drie jaar vóór het officiële einde van de dictatuur) "hem en de strijdkrachten, in de ogen van God, verantwoordelijk stelden voor het vergoten bloed".
Maar Hasbún ging door, als een profeet die zijn Messias verheerlijkt. Ook na de dictatuur. Toen zijn "Messias" door het 'veile gedrag' van een 'schaamteloze' Spaanse rechter in Londen werd gearresteerd, riep hij in zijn sermoenen op tot gebed zodat God zou helpen Pinochet te bevrijden. (Zoals bekend, is dat gelukt, Pinochet is terug in het vaderland).
Hasbún
onderhoudt nauwe relaties met de Pinochet-familie en reisde toentertijd demonstratief naar London om aldaar diens kleinkind te dopen.
Hij preekt nog steeds op de katholieke TV. Mijn verbazing de vorige week gold de oproep tot gebed voor Paul Schäfer, de pas gearresteerde leider van Colonia Dignidad op beschuldiging van misbruik van kinderen, en van medewerking aan de martelingen van de dictatuur.
In eerdere "spirituele praatjes" en columns in El Mercurio noemde hij Paul Schäfer onschuldig, vergeleek hij het lijden van Pinochet met dat van Jezus, en noemt hij socialisten regelmatig "intrinsieke vijanden van het vaderland", en "parasieten die leven van andermans bloed". Vooral dat laatste horen de neo-kapitalisten graag; dan voelen ze zich ook eens slachtoffer. Hasbún zorgt met zijn spirituele praatjes dat ze niet van De Kerk vervreemden. Mooi meegenomen!
Dat is dezelfde Kerk waarvan in de eerste maanden van de dictatuur dozijnen priesters werden gemarteld en "verdwenen", en 106 priesters en 32 nonnen het land werden uitgewezen.
Dat is dezelfde Kerk die in de jaren 1986-1989 Orientaciones Pastorales [pastorale richtlijnen] uitvaardigde, het beleidsdocument waarin De Kerk zegt naar nationale eenheid, en terugkeer naar democratie, te streven.
Ik wil maar zeggen, Chili is een complexe samenleving, en allemansvriendje zijn is moeilijk.
terug eerste dagboekregel

Iquique (Chili), Hostal Obispo Labbe, Maandag 21 Maart 2005
Het graf van Camilo Torres, waarvan ik eergisteren een levensbeschrijving gaf, is nooit teruggevonden. Het kon daarom geen bedevaartsoord worden, maar de tekstschrijver, Daniel Viglietti, een Argentijn, zit daar niet mee. Heel terecht noemt hij het een "kruis van licht", want deze gebeurtenis straalde uit over heel Latijns-Amerika. Dit lied, dat zijn naam draagt, werd in alle landen gezongen. Iedereen kende daardoor zijn geschiedenis.

Donde cayó Camilo,
nació una cruz,
pero no de madera,
sino de luz

Lo mataron
cuando iba por su fusil,
Camilo Torres
muere para vivir.

Cuentan que tras la bala
se oyo una voz.
Era Dios
que gritaba: ¡Revolución!

A revisar la sotana,
mi general,
que en la guerrilla
cabe un sacristán.

Lo clavaron
con balas en una cruz,
lo llamaron bandido
como a Jesús.

Y cuando ellos
bajaron por su fusil,
se encontraron
que el pueblo tiene cien mil.

Cien mil Camilos
prontos a combatir,
Camilo Torres
muere para vivir.
Waar Camilo viel
staat nu een kruis
Het is niet van hout,
het is van licht

Ze doodden hem
toen hij naar zijn geweer greep
Camilo Torres stierf
om te leven

Er wordt gezegd
dat na het schot een stem werd gehoord
Het was God
die "Revolutie!" riep.

