Mijn Dagboek 18

Dit is Dagboek 18 van 2 tot 30 November 2001. Het begint een beschouwing over een winnaar van de Prijs van de Prins van Asturië: George Steiner, die vindt dat de taalvertrooiing van Babel geen vloek was; dan eerder de taalverarming van nu. Ik vind meer toegankelijke "Arabische bronnen" en loop vloekend en tierend door het huis omdat ik door "eigen schuld" niet naar mijn reunie in Delft kon gaan. Ik zie een lichtstraaltje in de discussie tussen Umma en het Westen en er is een heel zangerige en danserige uitvoering van het kamerorkest van het eiland. Het eindigt met een paar baaldagen en een nieuw 'project': een erudiet boek over Tijd.
San Sebastián de La Gomera, vrijdag 2 november 2001
Inderdaad! In het 'traditionele' appartementsgebouw. Flatje nummer zes deze keer. En de telefoon is ook al aangesloten. Het was een 'verhuizing'. De telefoon langer dan twee maanden stilleggen is niet mogelijk, vandaar dat ik 'm laat verhuizen naar een ander adres. Ignacio was zo aardig zich daarvoor aan te bieden. Twee keer verhuizen, en het doorbetalen van het abonnement, is goedkoper dan een nieuwe aansluiting, nog afgezien van een nieuw nummer en de wachtlijst doorvoor.
Maar ook zo'n eenvoudige verhuizing was de voorafgaande keren een lijdensweg omdat alles --wegens de privatisering-- minutieus door 'Madrid' wordt geregeld. Ik schreef daar al eerder over. "Binnen tien dagen" is de officiële toezegging, maar het werd steeds drie weken. Vandaar mijn verbazing toen de monteur eergisteren om vijf uur opbelde dat hij een afspraak wilde maken. Om zes uur was het klaar!!!
Mijn eigen verhuizing, gisteren, was een peuleschilletje. Toch was het verbazingwekkend wat ik --buiten wat in het koffer past-- al had verzameld: Een ijskast vol met groente & fruit, onopgeruimde correspondentie en opzijgelegde kranteknipsels 'om nog wat mee te doen'. Dat ging --ongesorteerd-- mee in een grote doos. Te voet, want het is op loopafstand en er zijn geen grote hoogteverschillen.
En zo kwamen ook twee kranteknipsels boven water die nog de moeite waard zijn om even aan te refereren. Het waren de toespraken van de winnaars van de 21ste Prijs van de Prins van Asturië. Aan dat getal kun je precies zien hoe lang Spanje zijn nieuwe grondwet heeft, precies 21 jaar. Vijf jaar nadat de koning aantrad en de macht van Franco overnam en "la transición" begon die volgens sommigen is afgesloten met de grondwet ("Afgelopen uit, zand erover!"), volgens anderen nog moet beginnen ("We hebben het franquisme nooit veroordeeld, de oude structuren zijn er nog").
Het eerste knipsel ging over Doris Lessing, die de Prijs voor de Letteren kreeg. Zij is wat klagerig en wijst op het verdwijnen van opvoeding in de humaniora die aan Europa --en zijn 'overzeese gebieden', Lessing is geboren in het huidige Kenya-- zijn grote eenheid van cultuur heeft gegeven. Dit type opvoeding dat een amalgaam was van talen, rechten, religie en wiskunde, was geheel gericht op de volle ontwikkeling van de persoon. Dat stond voorop. Maar nu, zegt Lessing, moedigen de regeringen, zelfs de Britse, iedereen aan zich geheel op professionele vaardigheden te richten. Ook het bestuderen van de literatuur en de klassieken is een professionele 'bezigheid' geworden. Het oude opvoedingsideaal is verdwenen en is nog hier en daar als een toevallig plukje mensen terug te vinden, rondom een krant of een periodiek of aan een universiteit.
George Steiner, die de Prijs voor Humaniora en Communicatie kreeg, gaat in zijn toespraak in op het verdwijnen van de zgn kleine talen. "Er zijn geen kleine talen", is de titel van zijn toespraak. Hij wijst om de Babelmythe die in vele culturen voorkomt en onze droom weerspiegelt dat alle mensen 'vroeger' dezelfde taal spraken en elkaar begrepen. Babel was een vloek die op de mensheid rustte. Vanaf de 17e eeuw zijn er pogingen ondernomen om tot een "intertaal" te komen, een taal (een kunsttaal desnoods) die ons weer voor elkaar verstaanbaar zou maken. De laatste decennia komt een soort basis-amerikaans daarvoor op de voorgrond, nog eens extra gesteund door het explosieve computergebruik.
De voordelen zijn overduidelijk. Een turkse piloot, bijvoorbeeld, kan zonder problemen landen op een japans vliegveld, en kankerspecialisten van de halve wereld kunnen hun kennis en ervaring bundelen.
Maar de nadelen zijn ook niet gering. Steeds meer talen worden geïsoleerd en verdwijnen. Dat is erger dan het lijkt, want iedere taal herbergde een unieke kijk op de wereld. Iedere taal, zei Steiner, interpreteerde het werkwoord 'hopen' op een andere manier. Iedere taal die verdwijnt verarmt onze cultuur. Enkele verdwenen talen uit de Kalahari woestijn hadden meer mogelijkheden en nuances over het concept toekomst, het subjectieve en andere uitdrukkingen van de werkelijkheid dan Aristoteles of wij. Babel was helemaal niet zo'n vloek. Het was een uitdaging aan de menselijke creativiteit om zich steeds opnieuw te herkennen in de werkelijkheid in een soort Darwinistische strijd om het overleven. Hij vergelijkt het verdwijnen van de 'kleine talen' dan ook met het verdwijnen van plant- en diersoorten waar wij van afhankelijk zijn.
Maar het nationalistische gebruik van 'eigen taal', heeft ook geleid tot gruwelijke oorlogen en 'ethnische zuiveringen'. Wat kunnen we daar tegen doen? "Alleen een opvoeding in meertaligheid kan ons redden", zegt Steiner en hij wijst er op dat dat speciaal in Spanje een gevoelige politieke snaar raakt waar de 'emancipatie' van de verschillende deelstaten na de eeuwenlange overheersing door 'Madrid' leidt tot een opbloei van regionale talen. Catelaans, Baskisch, Valenciaans enzovoort. Toe te juichen volgens Steiner, maar dan wel tenminste tweetalig. Zo horen de Spanjaarden het nog eens van een ander. Lessing noemde niet uitdrukkelijk de meertaligheid van het verloren gegane opvoedingsideaal, maar dat hoorde er wel bij. Zij noemde wel de eenheid van de Europese cultuur als resultaat. Op die manier zijn Steiner en Lessing het --langs heel verschillende wegen-- met elkaar eens.
terug eerste dagboekregel

