Mijn Dagboek 33

Dit is het Dagboek 33. Het loopt vanaf 1 februari tot 28 februari 2003. Het begint in Waipu, waar ik Thorkild ontmoet waarmee ik o.a. naar Cape Reinga trek. Later ontmoet ik Jeannette en Gerrie en een 'verhuisde' NLer die zijn grafisch ontwerpbureau meenam. Theo en Mineke komen twee keer op bezoek en we bezoeken samen de Sky Tower. Ik verzamel, tot slot, het beste van de Aucklandse Knowledge Wave conferentie onder de titel "Niet-economische voorwaarden voor economische groei"
Index februari 2003
1,   2,   3,   4,   5,   6,   7,   8,   9,   10,   11,   12,   13,   14,   15,   16,
17,   18,   19,   20,   21,   22,   23,   24,   25,   26,   27,   28

Waipu, Northland NZ, zaterdag 1 februari 2003
Waar ik mij gisteren over beklaagde, begint wat te bezinken. 'Wat moet ik toch met dat komen en gaan van al die interessante mensen? Waar steek ik mijn ziel in? Waar houd ik ze voor mezelf?', vroeg ik mij af. Er kwam kennelijk ruimte voor 'eigen dingetjes', want ik had weer mijn normale fantasieën en ideeën waarover ik wilde --ja móest-- schrijven. En ook de 'gewone' strijd om de prioriteit tussen die half-afgemaakte artikelen die dan ongetemd door mijn hoofd razen. Want ik moet sowieso meer dan de helft van deze prachtige plannen --en de prachtigste volzinnen-- de nek omdraaien wegens tijdgebrek. Voorgoed. Althans meestal, want het essay over haat gaat er nu toch echt komen. Dat dacht ik de ook de nek omgedraaid te hebben. (Zie 3 December jl.) Vannacht stond het opeens helder voor mijn geest. Maar nu eerst dit dagboek.
Misschien komt die vernieuwde innerlijke rust door twee gebeurtenissen. Het begon met de e-mail van Ghislaine waar ik gisteren over schreef. Ik werd er ongerust van. Waar was onze 'verbinding' opeens? Maar met een lekker telefoongesprek, en een paar mailtjes daaroverheen, was dat stuk van mijn zielerust weergekeerd.
De andere 'gebeurtenis' was de ontmoeting met Thorkild, mijn nieuwe kamergenoot. Ik herinnerde mezelf even aan de uitspraak: 'Beter een goede buur dan een verre vriend' en dacht: 'Nu kan ik het allebei hebben', en concentreerde mij op de weinig spraakzame, erbarmelijk engelssprekende Deen van zeven-en-zeventig, vier jaar ouder dan ik. Al die andere hoogst interessante vogels die hier in- en uitfladderen liet ik er voor schieten. Een 'portret' zal ik later wel eens schrijven. Misschien ontstaat het geleidelijk. Nu is het voldoende te vermelden dat wij morgen samen vertrekken, met zijn auto, naar de westkust. Hij heeft al voor ons geboekt in --wellicht-- de kleinste backpacker's in NZ: Eén single, twee twins en twee doubles. Andere gasten hadden al gezegd dat inderdaad het 'uniek' is: "a small coastal maori community . . . remote, unspoilt . . . No shops! Bring supplies with you", zegt het boekje.
De tekst van Goethe die mijn lijfspreuk is, maar die ik (verd . . . me) nog niet meer kan traceren (Uit Faust? Wie helpt me?) werd weer eens waarheid:
"Das Leben, wo man's auch packt, überall ist's interessant"
terug eerste dagboekregel