Bij het bekijken van de toog,
mijn generaal
Lijkt het dat het leger
een koster kan gebruiken

Ze nagelden hem
met kogels aan een kruis
Ze noemden hem bandiet,
net als Jezus

En toen zij
naar hun geweer grepen
Ontdekten ze dat het volk
er honderdduizend had

Honderdduizend Camilos
staan klaar om te vechten
Camilo Torres stierf
om te leven

Elk land had zijn troubadours van La Nueva Canción, of zoals het in Cuba heette, La Nueva Trova, en er was veel uitwisseling. Dat is het voordeel van een continent met één taal. Toch zijn er genoeg regionale en nationale eigenaardigheden, zodat iedereen het als zijn eigen taal ervaart, omdat er de nodige grappen over ander-landse uitspraak en zegswijzen kunnen worden gemaakt.
La Nueva Canción
was ook bekend in Europa. Twee Chileense groepen, Inti Illimani en Quilapayún, waren nèt op tournee in Duitsland en Frankrijk toen de militaire coupe van 11 september 1973 plaatsvond. Zij kwamen zestien jaar later terug.
Víctor Jara
, uit wiens CD's ik dit lied heb, werd de eerste dag al opgepakt en naar het beruchte stadion in Santiago gevoerd waar zovelen de dood vonden na publieke martelingen. Víctor Jara ook.
Zijn lijk is teruggevonden, net als dat van veel anderen was het 'zomaar' 's nachts gedeponeerd in een buitenwijk. Dat was deel van de wraak.
Het stadion draagt nu zijn naam.
terug eerste dagboekregel

Iquique (Chili), Hostal Obispo Labbe, Dinsdag 22 Maart 2005
Even bijpraten over de gewone dingen van de dag. Van mijn drukke sociale leven weten jullie al. Ook dat fruit gemakkelijk is te krijgen --al vergt het vakkennis en oplettendheid-- en ook dat het met verse groente slecht is gesteld. Althans voor een rauwkost-eter zonder ijskast zoals ik hier-en-nu. Daar hoef ik niets aan toe te voegen.
Van het inkoopfront is wèl te melden dat eten hier erg goedkoop is, maar met vreemde uitschieters naar boven. Dat zijn de import-artikelen vanuit de twee rijke werelddelen. Zo kan het gebeuren dat een pak rijstwafels € 3,00 [uit Spanje] kan kosten en ook € 1,30 [uit Columbia].
Voor mijn Hostal-kamertje betaal ik per dag 4500 pesos, dat is € 5,70. Daarvoor is het brandschoon, want la dueña, en haar gedienstige, zijn poets- en wasfreaks. Ik krijg twee of drie keer in de week schone lakens. Daarentegen is er zelden warm water om te douchen. Thee zetten, of zoiets, is streng verboden, maar we zijn overeengekomen dat ik dagelijks een thermoskan heet water krijg. Die thermoskan heb ik daar speciaal voor gekocht, en zal ik hier achterlaten.
Het nieuwste avontuur op het inkoopfront is de [mogelijke!] aanschaf van een guayabera, dat is zo'n luchtig tropenjasje van Mexicaanse komaf. Het mijne begint danig te verslijten, en ik draag het veel. Dus ik ging op pad. Het blijkt hier in Chili uit de mode te zijn, voor oudere mannen is het nog in gebruik. Daarom is het niet meer te vinden in de moderne zaken met uitsluitend flitsende artikelen. Als ik het niet draag tijdens mijn inkoop-expedities, weten de jonge verkopers nieteens waar ik het over heb. Ik vroeg raad bij een oudere verkoopster van een warenhuis.
--"In Peru of Bolivia", zei ze, "of probeer het eens bij de ZOFRI". [Dat is de internationale vrijhandelszone aan de stadsrand] Géén guayabera.
In een van de kruip-door-sluip-door marktjes in de binnenstad, ontdekte ik opeens een nest modistas en sastres, naaisters en kleermakers, voor verstelwerk en voor nieuw. Een guayabera op maat, wie weet?
De naaisters vertikten het, en verwezen mij naar de sastres die hun hokjes vol hadden hangen met donkere costuums 'in bewerking'.
Ik kwam tenslotte bij een Peruaan die het wel zag zitten. Hij nam mij naar een paar stoffenwinkels in de buurt voor een lapje naar mijn smaak. Dat zat wel goed, maar toen ik over de voering sprak die ik in de kraag wilde hebben, precies zo als de mijne-van-nu, keek hij bedenkelijk.
--"Dat spul is hier niet te koop", zei hij. Maar misschien in Tacna [nèt over de grens in Peru]. Hij had vrienden die wel vaker die reis maakten. Die zouden wel een lapje voor hem kunnen meenemen.
Zaterdag weet ik de uitslag. Intussen hadden we het over de prijs. 6500 pesos, dat is € 8,30!! Ik had stilletjes op het drievoudige gerekend, dus ik zei meteen: "Maak er dan maar drie".
En nu afwachten of het doorgaat.