San Sebastián de La Gomera, zondag 4 november 2001
Nu ik in mijn flatje zit, heb ik flink de schâ ingehaald wat betreft websurfen. Dat is alleen 's morgens heel vroeg zonder ergernis te doen, en dat kon op mijn logeeradres niet zonder de familie wakker te maken. Als het Spaanse vasteland wakker wordt en om zeven uur zijn PC's aanzet voor de mail, de krant en nog zo wat intens Telefonica-gebruik, dan is het hier zes uur en dan gaat snelheid gierend achteruit.
De laatste tijd had ik wat voor Peter bij elkaar gezocht over tijdmanagement ivm zijn artikel daarover. Een kernstelling van zijn verhaal is dat mensen zeer verschillende opvattingen over tijd hebben zonder dat ze dat zelf weten: Een ware bron van grondig misverstand dus. Ik ben er al langer mee bezig. Op 13 oktober had ik al een "leuk opstelletje" gemaakt van de bijprodukten van deze zoektocht. "Verdwalen is de helft van het plezier om er te komen", was een van de spreuken die Het NetwerkSpel verluchtigden. Zo nu ook.
Ik kwam het griekse woord kairos tegen, dat 'tijd' betekent, en dat riep een wereld van herinneringen op, vooral toen ik daarop wat "dòòrgoechelde".
Het gaat over mijn verbrokkelde HBS-tijd tussen 1942 en 1947 (wegens de oorlogswinter en de evacuatie van de hele stad) aan het Thomascollege in Venlo bij de Augustijnen. Daar ben ik volgestopt met de griekse spreuk Gnoti Kairon. De hockeyclub heette zo en de schoolkrant ook. Het moest zoveel betekenen al "benut het moment" of "ken je moment". (Dat 'gnoti' herken je ook in 'gnosis' dat 'kennen of weten' betekent). "Wij van de HBS", vonden dat maar flauwekul en zeiden dat het gewoon 'pluk-de-dag' betekende, of desnoods, 'carpe diem', want 'wij van de HBS' hadden wel (kerk)latijn in ons pakket en 'officiëel' waren we een lyceum. Maar volgens de gymnasiasten --die hadden allemaal grieks in hun pakket-- mocht je dat niet zomaar vertalen; het was iets heel verhevens. Kortom, toen wist ik 'alles' van kairos, tot ik een reeks websites tegenkwam die dat allemaal nog eens uitlegden. Nu weet ik een 'beetje'. En dat terwijl ik geen last meer heb van de begripsvernauwende scholierenrivaliteit.
Het verschil tussen de twee goden die de grieken hadden voor 'onze' tijd nl Chronos en Kairos is inderdaad moeilijk uit te leggen. De websites die dat nog steeds trachten te doen hebben er ook moeite mee, maar ik zag wel leuke pogingen. Het zijn twee dimensies van 'tijd' waarvoor wij geen woord hebben en het 'dus' niet begrijpen. Het Engels kent het verschil tussen 'time' en 'timing', en dat komt er dicht bij. Een van de uitlegpogingen zegt dat chronos de meetbare tijd is, de tijd die gelijkmatig en definitief voorbij gaat en kairos weerspiegelt de kwaliteit, het is een 'kans', het is het waardevolle van het moment: "some moments are more important, no matter what the clock may say".
Er is een soort kairosgevoel dat wordt uitgedrukt in:
--"Smeed het ijzer als het heet is".
--"Hooi als het zomer is".
--"Pak de tijd bij z'n kladden".
--"Wie aarzelt is verloren".
Maar het chronosgevoel zegt:
--"Beter laat dan nooit".
--"Mañana, morgen is er weer een dag".
--"Er is niets nieuws onder de zon".
Een andere poging houdt ons die twee dimensies voor als een innerlijk conflict: Aan de ene kant is er de maatschappelijke waarde die ons wordt opgedrongen: "Tijd is Geld!" De 'flierefluiterswaarde' fluistert ons in:
--"Geniet ervan, nu! Waarom maak je je druk om tijd?"
--"Nou ja", antwoordt een filosoof voor zijn beurt, Sophistication about time is sophistication about reality and action and being
Dat is Kairos die hier spreekt. Je maakt je er niet druk om wegens Het Geld en De Nuttigheid, zoals Chronos zou willen. Je maakt je er druk om wegens de kwaliteit van het moment.
Dat deed ook een filosoferende redakteur van een electronisch streekblaadje uit de Westhoek van Vlaanderen, Het Hemelbed[http://www.sail.com/N/Cultuur/HetHemelbed/index.htm], die ik vond toen ik met Kairos en Chronos goechelde:

"De grote vakantie zit erop. Toen ik nog een kleine jongen was, was die 'grote' vakantie een ware zee van tijd, iets wat niet te overzien was. Nu zijn die 8 weken in een fluit voorbij. Hoe ouder men wordt, hoe vlugger de tijd vliegt, zegt men. Misschien kunnen we wat meer van het nu-moment leren genieten. De dingen benoemen, dus ook tijd geven, kan de tijd vertragen. Het gaat om de beleving : de Oude Grieken zagen reeds een onderscheid tussen kairos en chronos. Daarom ook dit gedicht van R. Kopland, waarin men zich in een tuin geplaatst weet van tijdloze dingen om zich heen".
Een tuin in de avond
Rutger Kopland
Er gebeuren dingen hier en ik ben de enige
Die weet welke
Ik zal ze noemen en ook zeggen waarom

Er staat een oude tuinbank onder de appelboom
Er ligt een oude voetbal in het gras
Er komen oude geluiden uit het huis
Er is oud licht in de lucht

Dit gebeurt hier : een tuin in de avond

En wat je niet hoort en niet ziet - de plekken
Waar we kuilen groeven en
Die huilend dichtgooiden

Ik vertel dit omdat ik niet alleen wil zijn
Voordat ik het ben

Jullie zien het, Kairos en Chronos zijn nog springlevend. Het zijn de goden die ons het 'hier en nu' laten beleven. Iedere keer opnieuw de fascinatie van het nu-moment, zoals de filosoferende redakteur het noemt. De tijd staat even stil. Alles is even gelijktijdig aanwezig. Zoals ik in mijn Duitse en Engelse dagboek van 10 oktober mijn laatste tocht door het Orbdal mocht beschrijven, niet haar zomergezicht, niet haar herfstgezicht, al haar gezichten van alle tijden ineens.
terug eerste dagboekregel

