De Èchte Ongelijkheid

In de zomer van 1999 las ik een boek1 waarover ik in de Mijn Reisbrief Nº 8 (5 dec '99) schreef: "Met dit boek is er in het franse feminisme een 'echt-vrouwelijke' factor teruggekomen" en "Een boek om in te bijten! De onechte gelijkheid, die Beauvoir verdedigde, heeft zijn tijd, en zijn functie(!), gehad". Het was de eerste èchte tegenhanger van La Deuxième Sexe.

Het was een boek van de filosofe-feministe Sylviane Agacinski (overigens de vrouw van Jospin!) die een betoog schreef gebaseerd op het werk van de franse antropologe Françoise Héritier die onderzoek doet naar de begrippen man en vrouw in allerlei culturen. Héritier vindt dat de enige aanvaarde, nee zelfs onontkoombare verdeling van 'de mens' die is in "man & vrouw". Tegenover de 'onechte gelijkheid' à la Beauvoir stelt Héritier de 'echte ongelijkheid'. Niet alleen biologisch, maar ook politiek. Maar dan wel met de cruciale aantekening dat zij existentiëel aan elkaar verbonden zijn.

Het boek van Agacinscy, om de herinnering te scherpen, kwam tot de conclusie dat in alle bestuursorganen mannen en vrouwen fifty-fifty MOETEN deelnemen, los van alle andere, politiek relevante onderscheidingen. Niet om het machtsevenwicht, maar om de wezenlijk verschillende inbreng te garanderen.

Dat boek van Héritier heb ik vervolgens ook uitgespeld. Le Monde2 geeft nu een uitgebreide bespreking aan van het nieuwe boek3 van Héritier, dat voortgaat met hetzelfde thema.
Zij had zich eerder gespecialiseerd in relatiestructuren, met name in matriarchale gemeenschappen. In deze maatschappijen wordt bezit via de vrouwelijke lijn beheerd en geërfd. Op zoek naar de oervormen van de mannelijke overheersing, die zij --tot haar verbazing ook aantrof als structuurelement in matriarchale maatschappijen--, haalde ze 'en passant' nog een feministische mythe onderuit die een aantal van haar zusters verbouwereerde. In het èchte verleden was er nooit een door vrouwen gedomineerde maatschappij, een soort spiegelbeeld van de huidige. Mannendominantie was niet een soort wraak (of een dóórgaande slingerbeweging van machtsafwisseling) op een voorgaande vrouwendominantie. Het was iets 'eeuwigs', en daarmee ontnam ze een aantal van haar zusters een hoopvolle toekomstvisie, toekomstdroom.

In het nieuwe boek gaat ze door op de vraag waar die feitelijke mannenoverheersing dan wèl vandaan komt. Is die biologisch bepaald? Of cultureel? Haar eerste boek had haar achtergelaten met twee grote 'insatisfactions': Ze was nog niet ver genoeg in de tijd teruggegaan, tot in het denken van de mensheid op de rand van zijn eigen dageraad, tot op de rand van de bewustwording van Zelf, van Groep, van Tijd en van Leven. Daar moest de bron liggen van dit waardeverschil, dit hiërarchisch verschil, deze valence différentielle des sexes.
Ten tweede wekte haar betoog de indruk, in tegenstelling tot haar bedoelingen en haar overtuiging, dat deze 'hiërarchie' onveranderlijk en onverbiddelijk zou zijn en blijven.

Dat is het startpunt van haar tweede boek. Zij vindt de bron en kan er heel principiële voorwaarden uit afleiden over het veranderen van deze feitelijke overheersing op talloze gebieden van het leven, in alle landen en in alle culturen. Een opsomming van zelfs maar een 'short list' zou hier te ver voeren. Dagelijkse krantenberichten en diepgaande studies getuigen daarvan. Ook het eerste boek van Héritier komt tot de conclusie dat er geen twijfel is: Mannelijke dominantie is van alle tijden. De zwaarte en de verschijningsvorm mag dan verschillend zijn, het is een constante factor. Maar die constante factor is geen 'invariant', zegt ze in haar tweede boek: "l'invariance n'est pas une unité invariable". Nu de kern van dit 'hiërarchisch verschil' bekend is, nu we weten hoe en waarom het is ontstaan, zijn de grenzen van die 'invariant' ook bekend. De hiërarchie is niet zo onveranderlijk en onverbiddelijk. Daarover gaat ook een deel van het boek.

Wat is die kern? De bron van die hiërarchie?
Om die vraag te beantwoorden gebruikt Héritier een methode die ik een jaar geleden ook las in een heel andere studie, nl over ons bewustzijn van tijd. Fraser (1987)4, net als nu Héritier, probeerde zich in te leven, probeerde na te voelen, wat een de mens als individu en als groep moet hebben ervaren op de 'dageraad van ons bewustzijn'. Wetenschappelijk gesproken is het een boeiend interpretatieproces van de 'harde' feiten die wij kennen uit de (dier)psychologie over onze waarneming en interpretatie van de omgeving. Wat is de 'omgevingsbewustheid' van een bacterie --of eenvoudiger-- van een DNA-molekuul? En die van vliegen? Van vissen? Van reptielen? En die van hogere dieren tot aan de mens-van-nu? Kunnen wij ons daarbij inleven? Een beeld vormen?
Fraser gebruikt dat om zijn verschillende tijdspercepties aan op te hangen. Héritier concentreert zich op de 'dageraad van de mensheid' waarbij het geleidelijk evoluerend verstand zich bewust werd van de omgeving op een 'moderne' manier. Zich verwonderde wellicht. Zich bewust werd van dood en leven. Het moment, bijvoorbeeld, waarop de regelmaat van de maanstanden werd herkend. Het moment dat het menselijk geheugen en de reflectie daarvoor voldoende waren geworden. Kunnen wij ons inleven in dat individu, in die groep, die stam, dat volk?
En kunnen wij van daar een brug slaan naar een andere tak van 'harde' wetenschap, die van het oudste symbolische denken, zoals wij dat kennen uit de boekstaving en analyse de oermythen van de mensheid uit vele streken van de wereld?