Iquique (Chili), Hostal Obispo Labbe, Woensdag 23 Maart 2005
We horen niets van tussentijdse onder-onsjes tussen Isabella en Nicholas. Misschien waren die er ook niet, en bleef het bij vluchtige gesprekjes, of briefjes via een postillon d'amour.


Iquique, 20 Juni 1907

Lieve Oma,

       Mijn wens is vervuld, nu kan ik het vertellen. De jongen van de renbaan heeft ons een bezoek gebracht. Hij heet Nicholas. Rosa dacht dat hij kwam om met mijn vader te praten. Ik lachte haar stilletjes uit, omdat ik wist, en ik zeg dit alleen aan U, dat hij kwam om mij te zien.
       Hij zag er chic uit, met zijn blauwe jasje en zijn witte overhemd, als de veren van een zilvermeeuw. Hij leek nerveus, hij liet zijn hoed vallen, en toen we ons samen bukten om die op te rapen, raakte hij mijn hand lichtjes aan. Ik herinner mij nu nog, Oma, hoe dat voelde. Kleine trillingtjes, zacht als de vleugels van een vlinder, over mijn hele lijf.
       Toen Rosa weg was uit de hal om mijn vader te zoeken, vroeg Nicholas mij om iets op de piano te spelen. Ik begrijp nu nog niet hoe ik mijn vingers kon bewegen, alleen herinner ik mij de stilte die ons omringde. Net als die van de woestijn.
       Ik hield op met spelen, en hij vroeg: "Wanneer gaan we samen paardrijden?"
       Oma, ik ben helemaal verliefd.

Een dikke knuffel van Uw gelukkige kleindochter,
Isabelle

P.S. Hortensia is terug en mijn vader is met haar getrouwd.

Iquique, 6 Juli 1907

Lieve Oma,

       Mijn vader gaf mij geen toestemming om met Nicholas te gaan paardrijden. Hij zei dat jongedames niet alleen met een jongeman uit gaan, en al helemaal niet op mijn leeftijd. Waarom mogen mannen doen wat ze willen? Dat is onrechtvaardig. Ik heb niet durven vragen waarover ze hebben gesproken die dag dat hij ons heeft bezocht. Ik ben alleen bang dat het niet goed is gevallen, want Hortensia gaf comentaar op zijn lompe gedrag:
       --Deze knul komt nog niet tot de hakken van Max. Max, dat is een heer.
       Zij begrijpt er niets van.
       Toen ik aan Juan vroeg mij iets van hem te vertellen, zei hij dat hij Ier was. Ik had dat al vermoed wegens zijn zangerig accent en zijn sproeten als paprikaspikkels op zijn gezicht. Vol bewondering vertelde hij hoe hij hierheen was gekomen als verstekeling. Hij was toen nog een kind; op een driemaster. Hij passeerde de Straat van Magelaen vechtend tegen de harde westenwinden. Als er niet zo'n kundige kapitein was geweest, was hij nu niet bij ons geweest.
       Maar waar Juan het meest van onder de indruk was, was dat hij zijn moeder, die weduwe was, en zijn drie zusjes had achtergelaten met de belofte dat hij ze uit de misère zou helpen. Daarom moest hij gaan.
       Nu begrijp ik waarom mijn vader niet wil dat ik met hem ga. Hebben ze daarom besloten om mij naar Engeland te sturen?
       Een paar dagen later bracht Juan mij stiekem een brief die Nicholas hem had gegeven, bang dat iemand het zou ontdekken. Het waren maar vijf woorden: "Ik zal op je wachten". Die vijf woorden zijn meer waard dan alle liefdesbrieven die er in de wereld zijn geschreven.
       Zal hij evenveel aan mij denken als ik aan hem?
       Ik weet dat hij de man is met wie ik ga trouwen, ofschoon Max overtuigd is dat ik met hem zal trouwen.