San Sebastián de La Gomera, woensdag 14 november 2001
--"En nu eerst het dagboek!!"
Dat zei ik vanmorgen tegen mezelf toen ik opstond. En nu is het dan zo ver. Wat was er aan de hand?
Niets bijzonders, allerlei andere dingen gingen opeens voor. ('Ik zag het gebeuren en keek ernaar!'). Misschien was er ook wel sprake van enige 'dagboekmoeheid' en de behoefte eens afstand te nemen van deze bijna dagelijkse 'column'. Maar het was niet de hoofdschotel. En moeheid als zodanig was het zeker niet, want ik heb ontzettend veel geschreven en bovendien buitengewoon grote wandelingen gemaakt. (Inderdaad, grote wandelingen waren wat in het gedrang gekomen.)
Wat mij 'mentaal' heel erg bezighield was de reunie van afgelopen zaterdag in Delft: "Wij van 1952" zouden samen 50ste jaars worden. Dat moest worden gevierd.
Ik had gegokt op een "last-minute" en de hele week rolde ik van het ene "over een uur nog maar eens terugbellen" in de andere ("morgen terugbellen"), om de diverse ijzers die ik in het vuur had na te lopen. "Zal het lukken? Zal ik er zaterdag bij zijn?"
Ik probeerde mij 'open' te houden, zowel voor de schok van het 'slagen' (vol verwachting op pad 50 jaar oude vriendschappen samen te vieren) als voor de 'desillusie' (alléén het glas heffen op 3500 km afstand). De 'zekerheid' die ik achter de hand meende te hebben ('Ik kan altijd nog een full fare biljet nemen') was al een paar weken eerder verdampt toen ik eens naar de prijs daarvan ging vragen, meer dan 1000 Euro, (nou ja) maar . . . er was geenéén plaats meer, zelfs niet business class. Wachtlijst, dezelfde als die van al die ijzers die ik in het vuur had. "Zal er iemand zijn kaartje terugbrengen?"
Wachten op "No Shows", dertig minuten voor het vertrek, vond ik geen optie, want het vliegveld is op het andere eiland, en er is maar vier keer per dag een boot. Voor het eerst voelde ik mij verbannen en gevangen sinds dit nomadenleven zeven jaar geleden begon.
De oervraag: "En hoe zal de kou in NL zijn? Kan ik er tegen?" verdween helemaal naar de achtergrond. En intussen werkte ik hard aan de diverse vertalingen die ik onderhanden had. Een Engels boekje in het Spaans, en een Franse website in het Spaans en NLs. Inderdaad, dat waren mijn 'tranquillizers' zie ik terugblikkend. Inderdaad geen klimaat voor een bezonnen en reflecterende dagboeknotitie.
De klap viel mee, en het weekend ging werkzaam voorbij. Zaterdag stapte ik bij Ignacio binnen en we dronken een glas. "Forget it!!!" Voor Zondag had ik een zeer lange wandeling gepland, naar een afgelegen plek waar de patrones van het eiland is gevestigd. Een prachtwandeling door het kustgebergte. Ik waaide helemaal schoon. De wroeging van 'had ik maar twee maanden geleden het zekere voor het onzekere genomen en een full fare gekocht', en andere napijntjes, ebden weg.
Maar gistermiddag kreeg ik per e-mail van Paul, jaar- tevens huisgenoot van toen, vier prachtige foto's van de reunie. Daar zaten ze allemaal en ik was er niet bij! Vloekend en tierend liep ik door het huis. En even later zong ik 'ons' jaarlied. En dat wisselde zich af tot ik naar bed ging. En vanmorgen zei ik:
--"En nu eerst het dagboek!!"
terug eerste dagboekregel

San Sebastián de La Gomera, donderdag 15 november 2001
Wie mij heeft gelezen sinds 11-09 weet dat ik steeds op zoek ben naar alternatieve bronnen om de huidige des-informatie de ontlopen. Niet zozeer de rechtstreekse oorlogsberichten, daar is wellicht geen kruid tegen gewassen. Hooguit kun je je afvragen waaróm dit-of-dat bericht in déze vorm in onze kranten verschijnt.
Dat heb ik mij bijvoorbeeld afgevraagd bij de serie foto's die in El País --en zelfs in Le Monde-- verscheen van het "afmaken" van een krijgsgevangene. Wat wil de censuur van het opperbevel ons hiermee zeggen? Dat we dat in de toekomst normaal moeten vinden? A.h.w. om ons te desensibiliseren voor de Mi-Lan verhalen die ze de volgende weken zullen loslaten?
Of moeten wij daaruit opmaken dat oproep van Bush om geen gevangenen te doden geen gevolg kan krijgen bij deze wraakzuchtige 'barbaren'? A.h.w. om zijn handen vast bij voorbaat in onschuld te wassen? "Ik had het ze nog zo gezegd!".
Dit soort vragen zijn de enige die ik mij daarbij kan stellen. Wat bedóelen ze met dat bericht?
Nee, dan liever wat meer stabiele bronnen, zoals de verzameling niet-Pentagon gevallige onderzoeken op politiek-strategisch gebied, waar ik jullie laatst op attent maakte. Dat was het gevolg van mijn vraag toen ik in F, kort na 11-09, allerlei specialisten hoorde zeggen dat "insiders het al lang wisten, maar dat de bobo's niet hadden willen luisteren". Inderdaad, deze bronnen gaven aan waarnáár die bobo's niet wilden luisteren.
En dan waren er natuurlijk de "Franse bronnen in de Arabische wereld", waar ze in F zó trots op waren dat ze vergaten dat die totnutoe voor allerlei besmuikte wapentransakties werden gebruikt. In het Frans, helaas, voor de meesten van jullie.
Maar nu heb ik enkele Engelstalige bronnen (overigens via een Franse vriend) die ons een helder kijkje geeft in het denken van de muslimwereld. Niet de schreeuwerige fundamentalisten die onze 'vrije' pers wel bereiken met het minzaam glimlachje op de achtergrond van "zie je wel, daar móet wat aan gedaan worden".
Nee het gaat hier om de doorsnee intellectuele, maar zeer kwaaie, muslim. Die er gewoon neo-kolonialisme en neo-kruistochten in zien. En de zinloosheid van de haat/wraak benadering. Ze ademen een pacifistische sfeer, en weten ook geen raad met het recente bezoek van Musharref aan Bush. Is het een knieval? Is het om erger te voorkòn?
Het zijn twee korte, bondige, artikeltjes uit Pakistan, een van een krant, en de ander van een verwant feature tijdschrift van de laatste dagen. Je moet ze zelf maar lezen, het is weliswaar pijnlijke kost, maar geen zwàre.
De krant heet Umma-News //www.ummahnews.com die je doorsluist naar //ummah.com/science. Een goed-functionerende site en een zeer leesbaar. 'Onze' Ruud Lubbers (gespeld 'Luubers') komt er nog in voor.
Ik kreeg op die manier ook een zeer uitgebreide documentatie-site over Bin Laden //msanews.mynet.net/Scholars/Laden/. Echt ècht àlles! Een aartsverzamelaar kennelijk die al vòòr 1993 begonnen is met verzamelen. Niet gestoord door waardeoordelen, alleen 'feiten'. Ik vond er een van de allereerste interviews van Robert Fisk, waarvan ik diens portret van Bin Laden uit The Independent van 15-09 in Mijn Dagboek plakte, uit 1993, toen Laden nog een 'braaf' zakenman was, vòòr zijn Afghaanse tijd.
Maar ik raad je wel aan je "afbeeldingenknopje" af te zetten, dan ben je een heel stuk sneller bij de tekst, want het totaal van deze --overigens zeer eenvoudig gestructureerde, maar overvolle titelpagina-- is meer dan 2Mb. Het zijn eindeloos veel caricaturen en foto's, van ridicuul tot lovend en van misprijzend tot serieus, die deze aarts-feiten-verzamelaar bij elkaar heeft gezocht. Ik hou van dat soort karakters: onpartijdig tot op het bot. Behalve die foto's zijn het alleen links naar de bronnen, nogal wat naar universiteiten, met een korte samenvatting van de inhoud.
En voor de veellezers zijn er nog de volgende sites die de moeite waard zijn om af en toe te raadplegen om de werkelijke "arabo OR muslim" atmosfeer te proeven. Bedenk ook dat er een grote christelijke traditie is binnen de arabische wereld. Intellectuele bronnen verwijzen daar wel naar, maar een eigen stem heb ik nog niet gevonden. Ik heb al eens gegoecheld met "arabo AND christian". Wie weet er een? Moet ik Rome eens opbellen?
www.MiddleEastWire.com
www.Palestinechronicle.com
www.irna.com/en/
www.Hizballah.org (deze kreeg ik niet meer te pakken, misschien heeft Yasser Arafat hem persoonlijk uit de lucht gehaald)
Veel plezier ermee.
terug eerste dagboekregel