Waipu, Northland NZ, zondag 2 februari 2003, reisdag
Het sociale leven blijft boeiend en veeleisend. Dat stelt mij voor 'problemen'. Ik word van mijn 'normale' solitaire bezigheden afgehouden: Lezen, schrijven en wandelen. Maar hoe 'normaal' is het mij daar door dik-en-dun aan vast te houden? Rustig probeer ik mijn gevoelens te decoderen: 'Komt tijd, komt inzicht'.
--"Waar ben toch je mee bezig, daar in de backpacker's?", SMSten Theo en Mineke gisteren.
--"Het is een socialiseringsexperiment, denk ik", SMSte ik meteen terug.
Gisteravond hadden we hier een feestmaal. Iemand had een heleboel vis gevangen en iedereen deed mee om er een visfeestmaaltijd van te maken. Ik zette een fles witte wijn in, en hielp met de afwas. We waren met elf visliefhebbers. Had ik in een hoekje vlug moeten eten?
Dat weerhoudt mij niet van kranten lezen. Langzamerhand tekenen zich bepaalde issues zich af. Zo volg ik al een tijd een bijna hopeloze discussie over een nieuwe wet die fish farming aan banden wil leggen. Tot nu toe was er kennelijk een free for all en steeds grotere stukken zee werden tot fish farm benoemd en afgesloten. De argumenten dat daardoor 'natuur' werd beschadigd of dat de 'vrije toegang' tot de kust werd belemmerd, werden afgewimpeld met opmerkingen dat er elders genoeg ruimte overbleef en dat farming ook 'natuur' is. De discussie kabbelt langzaam voort op de pagina's van de ingezonden brieven. Daarom duurde het even voor ik ontdekte dat er een wet in de maak was die dit 'vrije ondernemersschap' aan banden wilde leggen en met een soort 'opbieden' de vrije zee wilde verkopen of verpachten aan de hoogste bieder.
De 'ondernemers' klagen ach-en-wee dat de overheid een pasbeginnende industrie, met enorme groeimogelijkheid en waarin 'ons kleine landje groot kan zijn' in de kiem zal smoren. Ze wijzen op werkgelegenheid, internationale faam en de betalingsbalans. Het moet 'om niet' en 'vrij' zijn. De zee is toch immers van niemand?
Het is 'harde' economie van het zakenleven tegenover 'softe' gevoelens van het grote publiek. Je kunt raden wie wint. Dat is het hopeloze.
Toch was er dezer dagen een 'zware' tegenstander van deze 'vrijhandel' die de 'softe' kant van deze hopeloze discussie ondersteunde. Het is de "New Zealand Yachting" die enorm nationaal prestige heeft omdat ze NZ internationale roem hebben gegeven met het bezit van America's Cup die ze nu voor de derde keer moeten verdedigen. In een ingezonden brief wijzen ze nog eens op de enorme moeite --en geld!!-- die ze niet alleen steken in die topprestatie maar ook in een brede basis van voorzieningen zodat NZ ook in de toekomst een topnatie zal blijven op het gebied van (zee)watersport. Kortom: 'Hier zijn wij, en wij zijn belangrijk'.
En toen kwamen de argumenten. Ongebreidelde fish farming zou NZ als watersportnatie kunnen aantasten. En kijk eens hoeveel de America's Cup ons al heeft opgeleverd e.d. Tot slot was er nog een andersoortig argument om betaling, en niet alleen maar een symbolisch bedrag, te ondersteunen.
--"Het is toch ondenkbaar", zo gaat de brief verder, "dat de overheid een publiek park zou afsluiten voor de gewone burger en het 'om niet' aan een boer ter beschikking zou stellen om er ongebreideld zijn commerciële activiteiten te hebben".
Nu is het wachten op de Maori-gemeenschap, best een grote politieke factor, die een brief schrijft die de NZers duidelijk maakt dat deze 'ondernemers' met de gewone burger doen wat de 'kolonisten' met het land van de Maori hebben gedaan. Gewoon afpakken, want: 'Het is toch van niemand?'.
terug eerste dagboekregel