Adieu,
Isabelle


Kort voor haar vertrek naar Engeland, ruim een jaar later, komt Nicholas nog eens voor haar brieven. Dan schrijft Isabelle in een PS-je: "Ik heb niets gehoord van Nicholas". De jeugdliefde lijkt voorbij.
Zie 2, 11, 15, 19, 27 februari en 5, 16 en 18 maart voor eerdere vertalingen.
terug eerste dagboekregel

Iquique (Chili), Hostal Obispo Labbe, (Witte) Donderdag 24 Maart 2005
--"Het schrikbewind van Pinochet gaf bewust publiciteit aan martelingen, dat hield de angst er in. Hoezo weten al die mensen nu van niets?"
Dat vroeg ik mij af op 6 en 17 december. Ik begin nu een beetje te begrijpen hoe dat zit. Het "Informe de la Comisión sobre Prisión y Tortura", het grote rapport dat in November verscheen, en waarin "alle" martelingen op basis van geverifiëerde getuigenissen waren vermeld rakelde alles op. Dat leidde tot een golf van herkenningen, maar die ebde weg. Toch kwam er een proces van bespreekbaarheid op gang, waarvan je tussendoor wel iets leest, want het is geen "groot nieuws". Bij de rondvraag, die leidde tot die bijna-30.000 geverifiëerde getuigenissen, waren er die toen zeiden:
--"Ik gemarteld? Nee hoor!"
Na verschijnen van het rapport werden ze pas wakker. Letterlijk. Met nachtmerries midden in de nacht. Of zoals die journaliste die argeloos een groepje Britse journalisten begeleidde bij een bezoek aan het opleidingsschip van de Chileense Marine, La Esmeralda. (Deze viermaster is toevallig dezer dagen op bezoek in Iquique). Zij herkent opeens de vertrekken waar zij als jonge meid, samen met vrouwen van uiteenlopende leeftijden "behandeld" is. Het duurde vier maanden voor ze weer aan het werk kon.
In dat rapport werden wel degelijk ook de martelingen die kinderen zijn aangedaan opgesomd. (Moeders martelen als haar kinderen er bij zijn, en omgekeerd, was een stelselmatig toegepaste methode). Toch komt nu, in het kielzog van de publiciteit over de gevangenneming van Paul Schäfer (zie14 maart) dit onderwerp uitgebreid aan de orde, met aanvullende persoonlijke ervaringen, en resterende trauma's.
Een van die trauma's ontstond omdat die kinderen (baby's, peuters en tieners) werd ingepeperd dat het de schuld was van hun moeder (of vader).
--"Was die maar niet zo'n "extremista" of "communista" geweest. Had ze maar bekend".
Onderhuids en onaantastbaar doen die trauma's hun vernielende werk in de relatie, en in het wereldbeeld. Voor kinderen die nadien zijn verbannen, en ergens in een ver land op adem konden komen, werkte dat natuurlijk gunstiger uit --althans ànders-- dan voor die opgroeiden in een sfeer van communistenhaat. Dat is wat "de psychiatrie" er nu van weet.
Er blijkt intussen op basis van individuele gevallen, die allemaal "dachten" dat ze "uitzonderingen" waren, enige therapeutische ervaring te zijn opgebouwd. Dit soort rapporten, gebeurtenissen en publiciteitsgolven leert hun dat ze niet de enige zijn. Dat is troostend. Dat is schokkend. Dat veroorzaakt nieuwe trauma's. Maar óók hoop op genezing. Dat lees ik in ingezonden brieven, interviews en feature-artikelen. Van dat proces moet je als individu, of als groep, af en toe een pauze nemen, of afstand nemen. Het kost tijd, en er is weerstand.
--"Hoezo, van niets weten?", is dus het antwoord op mijn vraag van 6 december, "lijfelijk terugkeren uit de martelkelders is één zaak, je beschadigde ziel weer in het zonlicht brengen is een heel andere".
Dat geldt ook voor het volk als geheel. Dapper Chili.
terug eerste dagboekregel

Iquique (Chili), Hostal Obispo Labbe, (Goede) Vrijdag 25 Maart 2005
"Ik denk dat wij nu, aan het begin van de XXIste eeuw, een tijdperk beleven waarin de grenzen tussen experimentele films, films over kunst, de verhalende films en de documentaires vervagen. Het geheel verandert zich opnieuw in een geheel, en dat is ons thema".
Dat zei dezer dagen Heinz Peter Schwerfel, curator van de Keulse FilmKunstBiennale bij de opening van een Filmmanifestatie in het Goethe Instituut van Santiago de Chile.
Het citaat had van Bush kunnen zijn. Ook hij gelooft dat het geheel zich opnieuw verandert in een geheel, en dat alles FilmKunst is.
Inderdaad, Irak is één rotzooi. Kunst! (100 woorden)
terug eerste dagboekregel