San Sebastián de La Gomera, maandag 19 november 2001
Het weekend is weer voorbij. Ik heb het "cultureel en sportief" doorgebracht. Zaterdag een concert van het kamerorkest van het eiland en gisteren een fikse wandeling van bijna zes uur. De laatste in een serie 'oefenwandelingen' om a.s. zaterdag --genoegelijk-- aan een ander cultureel evenement deel te nemem dat eindigt met een afdaling van het midden van het eiland naar de kust. Een pittige tocht van drie uur over bergpaden na enkele uren folkloristische bezigheden zoals volksdansen en traditionele gerechten nuttigen. Een zware dag dus. Ik kom er op terug. Eerst het prachtige concert van het Orquesta de Camara GARAGONAY.
Dit was het tweede concert dit seizoen, althans op het eiland. De volgende maand is er nog een. Het is een jong orkest dat is opgericht rond de tijd dat ik hier kwam, zo'n zes jaar geleden. Ik heb het helemaal kunnen volgen. Niet alle leden zijn van het eiland, want het is gedeeltelijk een 'projectorkest', maar wel met een vaste kern van hier. Sommigen zie ik hier regelmatig in de stad, al ken ik ze niet persoonlijk. Het is opgericht met een heel speciaal doel, namelijk om de traditionele muzikaliteit van het eiland, en de prachtige muziekschooltraditie die ze hadden, te redden van de sociale destructie die het gevolg is van de toeristenindustrie. Het is een mijlpaal aan de horizon, het is een baken voor de jongeren. En zo werkt het ook. Het is gelukt. Zij nemen deel aan bijzondere festivals, geven uitvoeringen op de andere eilanden en op het schiereiland. In de nationale pers worden ze al bekend als de beste van de eilanden; niet gering, gezien de grote muzikale traditie van de andere eilanden. De gemeente San Sebastián de La Gomera heeft het voortouw genomen bij de financiering en trots --terecht!-- vertellen ze aan iedereen dat het ministerie van sport en cultuur van de Canarias pas na twee jaar, toen het succes zich al begon af te tekenen, er niet onderuit kon dit "not-invented-here" initiatief te steunen. Top gastdirigenten en top solisten kunnen zo worden uitgenodigd. Succes werkt stimulerend.
Die dreiging van sociale destructie, die nog lang niet is afgewenteld, --if ever-- maakte dat ouderen aan de jongeren het 'parool' doorgaven: "Een goede studie en dat wègwezen! Dit eiland is een verloren zaak."
Dat leidde weer tot moedeloosheid en uitzichtloosheid. Het 'nieuwe geld' dat de toeristen binnenbrachten kwam maar voor een klein deel in handen van de eigen mensen. Die zijn goed voor de lagere arbeidsplaatsen. Gekwalificeerd personeel wordt door de Duitse en Engelse investeerders uit eigen land aangevoerd. Dit proces heeft nog niet iedereen door, ook niet de bobo's die alleen maar juichen bij die buitenlandse investeeerders.
Na deze afdwaling in de on-vrolijke sociale politiek terug naar het orkest dat zich een naam begint te verwerven in een muzikale lijn die Europa met Amerika verbindt. Ook in de populaire muziek --en andere cultuuruitingen, zoals carnaval-- is het duidelijk dat deze eilanden weliswaar politiek Europa zijn, geografisch Afrika, maar cultureel (zuid)Amerika. De artistiek direkteur heeft zijn wortels in Buenos Aires en heeft ook in Europa opleiding genoten. In beide werelddelen is hij een veelgevraagd gastdirigent. Het programma van zaterdag liegt er niet om. Het was helemaal gericht op elementaire melodieën. Ik ben meestal heel 'tevreden' met de programma's en de uitvoeringen, maar nu was ik werkelijk juichend: een Spaanse componist die met Roemeense thema's iets maakte voor saxofoon en strijkers naast een Uruguyaanse uit acht Peruaanse liederen een suite componeerde. Van Purcell was er een suite met frisse 'airs', 'hornpipes' en 'jigs' naast een concert van Glazoenov voor saxofoon en strijkers en een Cubaan die de strijkers een lange tokkel-entree voorschreef.
Het was een en al zangerigheid en danserigheid.
En dan de soliste. Het was een jonge meid, ook van de eilanden, die op haar twaalfde al een topprijs haalde en daarna onmiddellijk beurzen kreeg om in Parijs en elders in Europa verder te studeren en nog steeds doorgaat met overal topprijzen weg te slepen. Als dat geen idool wordt voor de jongere generatie muziekstudenten . . .
Zij 'danste' zò met haar sax, (al hield ze beide voeten stevig op de grond), dat het hele orkest er vrolijk van werd. Helemaal op de rechtervleugel, maakte de zeer fors gebouwde contrabassist zelfs danspasjes. Hij stak bijna boven zijn bas uit en maakte grapjes met de zeer kleine celliste die maar net boven haar instrument uitstak. Ik herkende haar van het vorig jaar --en ik zag ze ook wel in de stad lopen zeulend met haar enorme kist-- want toen trad ze ook op als soliste van eigen kweek. Ook een meid met prijzenlijst als die van de saxofoniste.
Kortom, ik heb genoten van een avond zangerigheid en danserigheid. De spanjaarden die ik bij het naar buiten gaan sprak, waren ook verrukt.
--"Dat is 'onze' muziek", zei er een, "Beethoven is voor de toeristen".
terug eerste dagboekregel

San Sebastián de La Gomera, dinsdag 20 november 2001
De regens zijn gekomen! Iedereen --althans de inwoners, niet zozeer de toeristen denk ik-- zat er op te wachten. De watervoorraden waren op, tenminste die van het gemeenschappelijke bezit. Niet die van de privé waterbezitters, want die beleven gouden tijden. (Op dat gebied zijn er nog historische misstanden waar nog geen enkele regering iets aan heeft kunnen doen) Kortom, wie nu wil planten, moet water kopen. De vader van Ignacio keek al wekenlang zorgelijk naar de lucht waarvan hij de nukken al meer dan zeventig jaar bestudeerde, en besloot de vorige week om niet langer te wachten en water te kopen. En gistermiddag begon het opeens. De laatste weken was er al vaak de juiste bewolking geweest, maar het zette niet door. Hooguit een paar druppeltjes. Maar nu, de hele middag, avond en nacht kwamen er telkens van die tropische buien. En dan opeens was het weer klaar helder. Dat is het soort weer waarmee je je niet zozeer op een eiland waant, maar op een bootje in de oceaan.
Nou ja, het is ook een eilandje, een speldeprik, 500 km uit de Afrikaanse kust, bijna 2000 zuid van Gibraltar.
Naar aanleiding van de weggooi-opstellen op Frans schoolkindertjesschrijfpapier waar ik mij deze zomer vijftig ochtenden aan had gewijd, kreeg ik van een Belgische vriendin, en trouwe lezeres, een correspondentiekaart geïllustreerd met een schilderij van Picasso uit 1923. Het heet 'Paul Dessinant'. Het meet 130 bij 97 cm en hangt in Musée Picasso in Parijs. Dat alles volgens de colofoon van deze correspondentiekaart.
--"Nu je weer schrijft op schoolpapier", schrijft ze, "vind ik dat een schoolbank er ook bij hoort."
Ik liep al met plannen om hier op het eiland een scanner te ritselen, toen ik met de naam van dit schilderij 'goechelend' dit eenvoudige .gif -je aantrof. Ik vond dat wel een leuke vervanger van de vorige foto die Ghislaine had genomen in de speciale TALGO-wachtkamer van de RENFE in Barcelona. Hoe vind je 'm?