Mitimiti, Northland NZ, maandag 3 februari 2003
Het is al avond. Gisteren was er de lange autorit van Waipu naar hier; van de Oostkust naar de Westkust; van de Stille Zuidzee naar de Tasmanzee. Vandaag waren er verkenningen van een doodstille uithoek van Northland en van een doodstil breed strand. Gisteren was een zonnige warme dag. Vandaag begon met regen, maar de zon brak door.
We vertrokken pas tegen de middag. Het was zo'n 200 km, maar er waren pauzes op mooie punten, en er was een veer over in diepe zee-inham waar we bijna een uur op moesten wachten. Zodoende deden we er zeven uur over. Ook moesten we inkopen doen: 'Ter plekke is niets te koop', waren we gewaarschuwd. Er is nog een winkeltje op 20 km afstand, maar wij deden boodschappen in de laatste heuse supermarkt in Whangarei, toen we pas 50 km onderweg waren. De laatste veertig km, zegt het boekje, is een "scenic drive" van ruim een uur. Dat betekende "onverhard" en 30 km per uur, want de hele route is scenic. Groene heuvels en dalen. Een slingerende weg. Veel grote melkboerderijen afgewisseld met bossen.
De eigenaar van deze backpacker's, Tipo, is Maori, een gezellige goedlachse gastheer die ons voor de middag een tocht op het strand aanbood. Wij waren de enige gasten. In een oude roestige auto (wat wil je als je steeds door zoutwaterplassen rijdt) gingen we naar een plekje om een mosselvoorraadje te plukken. Zo'n 12 km over een 200 meter breed vlak strand. Onderweg zagen we een vriend van hem die vissen op de kust had gezien. Fluks werd een net uit de auto gehaald en met z'n tweeën waagden ze een kansje. Geen resultaat; morgen weer proberen.
--"Ik heb dat net altijd in de auto liggen voor als ik een vriend tegenkom", lachte hij toen we verder reden.
Voor mij was het een nieuwe methode. Thorkild had het eerder gezien toen hij hier een jaar geleden was. Het is een net van zo'n twintig bij twee meter. Beide mannen liepen in zee, rolden het uit en sleepten het toen naar de kust. De vissen in het lage water kunnen niet meer ontsnappen. Ik heb er een paar foto's van die ik binnenkort op fototime.com zal zetten.
Vanavond kwam hij op bezoek om een glaasje te drinken. Ik had een grondig gesprek met hem over de eigendomsstructuur van de Maori gronden. Deze hele streek is Maori-grond en die mag niet verkocht worden. Dat maakt het moeilijk om er commerciële bestemmingen aan te geven. Van één kant heel goed, maar het belemmert de economische ontwikkeling van de Maori omdat er eindeloos over gedelibereerd moet worden, commentarieerde hij.
--"Hoe heb je dat dan gedaan met deze grond, voor deze backpacker's?"
Nee, dat was anders, daarvoor had hij toestemming gekregen voor dertig jaar. Zo lang kon hij op dit terrein alleen beslissen. Dan ging de grond weer terug naar de gemeenschap. Ik legde hem uit dat wij in (Noord) Europa ook het instituut van de erfpacht kenden. Dat is ook een systeem waarbij de grond uiteindelijk steeds bij de gemeenschap terugkomt. Ook hoe heel veel regio's het oorspronkelijke erfpachtsysteem hadden verlaten en daar nu op terug probeerden te komen met diverse wetten; zoals in Parijs.
Hij was hoogst geïnteresseerd en vulde het aan met de ontwikkelingen in de discussies binnen de Maori over dit onderwerp. Hij was heel goed op de hoogte. Ik vertelde hem van het stukje over fish farming dat ik gisteren had geschreven. Het werd een boeiend gesprek, want daarvan wist hij ook veel.
terug eerste dagboekregel