Iquique (Chili), Hostal Obispo Labbe, (Paas) Zaterdag 26 Maart 2005
--"Kijk", zei ik, "met die almachtige God van de christenen kan het natuurlijk nooit Vrede Op Aarde worden".
--"Hoezo?", riep de ander gekwetst aan de andere kant van de lijn.
--"Dat zit 'm in dat monotheïstische, en dat de mens een evenbeeld van God moet zijn", generaliseerde ik even vlug om hem de mond te snoeren.
--"Maar het Christendom predikt toch ook Vrede op Aarde, daar hebben we het net over in verband met Pasen, wat ben jij een lul!"
--"Kom op!! De Islam, ook zo'n monotheïst, predikt de Jihad, en de Christenen predikten de Kruistochten. In 1914-1918, gingen de Fransen, de Duitsers èn de Engelsen elkaar te lijf met namens dezèlfde God gezegende wapens. En nu Bush dan? Met de Bible Belt pal achter zich, bestrijdt hij de "Anti-Christ"!! Omdat God het wil. Wat een gladprater ben jij dat je dàt over het hoofd ziet, dat je dat wegsmokkelt".
--"Jij belt mij op om mij Gelukkige Paasdagen te wensen, en nou dit".
--"Maar jij wou zo nodig God bidden voor vrede. Dat kan niet".
--"Hoezo kan dat niet? Wij moeten en kunnen de maatschappij veranderen met hulp van God".
--"Dat kan niet omdat diezelfde God ook eist dat je leeft naar zijn beeld en gelijkenis, en dat is oppermachtig zijn, en de wereld ondergeschikt maken. Unilateraal gedrag, nèt als Bush. Baasje spelen. Kortom, zo hebben we een wereld gekregen van allemaal baasjes. Grote bekken tegenover elkaar. Net als wij op dit moment. Lul!".
--"Jij bent altijd al zo'n eigenwijze flikker geweest, jij bent niet te vertrouwen. Smiecht!".
--"En jij een Brave Hendrik, als jij vandaag wat zegt, weet je nooit wat je mòrgen van jouw God hoort, of van je bijbel".
--"Jij bent een atheïst!!".
--"Was het maar zo. Ik wijs op een ontwerpfout van jouw God. Jij kunt de maatschappij alleen maar veranderen in zoverre jouw God dat toelaat. Ik kies voor een ander soort God, een ander ontwerp. Daarom ben ik geen atheïst".
--"Jij bent een heiden, daar is nog nooit iets goeds uit voortgekomen".
--"Oh nee? Wat was er dan vóór het Christendom, en vóór de Joden?"
--"Ik voel mij door jouw beledigd".
--"Ik ook", riep ik, en gooide de hoorn op de haak, maar ik werd wakker omdat mijn beweging vastliep in de dekens.
--"Jezus Christus", dacht ik, "wat een God houden wij er op na. En hoe diep zit dat. Midden in de nacht ben ik opeens weer deel van die mannetjesputterscultuur".
Ik zakte weg in een ochtendsluimer. Waar ging het eigenlijk over? Dat het diep zat, onze cultuurlijke weeffout. Ook bij mij.
Quod Erat Demonstrandum.