Naschrift later op de dag.
De regen van vannacht was inderdaad exceptioneel. Niet zozeer qua hoeveelheid ineens, maar dat die op de stad zelf is gevallen. Meestal valt die iets hogerop en wordt de stad die modderbanken bespaard. Niet deze keer!!
Al direkt toen ik de deur uit kwam viel mij op hoe schoongespoeld de straten waren, tot ik onderaan de straat kwam waar alle modder zich had verzameld. En zo de hele weg. Bij een verbouwing hadden ze gisteren een vrachtauto betonzand voor de deur gestort. Die lag nu tweehonderd meter verderop en tien meter lager als een uitgestrekte zandbank. Samen met dozen, plastic, takken en brokken steen en bouwpuin dat hier normaalgesproken de straten siert.
In de benedenstad was het werkelijk een enorme blubber. Kennelijk was het water in de vlakke hoofdstraat tot rust gekomen, en konden de fijnere deeltjes bezinken. Bij de rivier, die normaal droog staat, kon je de kracht van de banjir-achtige stroom afmeten aan de boomstammen en ander 'grof huisvuil' dat was achtergebleven.
--"Niet ongewoon", wist mijn kapper, die al zestig jaar dat beroep uitoefent met ongeveer dezelfde inrichting als zijn vader, te melden: "Alleen die modder in de hoofdstraat, dat is héél lang geleden".
Intussen heb ik -eindelijk- het oktoberdagboek van de hoofdpagina afgesplitst. Die was intussen 110Kb, en begon langzaam te laden. Nu is die weer lenig en weegt minder dan 60Kb.
terug eerste dagboekregel

San Sebastián de La Gomera, donderdag 22 november 2001
Ik meldde al in het naschrift van dinsdag dat het om "forse buien" was gegaan. Later kwamen de getallen (buien van 30, en plaatselijk 50, liter per vierkante meter in twee uur!), en de berichten over de dodelijke ongevallen op het buureiland La Palma waar --op dit moment-- drie toeristen zijn omgekomen en nog twee zijn vermist.
--"In 1941 hadden we hier ook doden!", riep mijn kapper vanmorgen, "twee in Hermigua en een hier in de stad. Weggespoeld in de zee. Nooit meer teruggevonden!".
Ik spreek hem altijd als ik naar mi profesora ga voor mijn Spaanse les. Zij komt altijd op het laatste moment aanhollen voor haar eerste klant van de dag, en Angel, de kapper, is haar overbuurman. Hij hangt dan al gezellig uit zijn raamtje op klanten en op een praatje te wachten. Ik luister graag naar zijn verhalen over het weer. Hij kan vanaf dat plekje maar een klein stukje van de lucht zien, maar omdat hij al 60 jaar naar dat ene stukje lucht boven de klip van de Parador kijkt, ziet hij er alles in.
De vorige week schreef ik dat Ummah-News een Pakistaanse krant en tijdschrift was, maar dat was niet helemaal juist; het ging om een artikel uit een Pakistaanse krant. //ummah.com is een puur islamitisch persbureau dat uitsluitend met eigen (muslim) correspondenten werkt. Een soort "muslim CNN". Het is onafhankelijk en vaart een moeilijke koers tussen de islamitische fundamentalisten aan de ene kant en de rijke (VS-afhankelijke/heulende) bestuurskringen. Het is engelstalig.
Al eerder had ik van zo'n poging tot onafhankelijke nieuwsgaring in de muslimwereld gelezen. De emir van Qatar, een van de meest vrijdenkende regeerders, heeft de grondslagen gelegd voor het onafhankelijke televisienetwerk Al Yazira dat per saldo --uiteraard zou je moeten zeggen-- zowel en de VS als in de arabische wereld controversiëel is. Maar ik kan geen (schotel) TV ontvangen en het is bovendien in het arabisch. Maar ze zeggen zelf dat ze meer en meer in de westerse pers worden geciteerd. Dat geeft hun wat bescherming. De emir van Qatar wordt zowel door de Amerikaanse als door de andere Arabische regeringen onder druk gezet en Al Yazira wordt erdoor gechicaneerd. Hun agentschap in Kabul is met een bom vernietigd en de woordvoerder van het Witte Huis heeft nog geen antwoord gegeven op de vraag of het een 'ongeluk' was of niet. De regering van Qatar, althans zolang de emir, sheik Hamad bin Khalifa Al Thani leeft, houdt ze de hand boven het hoofd. Maar goed, houdt Al Yazira maar in de gaten.
De geschiedenis van ummah.com is er net zo een. «Maak je vrij van "de Amerikanen" als zodanig, maar ook van onze eigen regeringen die "om de smeer" met "de Amerikanen" heulen», is zo ongeveer hun belijdenis en boodschap. De intellectuele muslim voelen het als een dubbele onderdrukking: door het westen ('amerikanen') en door hun eigen regeringen. Deze 'regeringskringen' maken samen gemene zaak die dank zij de zeer autoritaire regeringsvorm in de arabische wereld in stand kan blijven. Dat maakt ook begrijpelijk dat Osama Ben Laden zich aanvankelijk tegen de eigen regeringen richtte en daarmee een soort Robin Hood aura kreeg. Dat kostte hem die 'verbanning' naar Afghanistan, zoals dit kennelijk in de arabische wereld wordt gezien, geen vlucht, maar een verbanning door de "rijke en machtige" arabische staten die aan de VS het vuile werk van hem te liquideren overlaten. Robert Fisk, waarvan ik eerder een portret van Ben Laden in mijn dagboek plakte, gelooft dan ook niet dat Ben Laden het brein achter NY1109 is: Hij zou het zich laten aanleunen om een 'andere' goede zaak te dienen of onder andere politieke druk. Trouwens, ook de mensen die het gedrag van Ben Laden volledig afkeuren ergeren er zich aan dat de VS de Afghaanse regering 'sommeert' Ben Laden uit te leveren op basis van een bewijsvoering ".. waaraan zelfs een dronken plattelandsrechter geen geloof zou hechten" en zien er alleen een bewijs van neo-kolonialisme in: "Might is Right". (Master, Slaves and Mercenaries, www.ummahnews.com 13/11/01, dit was dat artikel uit die Pakistaanse krant). Net zoals de opa van zeuntje Bush er ook de sherif niet bij haalde als zijn slaven waren weggelopen. "Eerst lynchen, en dan praten we verder! Hoe durven ze, we zijn toch zo goed voor deze aardige nikkertjes! En nu dit!"
Ummah-News geeft een interessante kijk op de muslimwereld via dit perspectief van de arabische intellectuele middenklasse, een kwetsbare groep die slecht gedijt in een twee-klassenmaatschappij: Rijk en dus heulend met de macht, of arm en 'dus' machteloos. Daar zit niet veel tussen, en ze is snel de kop ingedrukt als ze echt lastig worden. Pinochet, in Chili toentertijd, begon ook allereerst met die te vermoorden. Voorlopig hou ik ummah-bron in de gaten. (Overigens, Ummah is een begrip dat zoveel betekent als 'muslimwereldgemeenschap boven alle stromingen', zoals wij over 'de christenwereld' kunnen spreken, al bedoelt de Paus daar wellicht wat anders mee dan de woordvoerder van een Pinkstergemeente in Zuid-Amerika)
terug eerste dagboekregel