Mitimiti, Northland NZ, dinsdag 4 februari 2003
Het regende vanmorgen weer uit een dichte bewolking, en nu, om drie uur is de bewolking veel lichter en het is droog. Thorkild en ik zouden hier vandaag moeten vertrekken, maar we hebben besloten dat we hier nog twee dagen zullen blijven. Daarna doorreizen naar een backpacker's dicht bij het noordelijkste topje van Northland, de eenzame vuurtoren van Cape Reinga. Vlak daarbij (66km) hebben we een van de meest noordelijke backpacker's besproken voor de daaropvolgende twee dagen. Donderdag 6 aankomst. Zaterdag 8 vertrek. (behoudens planverandering!!).
Mitimiti ligt ongeveer midden tussen twee diepe zee-inhammen die zijn 'verbonden' door een breed vlak strand. De inhammen heten nu resp. Whangape- en Hokianga Harbour. Het is steeds Maori gebied geweest vanaf de landing zo'n 900 jaar geleden. Daarom gelden hier, meer dan in de gebieden waar ze verjaagd zijn (of zijn geweest), of die hun zijn 'toegewezen', de oude regels. O.a. van dat grondbezit waar Tipo het gisteren over had. Vóór de aanleg van de "scenic drive" was het strand de enige highway van Zuid naar Noord. De Maori roeiden over beide inhammen om hun tocht voort te zetten. De afstand tussen beide inhammen is 21 km, maar de kustvorm, breed vlak strand, zet zich voort naar beide richtingen. Bijna over de hele westkust van Northland.
In een Maori woordenboekje, dat ik hier vond, had ik gezien dat miti 'likken' (werkwoord) betekent. Ik vroeg aan Sally, de (westerse) vrouw van Tipo, of dat met de naam van de plek te maken had.
--"Ja", zei ze, "er is een oude Maori geschiedenis aan verbonden. Het heeft te maken met een rots die een eindje verder (en ze wees naar het Noorden) uitsteekt. Hoe die daar terecht is gekomen".
--"Ik weet niet of ik je dat kan vertellen", zei ze verontschuldigend. "Het is een van de oudste Maori-verhalen en het is not done die zomaar te vertellen".
Ik keek haar vragend aan:
--"Zijn die nog nooit ergens opgeschreven?"
--"Veel van die verhalen wel. Sommige Maori stammen maken er geen punt van die voor de toekomst te vereeuwigen, want de echte vertellers sterven langzamerhand uit. Als ik zomaar een westerse vrouw was, zou ik het je vertellen, maar ik ben met Tipo getrouwd. Ik zal hem vragen wat hij er van vindt het jou te vertellen. Misschien morgen of overmorgen dus."
Ik verzekerde haar dat ik mij al zeer vereerd voelde met wat ze mij tot hier had verteld en dat ik ook zeer vereerd was geweest dat Tipo, gisteren, op de terugweg van het mosselenrapen, opeens was gestopt en mij had gevraagd op ik ooit een Maori 'vuilnisbelt' had gezien.
--"Van wel 900 jaar oud", voegde hij toe.
--"Wil je die zien? We reden er zojuist langs en ik zag je wat verbaasd kijken en omkijken."
Inderdaad had ik mij wat verbaasd over een wat ongewone formatie van het afkalvende duin, maar bij zoveel nieuwe indrukken had ik het over me heen laten gaan. We reden terug. Het was een midden, een verzamelplaats van de gevangen schelpdieren aan de kust. Daar werden feesten gehouden, maar het was hoofdzakelijk een plaats waar de scheldieren met vuur werden 'open gestoomd', zoals Tipo het noemde. De schelpen lieten ze achter, vermengd met de houtskool van het vuur, en het eetbare werd meegenomen in het binnenland.
--"Je vindt er vaak gebruiksvoorwerpen", voegde hij eraan toe en we inspecteerden de afkalving. We krabden was en ik zag dat het inderdaad laag na laag schelpen waren vermengd met resten houtskool. Opeens wees Tipo verrast op een handgrote schelp:
--"Een toheroa", riep hij. "Een hele grote!".
Voorzichten ontdeden we de broosgeworden --handgrote-- schelp van zand- en houtskoolresten. Ik maakte er een foto van en Tipo legde hem zorgvuldig op een veilig plekje in de auto om hem mee te nemen.
--"Ze zijn veel kleiner tegenwoordig", zei hij. "Het is nu verboden ze te vangen of te verkopen, want die soort is bijna uitgeroeid".
Sally bevestigde dat verhaal. Ik hoop dat het ertoe bijdraagt dat ik 'betrouwbaar genoeg' zal blijken om mij ook de geschiedenis van de naam Mitimiti te vertellen.
terug eerste dagboekregel

Mitimiti, Northland NZ, woensdag 5 februari 2003
Ik heb nog niet geschreven dat wij hier geen 'dekking' hebben voor onze GSM's. Niet verbazingwekkend zo ver van de bewoonde wereld. Toch is er een oplossing zei Tipo, en hij wees naar een duintop in het Noorden, zo'n twintig minuten omhoog door het rulle zand zo te zien.
--"Als je Vodafone hebt, dat kun je daar wel verbinding krijgen. Wij noemen het Vodafone Hill. En die daar, (hij wees naar het Zuiden) heet Telecom Hill. Het hangt er dus vanaf van welke club je lid bent", zei hij breed lachend.
Dat was allemaal het gevolg van mijn vraag naar een telefoonverbinding. In zijn wooncaravan heeft hij een vaste telefoon. Daar kunnen de gasten wel gebruik van maken. In het backpacker's boekje van het vorig jaar stond hij nog met een e-mail adres. Of hij misschien nog een Internetverbinding had? Of misschien de code van zijn internetprovider? Ik zou met mijn modem op zijn account kon inloggen?
Nee, de computer was stuk en nu was hij bezig een huis voor zichzelf te bouwen. Na de provisorische woning hadden ze eerst de accomodation voor de gasten gebouwd. Een houten standaard 3-slaapkamerwoning. De provisorische woning was nu afgebroken en daarvoor kwam in de plaats een echte woning voor zichzelf. Ze woonden nu in de caravan. Dat moet afgelopen zijn voor de winter. De computer moet wachten.
De teksten uit Mitimiti worden dus pas over enkele dagen op het Internet gezet. Nu is er een onaangekondigde 'radiostilte'.
terug eerste dagboekregel