terug eerste dagboekregel

Iquique (Chili), Hostal Obispo Labbe, (Paas) Zondag 27 Maart 2005
Wat betekent de Semana Santa in Iquique? Wat zie ik daarvan op straat? De TV zat gisteren en eergisteren tjokvol met films en strips die het Lijdensverhaal hervertellen. De één nog stichtelijker dan de ànder, want The Passion of the Christ van Mel Gibson is te controversiëel. Op zo'n moment lijkt Chili zwaar 'katholiek', of 'christelijk'. Vrijdagmiddag was het op straat doodstil. Niet dat iedereen in de kerk zat --de meesten waren de stad uit voor een lang weekend-- maar in de kerken waar ik op mijn wandeling mijn neus even naar binnen stak, waren overal diensten.
En opeens, ik was er niet op verdacht, anders had ik zeker mijn camera bij mij gestoken, zie ik een heuse optocht met een Jezus die een kruis zeult. Compleet met Romeinse soldaten en 'volk' in Arabisch uitziende kledij. Maar niks van dat getormenteerde van de Semana Santa in Sevilla. (La Laguna, op Tenerife, ons buureiland, heeft een drukke Semana Santa met iedere dag een andere 'Nazerener-broederschap' op straat.)
Hier was het kleinschaliger en liefelijker. Voorop liepen zelfs kleine meisjes die bloemen en confetti strooiden als betrof het een bruiloft. Het was geen totaal stadsfestijn. Het was nèt-niet buitenwijk. Ze hadden kennelijk een blokje omgelopen, en gingen juist een kerk binnen. Daar, bij de buitendeur, wachtte een pastoor met assistenten in vol ornaat.
Even later kwam er een grote colonne voorbij van zwaar ronkende auto's. Kennelijk een 4x4 club die en groupe woestijntochten gingen maken: Scheuren door het rulle zand!! Leuk!! Lekker macho!! Zo raasden ze ook door de stad, en beheersten wèl het stadsbeeld. Eventjes.
Gistermiddag was ik uitgenodigd bij Gabriela en Francisco voor de almuerza, de lunch. De hele lekker-lange namiddag, en we hadden weer eens een goede kout.
Terug naar huis nam ik een colectiva. Dat is een groepstaxi waarmee je overal kunt komen, mits de chauffeur toevallig in die richting gaat. Die wees mij op een ander Paasgebruik. Tegen de berghelling die de stad aan de achterkant afsluit, zagen we een druk belopen en bevlagd zig-zag pad dat naar een Ermita gaat. Nèt zichtbaar boven op de bergrand wegens een groot wit kruis. Wegens de feestelijkheden is het 's nachts zelfs verlicht volgens de chauffeur. Die wandeling ga ik straks maken. Ik zocht al langer naar een pittige wandeling, maar de bergen aan de rand van de stad werden mij steeds afgeraden omdat die te onveilig zouden zijn. Vandaag heb ik de kans.
Gisteravond keek ik TV. Bij al die Jezus-films was ook "Jesus Christ Superstar". Heel nostalgisch. Helaas op de allerslechtste zender. Totaal grijs, met soms uitvallen. Jammer, maar de muziek bleef, en de herinnering werd opgefrist.
Dat is Pasen in Iquique. Straks verder. Zien wat die Ermita inhoudt.
terug eerste dagboekregel

Iquique (Chili), Hostal Obispo Labbe, (Paas)Maandag 28 Maart 2005
De Ermita waar ik gisteren heengeklauterde, bestaat uit een groot wit kruis, en een altaartafel van beton, op een vlak stukje dicht bij de top. In de voorafgaande nachten waren er nachtwaken geweest, en kerkdiensten van de katholieken. Toen ik omhoog klauterde, kwam ik helpers tegen die de witte vlaggen opruimden, en ik zag een groepje een groot kruis naar beneden zeulen. Surrealistisch!! De foto die ik er van maakte, lijkt te zijn weggelopen uit een film van Ingmar Bergman.
Vanaf de voet van de helling had ik één uur gerekend voor de klim tot 600 meter hoogte. Daar begint de --tamelijk vlakke-- pampa, waar de verlaten mijnen liggen. Ietsje lager, aan het eind van de helling, lag de Ermita. Maar de klim duurde twéé uur! Hoezo?
Het was heel rul droog zand, zoals duinen in een lange droge zomer. Iedere stap omhoog resulteert in "de helft" omdat je voet wegzakt.
Het was steil, de wind werd steeds warmer, en het zoute zweet druppelde uit mijn snor. Ik merkte goed dat ik mijn dagelijkse "400 treetjes" van La Gomera twee maanden lang niet had beoefend. Gelukkig had ik dagelijks het "rulzandwandelen" op het strand beoefend.
Als ik pas terug ben op La Gomera, haal ik die "400 treetjes" niet in één rush, en dan concentreer mij op "hou-vol trajectjes" van 20 --of soms maar 10-- stapjes. Dat deed ik nu ook, en ontliep op die manier tevens het moedeloosmakende wegzakken bij iedere stap.
Ik had water genoeg bij mij, maar aan mijn lichthoofdigheid merkte ik een gebrek aan zout. Lesje voor de volgende woestijnwandeling!
Aan het eind van de klim voelde ik mij opeens thuis. Het werd steiler, maar ook rotsiger. Ik voelde weer stevige bodem, en een stap was een stap-zónder-korting-van-50-procent. Ik zag wel rutsch-gevaar, en ik vroeg mij af hoe ik hier straks veilig naar beneden zou komen.
Het uitzicht op zeshonderd meter hoogte was imposant. Iquique is een volgebouwd "strand" van twee kilometer diep, en zes kilometer breed. Alleen via de zee en vanaf de pampa kun je er komen.
Het probleem van de terugtocht loste zich ook op: Ik moest nog een eindje hoger klauteren. Daar had ik meteen een geestverruimend uitzicht naar het Oosten, over de vlakke pampa. Een eindje verder was een "trog" van heel fijn zand waardoor de wind naar boven kwam. Het allerfijnste zand bovenaan, zodat het bijna drijfzand was. Ik zakte er tot mijn kuiten in, en met zeven-mijlsstappen ging ik naar beneden.
Opeens was er een verraderlijk rotsblok. Mijn voet zakte opeens *niet* veilig weg. Gleed uit! Dat kwam mij te staan op een paar schrammen.
Naar boven klauteren is daar onmogelijk. Op een stap omhoog krijg je 150 procent korting! Maar zo was ik wèl in twintig minuten beneden.
Plus een aantal "woestijnwandelervaringen" rijker.
terug eerste dagboekregel