San Sebastián de La Gomera, vrijdag 23 november 2001
Al weer een week geleden legde ik een artikel uit El País apart van Jeremy Rifkin. In eerste instantie leek zijn betoog niet nieuw: Er moet een nieuwe Grote Dialoog komen tussen de Islam en de het westen. Nou ja, nogal wat dromers en dichters hebben dat ook gezegd. Zelfs politici hoorde ik het zeggen, maar dat ondersteunden ze vooralsnog niet met daden. "Wraak & Revanche" staat voorop, en dat is niet zo heel erg 'dialooggericht': Het is introverte zelfbevrediging. Niet erg uitnodigend voor de 'ummah'.
Maar nu kwam het van Jeremy Rifkin. Wie is Jeremy Rifkin? Ik had van hem gehoord als aktivist in de strijd tegen de biotechnologie. Hij was er niet 100% tegen en was bovendien diplomatiek genoeg om nogal controversiële politici, actievoerders en wetenschappers aan een tafel te krijgen. Dat was zijn glansrol. Hij is een min of meer 'erkend dissident', want hij was o.a. adviseur bij de Clinton regering. Hij speelde ook een rol in de anti-globalisatiebeweging. In een recent interview vroegen ze hem of hij met zijn 52 jaar niet langzamerhand teveel 'oudere jongere' werd voor dat soort akties:
--"Ik begin mij er bij neer te leggen dat dit mijn leven is. Hier ging mijn hart zo naar uit dat ik mijn carrière er telkens voor uitstelde".
Als je bij amazon.com kijkt, kun je aan zijn (succes)boeken zien dat hij tot de mensen gaat behoren die een practische, maar toch idealistische, visie hebben op wat er in de wereld gebeurt. Wat die strijd tegen/voor de biotechnologie betreft is er een goed overzichtsartikel (The Battle over Biotech) op www.fomento.com/dino.html wat niet speciaal over Rifkin gaat, maar waarin wel zijn belangrijke rol duidelijk wordt.
Kortom, Rifkin heeft helemaal geen naam in het nieuwe oost-west conflict. Maar hij is wèl een fervent en intelligent 'dissident' die niet als een eenzame roeper in de woestijn leeft, maar bewezen heeft over nogal wat politiek verstand te beschikken. Wat zou die te melden hebben?
Gelukkig voor jullie vond ik ook snel de oorspronkelijke engelse versie van die El Paìs vertaling in The Guardian van 13 November,
www.guardian.co.uk/comment/story/0,3604,592482,00.html
zodat je het zelf kunt lezen. Maar ik citeer even de aanhef:

"The Great Conversation"
"Dialogue is a necessity,
Only by honestly addressing the cultural schism with Islam can we reach accomodation."
"I'm ashamed of it, but before September 11, I didn't pay much attention to Islam. (. . .) It took the death of 5,000 Americans in a horrific act of terrorism to get my attention (. . .)"
Enzovoorts
Wat mij vooral opviel was de diplomatieke opbouw van het verhaal dat --om te beginnen-- *niet* in de VS als allereerste werd gepubliceerd. En dan na een lange zorgvuldige inleiding, waaruit zelfs de havikken moeten opmaken dat het om echte mensen gaat daar aan de andere kant van de streep, en dat de islam op den duur --demografisch-- een bedreiging zal zijn, komt er een voorzichtige opbouw naar de vraag:
--"Is it possible that Islam and the west might have things they can learn from each other?"
"Het is ommogelijk dat je niets zou kunnen leren van een 1500 jaar oude cultuur waarin een op de vijf mensen betekenis ziet".
Dat soort zinnen zullen nog veel mensen tegen de haren strijken, maar dat een "geroutineerde en erkende dissident met diplomatieke gaven" dit op die manier schrijft toont enerzijds aan hoe ver de grote massa nog af staat van zo'n dialoog, maar bevat anderzijds het hoopvolle signaal dat een "practicus" er zijn gewicht en reputatie achter durft te zetten. Het is weinig, het is hopeloos weinig, maar er brandt een lichtje aan de horizon.
Dat moest ik even kwijt.
terug eerste dagboekregel