Mitimiti, Northland NZ, donderdag 6 februari 2003, New Zealand Day, reisdag
Het wordt heel kort vandaag. Zoals ik eergisteren schreef, vertrekken we vandaag naar het Noorden. Het wordt de North Wind Lodge Backpacker's in Henderson Bay. Dan zijn we terug aan de Grote-Oceaankust, maar in het hoge Noorden, op de 'opgestoken vinger' van NZ, is de afstand tussen beide kusten niet meer dan tien kilometer.
Gisteren heb ik ook de wandeling naar Vodafone Hill ondernomen. Nog vóór ik de top bereikte, kreeg ik al een SMS-je met het bericht dat negen voice-mails op mij wachtten. De meesten bevatten 'stilte' --oh-wie-oh-wie-- maar op drie ervan hoorde ik een steeds ongeruster wordende Ghislaine vanuit Cessenon: "Waar ben je? Wat is er?".
Toen ik haar belde, zei ze dat pas later tot haar was doorgedrongen dat ik misschien wel 'gewoon' buiten bereik was. Maar toch 'grote vreugde' elkaars stem weer te horen.
Wat het dagboek betreft komt er vandaag hopelijk ook een einde aan de onaangekondigde 'radiostilte'. Ik had gerekend op een e-mail connectie vanuit Mitimiti.
Tot straks vanuit de North Wind Lodge. Misschien schrijf ik daar vanavond nog een vervolg.
terug eerste dagboekregel

Henderson Bay, Northland NZ, vrijdag 7 februari 2003
Ik ben er gisteravond niet meer toe gekomen om te schrijven. En vanmorgen gaf ik de voorkeur aan een duinwandeling om de zon te zien opkomen. Per slot zitten we nu weer aan de Oostkust. Toen ik terugkwam, stond Thorkild al klaar om naar Cape Reinga te gaan. Totaal 66 km, maar de laatste 21 op "dirty road" zoals ze hier de gravel road. Heel slipgevoeling!! Terwijl in naast Thorkild wat zat te dromen --wakker gehouden met een dreigende slip zo af en toe-- herinnerde ik mij dat ongeluk in Australië. Dat was ook op zo'n gravel road. Vóór je er erg in hebt, sta je achterstevoren, ook al rij je maar 30 of 40 km/uur. Bij een ongelukkige combinatie van een scherpe bocht en een afdaling heb je maar heel weinig nodig.
En zo bereikten wij het noordelijkste punt. Het is een waar pelgrimsoord voor de westerse mens. Voor de Maori is het ook een heilige plek. Er staan bordjes bij de allerlaatste heuvel met het verzoek die niet te bewandelen met een verwijzing naar het sacrale karakter voor de Maori. Dat is de plek (o.a.) waar de zielen van de overledenen de aarde verlaten en terugkeren naar het moedereiland waar de voorvaderen 900 jaar geleden vertrokken zijn.
Van de weg hierheen, gisteren, is alleen te zeggen dat die 'prachtig' is. Een lange bochtenrijke gravelroad tot aan de bewoonde wereld. Dan op 'de' hoofdweg naar het Noorden. In de grootste stad aldaar --één hoofdstraat-- deden we inkopen voor de komende dagen, want ook hier zijn de winkels veraf; zij het niet zo dramatisch veraf als in Mitimiti. Thorkild en ik raken wat dat betreft een beetje aan elkaar gewend na de eerste grote inkoop in Whangarei en het consumeren daarvan in de vier dagen daarna. Ieder koopt voor zich. Er is geen formele afspraak over de kosten verdeling of zo. Maar al inkopend houden we elkaar een beetje in de gaten.
--"Laat mij die wijn maar kopen. Dan kunnen we die sharen, net als die jij de vorige keer kocht". Enzovoorts.
--"Jij houdt van rauwe pinda's. Ik koop maar weer een pak, want van die van jou heb ik flink meegepeuzeld."
Zo drijven wij ons huishouden.
Morgen zouden we hier weg moeten, maar we hebben nog niet beslist waarheen. Thorkild heeft kennelijk geen duidelijk plan. Wat hij wilde --Mitimiti en Cape Reinga-- zijn afgewerkt. Ik zou nog wel een paar dagen willen blijven. Gewoon om nog een paar lekkere duinwandelingen te maken. Maar ik wil ook nog wel --heel gericht-- naar het Kauri-museum en naar de 'grote bomen'. Hij heeft dat al gezien. Ik heb dat bij hem in de week gelegd. Hij zit met een biertje bij de TV. Ik ga eerst deze tekst opladen.
terug eerste dagboekregel