Iquique (Chili), Hostal Obispo Labbe, Dinsdag 29 Maart 2005
Je 'paaspreek', noemde Leo mijn analyse van ons monotheïsme. Erik en Hans stuurden mij recente NRC-artikelen. Dat van Westerman voert de fiasco's van "ontwikkelingssamenwerking" terug op onze onverbeterlijke westerse superioriteitsgevoelens, en voorspelt hetzelfde fiasco voor het NLse integratiebeleid: Binnenlandse "ontwikkelingssamenwerking" dus.
Dat van Chavannes laat zien hoe het imiteren van De Schepper in overweldigende Mega-kerken onverbiddelijk het Neo-kapitalisme rechtvaardigt.
"Overweldigend" inderdaad: Wij doen alleen maar God's Wil. Dat màg toch? Dat móet toch? Net als bij de Kruistochten toch?
Je bent nog onwetend. Ik hoop dat je Jezus zult ontmoeten.
Dan word je als wij. Wij zullen voor je bidden. (100 woorden).
terug eerste dagboekregel

Iquique (Chili), Hostal Obispo Labbe, Woensdag 30 Maart 2005
--"Jesus Christus, wat een God houden wij er op na?!" vroeg ik mij verleden Zaterdag af.
Ik kreeg bijval, maar ook:
--"Jij durft!" en
--"Als dat maar niet in verkeerde handen komt".
Vooral dat laatste intrigeerde mij. Het was een regelrechte uitnodiging tot zelfcensuur; tot *niet* zeggen wat ik zie gebeuren.
Het gaat hier om de onvermijdelijk zwakke plek van onze democratie: Een aanval met democratische middelen door een niet-democratisch systeem. Precies als Hitler, en het hele nazisme, met legale middelen aan de macht is gekomen, en daarna(!), met legaal(!) aangenomen Notstandsgesetzen, de democratie ontmantelde. Precies als Bush met zijn Patriot Act, en met dat haastige noodwetje van de vorige week.
Een democraat wil tolerant zijn. Een democraat die iets principiëel afwijst, kan worden weggehoond. Daarom neigt een democraat tot zelfcensuur.
Dàt is de zwakke plek van het systeem.
Krugman
, in de NYT van gisteren, haalt NL aan als voorbeeld. De democratische tolerantie-cultuur verbood het tijdig aanmelden van het oprukkend Islamitisch extremisme. Op codewoorden zoals "nazisme" zijn we wel verdacht, maar dat is historie: De wolf komt steeds in nieuwe schaapskleren. Dat was al zo vóór think tanks, innovatie-cursussen en creativiteitstrainingen daar regelrecht op aanstuurden.
Een jonge democratie --of een pas verjongde zoals hier in Chili-- is alerter dan een oude gevestigde. Die slaapt in, en laat zich de kaas van het brood eten. Die weet niet meer van zijn eigen roots en waarden.
Die zet de wekker op een paar populaire codewoorden zoals 'tolerantie', 'fascisme', en nog zo'n paar etiketten met vergeten betekenis.
Letten op scheiding van Kerk en Staat --bijvoorbeeld-- is al iets van specialisten, en je bent een kniesoor als je daarover begint.
Gelukkig zijn de meeste extremistische groepjes klein en sterven hun eigen dood, maar nu hebben we te maken met een massabeweging die een intolerante God naar voren schuift. En let eens op de 'schaapskleren'!!!
Intussen voelen 31% van de natuurkunde leraren in de VS zich onder druk om tegen hun wetenschappelijk geweten uitsluitend creationisme te doceren. Het uiten van twijfel, of creationisme aanbieden als één van de theorieën, naast de andere, levert gevaar voor baan of leidt tot bedreigingen.
George Greer
, de rechter in de Schiavo-case, die toepassing van de wet volhoudt, heeft lijfwachten nodig, en een associé van de woordvoerder van de ouders van Terri Schiavo zit in de bak voor het vermoorden van een arts met god-onwelgevallige opvattingen.
De American Medical Association zweeg toen die senator, ex-arts weliswaar, bij dat noodwetje, voor de vuist weg, op basis van videobeelden, in de Senaat verklaarde dat voor Terri Schiavo herstellende therapie mogelijk is.
Was dat tolerantie? Was dat angst? Was dat zelfcensuur?
Ik wil maar zeggen, democratie is méér dan comfortabel computerbestanden op het trefwoord 'nazisme' natrekken.
terug eerste dagboekregel