San Sebastián de La Gomera, zondag 25 november 2001
Gisteren was "de grote wandeling" waar jl maandag over schreef, La Ruta de Hautacuperche. Het was inderdaad een zware tocht, zeker ook door de voorafgaande feestelijkheden. Het is een gedenktocht met nog pas vier jaar traditie. Het is een van de pogingen om de lokale bevolking weer enige 'fierheid' te geven. Niet alleen zoveel eeuwen koloniaal bewind, en bijna een halve eeuw Franco-dictatuur die er zijn polieke tegenstanders en gewone misdadigers dropte, is er nu de 'welvaart' van de toeristenindustrie, waar ik maandag ook over schreef, die het zelfrespect van dit volk hebben aangetast.
Het gaat om een triest evenement in 1488 toen zeer boze Guanchen massaal in opstand kwamen tegen het Spaanse bewind omdat ze zich bedrogen voelden met het niet nakomen van een contract dat ze met de vorige bevelhebber hadden gesloten. Het leveren van hand- en spandiensten was daarin geregeld en zij werden erkend als een vrij volk, zij het met een zeer betrekkelijke vrijheid. Maar de opvolgende bevelhebber behandelde ze zoals de Spanjaarden alle overwonnen volkeren behandelden: als slaven, of nog minder.
Het contract was bezegeld door het drinken uit dezelfde kom. Die kom, uit klei gebakken, was daarmee het symbool van dat contract. In een vergadering in november 1488, op een van hun sacrale plaatsen, hebben zij verontwaardigd die kom stukgegooid en daalden toen massaal af naar het fort van de Spanjaarden in het huidige San Sebastián om hun deze ontrouw betaald te zetten. Het liep slecht af. De volwassen werden allemaal vermoord en de kinderen werden als slaven afgevoerd.
Intussen waren ze er wel in geslaagd de Spaanse bevelhebber te doden, en zijn weduwe vluchtte in de toren die er nu nog staat als enige overblijfsel van het fort. Deze dame, Beatriz de Bobadilla, was in 1492 het liefje van Columbus toen hij zijn ontdekkingsreis naar het Westen onderbrak en drie maanden op La Gomera bleef. Om de mast van zijn schip te repareren, vermelden de annalen, maar Columbus kwam nog vaak terug op het eiland. Zijn huis, en dat van van Beatriz, een straatlengte daarvan verwijderd, zijn beide toeristische objecten. "Zeker weer om zijn mast te laten repareren?", vragen toeristen begrijpelijk-glimlachend als de gids dit verhaal weer eens heeft verteld.
Maar goed, het stukgooien van die kom, en die tocht naar beneden, zijn de herdenkingsobjecten die nu symbolisch worden herhaald. Op diezelfde heilige plaats, die nu een prachtig uitzichtspunt is met parkeergelegenheid, was de ceremonie van het stukgooien van de speciaal hiervoor gebakken kom door de oudst aanwezige 'Gomeraan'. En toen begon de tocht, over hetzelfde pad als vroeger. Dat was het middagprogramma.
's Morgens was iedereen met (gratis) bussen en eigen auto's naar een nabijgelegen "Ermita" gekomen. Dat is ook een prachtige plek met mooie vergezichten. Daar staan, ten gerieve van de pelgrims en andere picknickers twee grote afdaken. Een met banken en tafels en de ander met wel een dozijn vuurplaatsen voor barbecue. Het is een gezellig folkloristisch samenzijn waarbij ieder zijn steentje bijdraagt om "het oude" en "de traditie" weer te laten herleven. Ieder neemt eten en drinken mee. Vooral om anderen ervan te laten meegenieten. Ignacio en ik hadden een konijn op de barbecue, papas arugadas (in hete as gepofte aardappelen), en nogal wat gedroogde vruchten en noten van het eiland meegenomen. Er was een keur van 'artisanale wijn', ieder dorp heeft zijn eigen recept. Er was gofio dat ook nu nog hoog op het menu van de eilanders staat. De Guanchen kenden geen brood, maar wisten wel granen te kweken en die tot meel te vermalen. Met een minimum aan water wordt daar een heel stijf, brokkelig, deeg van gemaakt dat in plakjes wordt gesneden of tot een knoedeltje wordt gekneed tussen duim en twee vingers. Het smaakt voortreffelijk bij stukjes lokale (geiten)kaas. Dat ouderwetse gofio-maken, en andere oude huisvlijt werd ook getoond.
Er leefde iets op van de oude (wederkerige) vrijgevigheid die dit eiland kenmerkte waar voordeuren geen slot hadden en waar je nu nog vaak de sleutel in de voordeur zit steken: Voor je vrienden. (Dat was natuurlijk een eldorado voor de misdadigers die Franco op het eiland losliet; hìj loste er zijn gevangenisprobleem mee op).
Toeristen die door de touroperators bij de Ermita werden losgelaten om de vergezichten te kieken, werden uitgenodigd te proeven.
--"Zo ontvingen wij ook de toeristen in de jaren '60 en '70", zei Ignacio opeens tegen mij, "ze brachten nooit iets terug, maar kochten tegen schertsprijzen onze huizen en land op."
--"Wij waren naïef", voegde hij er wat treurig aan toe.
Behalve vergezichten konden de passerende toeristen nog het dansen, begeleid door een soort 'oversized castagnetten' fotograferen, en de demonstraties van het polsstokspringen, waar een aantal deelnemers zich aan hadden gewijd. Vooral dat polsstokspringen, dat al in de alleroudste historische aantekeningen wordt genoemd, trok de aandacht. De geitenhoeders van het eiland gebruiken het nu nog.
Het wordt weinig gebruikt om over een kloofje te springen zoals de Friezen over hun sloten springen. Vaker, en ook spectaculairder, is het gebruik bij afdalingen. Je kunt dan veilig van een rotsrand naar beneden springen als je ervoor zorgt dat de punt van de stok eerder op de grond is dan je voeten. Je hebt een 'zachte landing' als je de stok remmend door je handen laat glijden. Dat vergt natuurlijk nogal wat behendigheid. Zeker met de stokken van meer dan drie meter, die sommigen van de 'polstokspringclub' hadden meegenomen. Maar het is wèl heel spectaculair! De geitenhoeders hebben meestal stokken van minder dan twee meter. Dat vergt al behendigheid genoeg. Ik heb een foto van dat polsstokspringen en twee van die oversized castagnetten in het dagboek geplakt. De eerste is een 'Romeria' met klederdacht die bij deze gelegenheid niet wordt gedragen en en de andere is in een gewone processie met de Maagd van Guadeloupe, de patrones van het eiland.
Eerder in de week waren er wetenschappelijke lezingen geweest over het onderwerp. Er is inderdaad nogal veel 'historisch betrouwbaar' bekend, dit in tegenstelling tot de heersende opvatting dat 'die verhalen over onze voorouders' vrijwel helemaal op fantasie berusten. Al vanaf de tiende eeuw worden La Gomera en de Guanchen genoemd in Arabische reisbeschrijvingen. In 1291 wordt het eiland bezocht door Genuese kooplieden en vanaf 1341 door Portugese. In de loop van de 15e eeuw wordt het door Spaanse kooplieden veroverd en in 1488 komt het aan de Spaanse kroon. Al die reis- en veroveringsverhalen bevatten nogal wat details waaruit, met wat aanvullende fantasie, een video is gemaakt over het leven van dit volk dat nog in zijn Stenen Tijdperk leefde toen het door onze 'beschaving' werd ontdekt. Die werd ook in de afgelopen week vertoond.
Wij weten bijvoorbeeld dat dit volk samen met de Egyptenaren en de Peruanen de enige bekende volkeren zijn die hun lijken balsemden en conserveerden en we kennen ook de techniek van de Guanchen daarvoor. We kennen ook allerlei details van hun taal, enzovoorts. Thor Heyerdahl speculeerde met prehistorische relaties via zeestromen. Hier voor mijn balcon begint een zeestroom, waar ook Columbus van gebruik maakte, die doorgaat tot de Golf van Mexico.
Voorzover ik weet is er geen website met deze gegevens, maar als je met «+"la gomera" +tradition» goechelt, krijg je honderden pagina's, veelal van toeristen die enthousiast hun vakantie naar dit eiland beschrijven en een uittreksel geven van wat in de foldertjes staat. Ook de overheidsinformatie is nogal oppervlakkig. Iets informatiever is een Engelse site «www.gomera.org.uk» met een "alternatieve wandeling" over het eiland. Als ik wat beters vind, meld ik me wel weer.
En toen begon de "lange wandeling". Die was inderdaad zwaar, niet alleen door het proeven van de "artisanale wijnen" en de maagvullende "hapjes". Het was het oude ezelpad dat tot voor 20 à 30 jaar nog een belangrijke transportader was; met grove steenklompen 'geplaveid'. Ik moest telkens héél goed uitkijken waar --en hoe(!)-- ik mijn voet neerzette tegen uitglijden of verzwikken zoals ik twee jaar geleden deed, en wat mij tot veertien dagen rust dwong omdat ik er twee uur mee had moeten dòòrlopen.
Inclusief de ceremonie, duurde de tocht vijf-en-een-half uur. Ik zat in de kop van de colonne. Anderen kwamen tot twee uur later. Ik kwam bepaald niet uitgeput aan, daar had de training voor gezorgd, maar mijn voeten leken wel uiteengereten, brandende stompjes. Er was bijna geen stap geweest waar ik mijn voet vlak had kunnen neerzetten. Mijn bergschoenen gaven goede enkelbescherming, en van blaren en dat soort ongerief had ik geen last. Maar de zool is gewoon te soepel geweest voor dat terrein. Nu, zondagmorgen, voelt alles weer normaal. Ik zal het wel merken als ik straks even naar beneden ga voor mijn dagelijkse stadswandeling en de krant.
terug eerste dagboekregel

San Sebastián de La Gomera, dinsdag 27 november 2001

De dichter is bezig als hij niets doet,
de burger doet niets als hij bezig is.
Deze regel van Greshoff uit 'Lof der Luiheid' kwam ik tegen toen ik "hard aan het werk" was om eindelijk mijn overvolle tafel eens op te ruimen.
Het is verbazingwekkend hoe snel ik hier weer een volle tafel met papieren weet te creëren. Dat is altijd zo als ik wat langer op een vaste plek ben. Dan duik ik in 'projecten' en andere grootse plannen, maar verwaarloos het dagdagelijkse afmaken van zaken. Dat komt dan wel goed, denk ik, als dit karwei, dit project, àf is. Ja, ja, "Me hoela!!".
Want vòòr dit ene projekt, waarvoor ik alles opzij schuif af is, zit ik met mijn gedachten al volop in een ander 'doel'. Dat is leuk & handig: Als ik op het ene ben uitgekeken, heb ik inspiratie voor het andere.
En als ik op allebei (of alledrie!!) ben uitgekeken, is er niets beters dan 'flaneren', gewoon even een wandeling maken, street observer zijn. In de stad, of virtueel op het internet; altijd boeiend; altijd goed voor een paar frisse ideeën waar ik vroeg of laat een 'project' van maak. Dus wéér geen tijd voor opruimen.
En àls ik dat weer eens mijn gezonde verstand laat domineren en besluit om zowel de 'projecten' als het 'flaneren' achterwege te laten, en besluit de werktafel eens schoon te maken, dan kom ik daar meteen de meest interessante verrassingen tegen zoals dat vodje met:
De dichter is bezig als hij niets doet,
de burger doet niets als hij bezig is.
Er wordt dus vandaag geen 'project' gedaan, zelfs geen dagboek.
terug eerste dagboekregel