Henderson Bay, Northland NZ, zaterdag 8 februari 2003
In het kort: Vandaag hebben we het Gumdiggers's museum bezocht en waar we maandag heengaan is nog onbeslist.
Gum is het woord voor gestolde hars van de Kauri-boom, een bekende dóórbloeder als die is beschadigd. De 'hars' --want dat is het-- ligt dan rondom de voet van de boom. Maar de Kauri-bomen in deze noordelijke punt van het eiland stonden niet meer overeind toen de kolonisten kwamen. Vermoedelijk platgelegd door een enorme vloedgolf een paar duizend jaar geleden toen een meteoor in de Tasman Zee viel. Onder die "omgeblazen" laag ligt nog een dikke laag van "omgevallen" bomen die het voorgaande bos hebben gevormd. Per slot bestaat een bos uit bomen die komen en gaan. De meesten van die bomen waren weggerot, maar er is nog prachtig timmerhout gevonden dat kan worden gedateerd op 42000 jaar. Het museum laat een plank Kauri-hout daarvan zien.
Het geheel was afgedekt met een laag zand die hier en daar zo hard is als mergel. De kunst was om een liggende boom te vinden en dan van daar af de stam te volgen tot aan de wortels. Met prikstokken, proefgaten en gezond verstand. Daar zat dan de "gum". Het museum is eigenlijk een terrein waar de gum digging tot stilstand in gekomen toen er geen vraag meer naar was. De voornaamste bestemming van de Kauri Gum was vernis. Het werd een topkwaliteit vernis, zodat alle andere harsen die tot dan werden gebruikt, werden verdrongen. De Kauri Gum werd per slot verdrongen door synthetische polymeren. Dat was rond de jaren dertig van de vorige eeuw.
Het was een heel leerzame wandeling door het bos. Een aantal oude gaten waren schoongegraven. Er stonden nog oude gereedschappen en een gum diggers village was gereconstrueerd. Ik kon mij een levendige voorstelling maken van de situatie toen het nog in vol bedrijf was. Het leek wat uit turfsteken dat ik uit De Peel ken. (Vooral uit verhalen). Heel zwaar werk was het allebei. Voeten in de modder. Maar turfsteken leek meer op systematisch oogsten. Gum digging leek meer op vissen:
--"De ene week had ik een halve emmer vol en de andere acht balen", zei de 'last of the diggers', geboren in 1926, in een interview.
De natuurwandeling had niet alleen uitlegbordjes die op gum digging betrekking hadden. Ook stond er uitleg bij andere --typisch NZse-- bomen. Zo heb ik nu ook de "Tee Tree" gezien waarvan ik de tee tree oil al lang kende als middeltje tegen infecties, muggebeten en kleine verwondingen. Die struik/boom groeit alleen maar in dit gedeelte van NZ. De olie is een extract dat de Maori al kenden. Maar ook de honing van de Manuka --zoals de boom officiëel in het Maori heet-- is heilzaam. Op aanraden van Caroline, de schoondochter van André (zie 18 januari), had ik al een pot gekocht. De tee-tree dankt zijn naam aan de gum diggers want ze probeerden er thee van te zetten. Ongetwijfeld ook heilzaam. Zeker volgens de folders.
In een gespek met de beheerder vulde ik nog enkele andere leemten in tussen de begrippen gum, amber en de barnsteen die van de Baltische Kust komt. Ik kan hierdoor de niet geheel juiste tekst van 31 januari corrigeren.
De gum die hier gevonden wordt is een paar duizend jaar oud. Hardgeworden hars is het, maar vaak vervuild met vanalles, plantenresten, zand en what not. Maar er zijn ook hele zuivere exemplaren, transparant, egaal en zonder insluitsels. Daar worden mooie sieraden van gemaakt, bijvoorbeeld, maar echt barnsteen is het niet. Daar gaan nog een paar miljoen jaren overheen. Die kwaliteit komt (vrijwel) alleen van de Baltische Kust. Ergens op het Zuideiland van NZ was een zeer kleine vindplaats van echt barnsteen, wist de beheerder. Het verschil is dat gum nog brandt als je er een lucifer bijhoudt en barnsteen niet meer. Een gemaakt sieraad van gum dat aan de open lucht wordt bewaard, heeft niet zoveel jaren meer nodig om echt barnsteen te worden.
--"Met duizend jaar kom je al een heel eind", vond de zeer goed geïnformeerde beheerder.
____
PS De hars werd nog op vele andere plekken gevonden. Allereerst in de huidige Kauri-bossen die nog overeind staan of waren gerooid. Verder op het strand of langs oevers; meegespoeld. Ook waren er pogingen om het sap af te tappen door kerven in de bast te maken; zoals rubber.
terug eerste dagboekregel