Iquique (Chili), Hostal Obispo Labbe, Donderdag 31 Maart 2005
Eerder deze maand, 17/3, haalde ik een politieke analist aan die de Democraten lekker maakte met de mogelijkheid dat ook zij de fundamentalistische christelijke massa's van het binnenland zouden kunnen mobiliseren. "In hun hart zijn ze niet Republikeins", was zijn kernargument. "Staphorst aan de macht", was mijn conclusie.
Een bezorgde Republikein schrijft gisteren in NYT dat zijn partij "de politieke arm" van de "conservative Christians" is geworden, en dat daarvoor Republikeinse kernwaarden zijn opgeofferd.
Het is John C. Danforth, uit Missouri, achttien jaar senator geweest, tot voor kort ambassadeur bij de VN, en Episcopal minister. Het is dus iemand die stevig in zijn schoenen staat voor deze analyse.
Drie recente initiatieven, schrijft hij, hebben onze partij omgevormd tot de politieke arm van de conservatieve Christenen, op basis van de éclatante overwinning die ze de partij hebben bezorgd. Het gaat om het voorstel om gay marriage grondwettelijk onmogelijk te maken, het verbod op onderzoek op menselijke cellen, inclusief 'in petri', inclusief kunstmatige, en de buitengewone inspanningen in de Schiavo-case.
De Republikeinen hebben onderling nogal wat onenigheden, maar over een aantal zaken zijn ze het eens: "Wij vinden dat het Congres zich *niet* moet bemoeien met privé beslissingen, en dat de federale rechtbank *niet* die van de staten moet overheersen".
Beide principes zijn opgeofferd in de Schiavo-case. Iets dergelijks geldt voor de andere initiatieven. Dat was het prijskaartje.
Danforth
heeft geen moeite met Christenen die politieke aktie voeren.
--"Sinds Mozes de Pharao voor de feiten stelde", schrijft hij, "kent iedere gelovige God's opdracht om politiek betrokken te zijn. Er is niets mis met mensen of kerken die politiek aktief zijn. Daar wringt de schoen niet".
Het gaat om de politieke partij die een sectarische agenda heeft overgenomen. Als de regering een instrument wordt om religieuze programma's uit te voeren, raken wij allereerst in conflict met de eerste regel van onze grondwet. Maar zelfs zónder deze grondwettelijke argumentatie geldt dat religies weliswaar vrij zijn om sectarische doelen na te streven, maar dat de taak van de regering is om ons bijeen te houden als één volk in één land; met al onze onderlinge verschillen.
--"Religies", schrijft Danforth, "bevorderen soms die eenmaking, maar meer dan eens bevorderen ze verdeeldheid".
(Floep!! Daar heb je onze almachtige God weer!).
Als nu de Democraten er nu óók in slagen die "conservative Christians" aan zich te binden, krijgen de "conservative Christians" twéé politieke armen. Het Congres wordt dan een kerkvergadering:
--"Three Cheers for Staphorst!!"
terug eerste dagboekregel

Einde dagboek Maart 2005