San Sebastián de La Gomera, vrijdag 30 november 2001
De 'baaldag' die ik mij dinsdag toekende bleek nogal wat verrassingen in te houden. Mijn paspoort zou verlopen gedurende mijn verblijf en Nieuw-Zeeland (of waar dan ook, want een kaartje heb ik nog niet). Niet alleen dat: een telefoontje naar het Madrid, naar de NLse Ambassade, maakte duidelijk dat het niet meer zoals vroeger een zaakje één dag op het Consulaat was. Produktietijd is nu 14 dagen. Alles is gecentraliseerd in Madrid. De nieuwe veiligheidsmaatregelen eisen dat ik het 'in persoon' moet brengen en afhalen bij het Consulaat in Tenerife. Dat betekende als-de-wiedewind naar het gemeentehuis voor papieren die bewijzen dat ik hier woon, speciale pasfoto's, en de volgende dag met de boot van 0730 naar het andere eiland en 's middags om 1700 weer terug.
--"Nee, dat van die 14 dagen, van de automatische beantwoorder van de Ambassade, kunnen wij u niet garanderen", zei de zeer aardige Consulaatdame bij voorbaat begrijpend knikkend, "het systeem werkt pas vanaf 1 oktober en er zijn aanloopmoeilijkheden".
Dat wordt dus wéér een last-minute avontuur, maar zònder zo'n deadline als de réunie van 10 november. Hooguit vertrek ik een weekje later. Ik hou jullie op de hoogte.
Maar vanaf het 'baalmoment' van dinsdag heb ik even lekker afgehaakt van de werkdiscipline waar ik in verstrikt was geraakt. De vertaling van de Franse website van de Aktiegroep Optimisme (zoals ik Mouvement Optimiste heb vertaald), heb ik helemaal stilgelegd. Die is ongeveer klaar, en dat geeft mij de kans om straks de eindredaktie een beetje afstandelijker te doen. Daar zullen toch wel veel 'limburgismen' in zitten, zoals mijn vriend-neerlandicus Aldert over mijn vertalingen van Milan Kundera het vorig jaar wist te melden. Ik merk het zelf niet, maar ik herinner mij van mijn Philipstijd dat collega's die een paar jaar waren uitgezonden, veel meer Limburgs, Fries of Gronings in hun taaltje hadden dan vòòr ze vertrokken. Naar een paar weken trok het weg.
De vertaling van The Networking Game, een US-boekje dat ik vroeger eens in het NLs vertaalde en uitgaf met het "Van Eyk & Van Eyk" uitgeverijtje ("Die andere Van Eyk is mijn alter ego", zei ik desgevraagd) gaat nu in het Spaans. Dat project krijgt geen pauze, maar ik zet er minder druk achter. De grootste uitdaging zit in het ècht Spààns maken van de tekst die niet alleen vol zit met zeer gemeenzaam populair USsiaans, maar ook uitgaat van een fundamentele egalitariteit die de Spaanse cultuur en omgangsvormen ternauwernood kennen. Het is kleiner en pittiger dan de Workshop Kleinschalige Marketing van twee jaar geleden, maar het zijn wezenlijk dezelfde moeilijkheden: Heel geraffineerde cultuurverschillen. Dat betekent dat ik veel interessante gesprekken voer met de mee-lezers. Ik zet minder druk achter die mañana afspraken: "Meegaan met de stroom . . .".
Voor onderweg had ik 'het' boek meegenomen dat ik helemaal ga uitspellen. Meestal lees ik dat soort boeken in de vorm van Internet-uittreksels of op de web gepubliceerde hoofdstukken. Amazon.com is een heel goede bron van informatie, en dit boek heb ik heel zorgvuldig gekozen op die manier, het is een belangrijke tijdinvestering. Het vorig jaar had ik twee Duitse en een NLs boek over de afgelopen eeuw op mijn lijstje: Van Geert Mak, van Günther Grass en van Reich-Ranicky waarvan ik later karakteristieken heb geschreven.
Dit boek heet "Time, the familiar stranger". Het is geschreven door (wellicht) de grootste tijd-filosoof van deze tijd die bovendien een heel vruchtbaar publicist is: J. T. Fraser. Jaar na jaar weet hij grote groepen wetenschappers op 'zijn' congressen te verzamelen die aldaar de meest uiteenlopende onderzoeken ivm tijd voor het voetlicht brengen. Zo is er een NLse wetenschapster die er over een onderzoek naar het 'tijdsgedrag' van 10 NLse topmanagers rapporteert. Hij (Fraser) is al dertig jaar fanatiek met dat thema bezig en de proceedings van die congressen moeten wel een boekenkast vullen. 'Iedereen' schijnt in zijn vaarwater te zitten, maar de man die mij zo'n twintig jaar geleden voor het eerst op het spoor zette van essentiële tijdopvattingsverschillen in verschillende (sub)culturen, Gabriele Morello, nu hoogleraar in Palermo, die toen doceerde aan de VU, zit niet in zijn 'club'. Daar zoek ik nu contact mee. Misschien dat hij mij de andere helft van het verhaal kan vertellen. Als iemand door 'iedereen' de top-man wordt genoemd, word ik voorzichtig.
Wat kies je dan op te lezen? Erg scheutig is hij niet met web-publicaties, het is meer uit het totaal van de Amazon.com --en andere-- boekbesprekingen dat ik deze keuze kon maken. Ik heb het tweede-hands bij Amazon.com gekocht. En ik ben heel tevreden tot-nu-toe. Het is een zeer erudiet boek, maar loopt er niet mee te koop. Hij is een alleswetende gids die stevig doorstapt, maar nooit vergeet dat er 'publiek' is; publiek van verschillend niveau en interesse, hij verliest nooit contact. De zorgvuldig gekozen illustraties staan er niet om hun mooi-igheid zoals in de coffee table boeken. Ze staan volledig in dienst van een efficiënte informatieoverdracht. En hij is een echte verteller: variatie in tempo, variatie in (bescheiden) anecdotes en boven alles, hij houdt van zijn vak. Dat is mijn eerste indruk.
Hij heeft dit boek geschreven, zegt hij zelf, om eens voluit te gaan zonder geremd te worden door de 'plicht' ieder feit van een bronvermelding te voorzien. Ik heb genoten. Ik zal er naast dit dagboek een soort journaal over bijhouden zodat je kunt meegenieten. Het moet 'uit' voor ik op reis ga. Ik kan het niet meenemen, want het is te zwaar. Bovendien wil ik 'onbelast' in Nieuw-Zeeland (of waar dan ook) landen. Ik ben --per slot-- een street observer.
terug eerste dagboekregel

Einde dagboek november 2001