Dat blijkt mogelijk op wetenschappelijk verantwoorde manier. Héritier gaat die weg en vindt aansluiting. Zij stelt zich voor hoe onze voorouders de afwisseling van de dag en de nacht herkenden, en hoe zij bewust werden van de verschillen tussen het vrouwenlijf en het mannenlijf, en hoe al deze biologische en cosmische regelmatigheden hun tot 'nadenken' bracht. Dat wil zeggen: Hoe zij hun omgeving indeelden in 'gelijke en ongelijke' dingen. Maar ook hoe deze allereerste schakel van het symbolische denken (nog) niet het principe van de hiërarchie bevat. En dáár komt de hypothese van Héritier. Het is niet alleen omdat de vrouwen de exclusieve mogelijkheid hadden kinderen te krijgen dat zij onmiddellijk onderworpen werden, het is allereerst omdat ze de 'verstorende' eigenschap hadden dán het één, dán het ànder voort te brengen.

De vrouwen brengen dochters voort, maar de man, om zonen voort te brengen, moet daarvoor dóór het lichaam van de vrouw. Deze elementaire asymmetrie, dit mysterie, is volgens Héritier de oorsprong van de mannelijke dominantie. Er zijn vele mythen uit allerlei werelddelen die deze hypothese ondersteunen. Ze verwijzen naar een "paradijs zonder dat anders-zijn", naar de voormenselijke harmonie die nog niet 'vervallen' was in de catastrofe van het leven-in-gemeenschap en sexuele voortplanting, naar een sfeer van iedereen-gelijk in een wereld van alles-hetzelfde.
Tussen deze mythen over de grondslagen van de mensheid, en de moderne fantasieën rondom eventuele mogelijkheid van menselijke klonen, ligt een duidelijk verband. Vanuit die technische mogelijkheid ontstaan, behalve de oude dromen over individuele onsterfelijkheid, ook dromen over collectieve en totalitaire "unisex utopieën". Maar, in het fanate zoeken naar 'het identieke' verdwijnt tevens 'het verschil' en 'de identiteit'. Daarom, zegt Héritier, is het verbod van het klonen van mensen even fundamenteel als het verbod van incest bij de dageraad van de mensheid; zowel het een àls het ander verzekeren het 'anders-zijn'. Zonder 'anders-zijn' is er geen samenleving.

Het artikel van Le Monde geeft nog een lang citaat uit heb boek dat ik hier volledig vertaal omdat daarmee het concept "mannelijke dominantie" wordt ontdaan van al te verpolitiekte connotaties.

"Waarom is er zoveel rumoer over het concept 'mannelijke dominantie', vooral het niet-erkennen daarvan met het oog op de evolutie die in de moderne westerse maatschappij wordt waargenomen?
Als men zich bedient van dit concept, als men de impliciete realiteit erkent, dan negeert men niet de evoluties in de richting van grotere gelijkheid die wij tegenwoordig zien; zeker ook niet dat het concept van dominantie als zodanig ook dat van 'mensen-over-andere-mensen' betreft: Op basis van allerlei criteria: leeftijd, huidskleur, sexuele geaardheid, economische status, geboorte (kaste), religie enz.
Maar de niet-reduceerbare scheidingslijn man/vrouw is van geheel andere aard dan die voortvloeit uit dat soort criteria. Zij overstijgt al die andere. In zekere zin is het zondigen-in-de-geest als je weigert dit niet-reduceerbare verschil (deze 'èchte ongelijkheid', GvE) in je beschouwing te betrekken uit naam van het democratische ideaal dat de eisen van de vrouwen doet stoelen op Mens zijn, menselijk zijn, individu zijn." (p93) Einde citaat.

San Sebastián de La Gomera, zaterdag 9 november 2002
Gérard van Eyk, escritor itinerante


Literatuur
1. Héretier, Françoise, MASCULIN/FEMININ, La pensée de la différence, Ed.Odile Jacob, 1996 [terug naar tekst]
2. Boekenbijlage van Le Monde van 30 Augustus 2002 [terug naar tekst]
3. Héretier, Françoise, MASCULIN/FEMININ 2, Dissoudre la hiérarchie, Ed. Odile Jacob, 2002[terug naar tekst]
4. J.T. Fraser, Time, the familiar stranger (1987) IBSN 0-87023-576-1 [terug naar tekst]

Externe links:
Dit artikel staat op:
http://www.van-eyk.net/gerard/biblio/heritier.htm
http://perso.wanadoo.es/ghavaneyk/biblio/heritier.htm
http://perso.wanadoo.es/gerard.van-eyk/biblio/heritier.htm

De reisbrief staat op:
http://www.van-eyk.net/gerard/biblio/nlrbri08.htm
http://perso.wanadoo.es/ghavaneyk/biblio/nlrbri08.htm
http://perso.wanadoo.es/gerard.van-eyk/biblio/nlrbri08.htm