Henderson Bay, Northland NZ, zondag 9 februari 2003
De beslissing is genomen. Maandag, morgen, vertrekken we naar de Zeer Grote Bomen. Onderweg doen we de grootste en de dikste aan die dicht bij de autoweg schijnt te staan. Dan reizen we door naar Ruawai waar we in Travellers Lodge worden verwacht. (Dat is ruim 300km.) We hebben geen speciale informatie over deze backpacker's; zomaar 'geprikt' uit het boekje omdat het dicht bij het grote Grote-Bomenmuseum was. Dat zal de dagen daarna worden bezocht en van daar uit ook, gewapend met de informatie van het museum --dat ons zeer werd aangeraden-- de andere Grote Bomen.
Gisteravond, aan tafel, met de travelling flock van (meest)  jongeren van over de hele wereld, was er alleen een discussie of je dat museum vóór dan wel nà het bekijken van de bomen moest bezoeken. Het belang was buiten kijf. Ik hel nu over naar éérst museum!! Dat kan veranderen.
Bovendien gaan we op die plek Jeannette en Gerrie ontmoeten. Twee NLse vriendinnen die een paar dagen geleden in Auckland zijn aangekomen en bij vrienden even van hun jet lag zitten te bekomen. Althans dat dacht ik.
--"Nee", zei Jeannette bijna verontwaardigd door de foon, "ik heb nergens last van". (waarvan akte)
terug eerste dagboekregel

Henderson Bay, Northland NZ, maandag 10 februari 2003, reisdag
Ook als ik mij niet had voorgenomen laat naar bed te gaan om Ghislaine --op weg van Cessenon naar NL--om een uur of elf te kunnen bellen, zou het misschien toch laat zijn geworden. Het was werkelijk gezellig en interessant. Nu zaten we aan tafel met een andere selectie uit de travelling flock. Er was een gespecialiseerde pleeg uit Hamburg (intensive care) die ieder jaar de travelling itch kreeg en daarom alleen via uitzendbureaux werkte. Hoe ze de reis betaalde?
--"Heel speciaal", glimlachte ze fijntjes, "Ik werk ook voor een bureau dat stageplaatsen regelt voor de medische opleidingen; althans naar het buitenland. Het vorig jaar heb ik in Sydney contacten gelegd en georganiseerd, en nu in Auckland".
Dirk (uit Saarbrücken) was met zijn vrouw twee jaar geleden geëmigreerd en werkte nu aan een universiteit in NZ aan zijn proefschrift. Over toerisme. Dat is ook zijn "Teaching Assignment". Hij probeert het effect van de globalisatie op het regionale toerisme te beschrijven. Alleen sociaal-cultureel, maar zijn interesse gaat verder en hij liet mij een recent kranteknipsel lezen over Maori-economie. Met 1,4% van de bevolking hebben ze 1,6% van de economie in handen en ze zijn het snelstgroeiend. Hun overwegende aspect --van buiten af gezien-- is 'armoedig'. Daarom kunnen/willen/durven de meeste NZers dat niet te geloven. Ook niet dat ze meer aan belasting opbrengen dan ze krijgen als subsidie. Heel verrassende getallen die ik zeker nog eens zal natrekken.

Dezelfde dag, Ruawai, Travellers Lodge.
We hebben de lange reis vanaf het Noorden achter de rug. Het was een lange reis. Zo'n 300km. Onderweg hebben de grootste --nog levende-- Kauri boom gezien bezocht met de naam "Te Matua Ngahere" (Vader/God van het Woud). Morgen gaan we naar het grote Kauri Museum van Matakohe. Nu eerst slapen. Internetopladen is hier niet mogelijk.
terug eerste dagboekregel

Hatfields Beach, Marco Polo BPKRS Inn, dinsdag 11 februari 2003
We waren al vroeg in het Kauri Museum van Matakohe en we hebben er de hele ochtend doorgebracht. Inderdaad heel informatief: over Kauri, over andere bomen en het bos als zodanig, maar vooral over cultuur van de pioniers, de houtverwerking, de machines en gereedschappen van toen.
Er was een heel geslaagde 'sponsoring' van de oude beroepen; de meeste verband houdend met de houtwinning, maar er was ook boter- en kaasmaken. Het waren allemaal kleine 'tafereeltjes' van dat 'beroep-in-uitvoering'. De smid, de gum-verzamelaar, de shingle maker, de houtzager enz waren wassenbeelden van de huidige --welvarende-- nazaten die het gereeedschap hadden geschonken en de stand hadden gefinancierd.
Daarna zijn we doorgereden naar hier, naar Hatfields Beach nabij Orewa aan de Hibiscus Coast. Het is een plek om te blijven. Ik ben al even in het I-café geweest, maar ik had mijn diskette niet bij me.
Toen ik Jeannette belde voor een afspraak de komende dagen, bleek dat ze overmorgen al naar het Zuiden willen vertrekken. Daarom ga ik morgen met de bus even op-en-af naar Henderson waar Jeannette en Gerrie logeren.
Even 'dag' zeggen.
terug eerste dagboekregel

Kumeu, woensdag 12 februari 2003
Ik ben vanmorgen in alle vroegte uit Hatfields Beach met de bus naar Auckland vertrokken (ong 1 uur) en toen overgestapt in de bus naar Henderson (ook ong 1 uur). Al tegen tienen kwamen Jeannette, Gerrie en Geertien, de gastvrouw, mij op de afgesproken plek oppikken. Toen terug naar Kumeu, naar het huis van Sipko en Geertien. Onderweg haalden we nog de huurauto af voor de komende 35 dagen. 'Thuis' heb ik uitgebreid met iedereen bijgepraat en toen ik --na de lange lekkere lunch-- de dienstregeling voor de dag haalde voor de terugreis, werd ik door Jeannette en Gerrie tegengehouden met een nieuw plan:
--"Wij dachten dat wij maar eerst naar het Noorden zouden gaan. Je zou dan hier kunnen logeren en morgenvroeg brengen we je terug naar Hatfields Beach".
En zo blijf ik vanavond. Sipko moest vanavond helaas naar een vergadering van de Presbyteriaanse Kerk waar hij ouderling is. Maar --ook zonder hem-- we hebben lekker lang genoten van de avondmaaltijd. Morgen zien we Sipko nog. Nu eerst slapen. Internet --and all that-- is er niet bij. De 'radiostilte' duurt dus nog even.
terug eerste dagboekregel

Kumeu, donderdag 13 februari 2003
--"Ik ben geen immigrant. Dat is een jongeman van 28 met die met twee koffertjes uit het vliegtuig stapt, een bijna-lege portemonnaie en een hart vol verwachting. Ik was 52 en kwam met vier veertig-voet containers en een paar medewerkers om er mijn grafisch ontwerpbureau voort te zetten. Dat is zestien jaar geleden"
Ziezo, toen wist ik meteen wie Sipko was. Ik had hem een paar keer aan de foon gehad. Hij verbond mij dan door met het gastenhuis, met Jeannette, voor afspraken. Nu zaten we samen aan de ochtendkoffie. Jeannette en haar reisgenoot Gerrie waren druk aan het inpakken en zijn vrouw Geertien maakte de lunch.
We moesten natuurlijk eerst onze gemeenschappelijke kennissen uit het Design- & Reklamewereldje aftasten. Toen gingen we over tot de orde van de dag. Ik hoorde hoe hij --als vijftiger-- voor de tweede of derde keer een (te) succesvolle zaak achter zich wilde laten. Eerder had hij ook een faillissement meegemaakt van een uit-de-hand-gegroeid bureau. Het was een "zeer verrijkende levenservaring" geweest. Hij kwam er een paar keer op terug. Hij had in alle eerlijkheid het probleem in samenwerking met leveranciers en klanten opgelost. Zijn 'angst' ervoor was verdwenen, maar het zou hem ook niet meer overkomen.
Als later de omvang van de zaak zijn 'ik' niet meer vertegenwoordigde, als hij zèlf niet meer kon ontwerpen, dan splitste hij een goed overleg met zijn medewerkers en klanten een gedeelte van de zaak af.
Hij vertelde hoe hij, na zo'n afgesplitse groeistuip, het plan had opgevat om met een paar kernmedewerkers in Nieuw-Zeeland opnieuw te beginnen. Hij was er een half jaar eerder --helemaal argeloos van wat het zou gaan betekenen in zijn leven-- op een lange vakantie geweest. Pas toen hij ruimschoots terug was, had het idee zich genesteld.
Hij vertelde hoe hij de emi- & immigratieautoriteiten had moeten overtuigen dat het niet om een "retirement in disguise" ging. Zo vertrok hij met een groepje van zeven en vier volgestouwde veertig-voet containers. Hij was in NL al een 'verzamelaar' van meubels, schilderijen en andere 'mooie' dingen. Het lag nu allemaal uitgestald in vitrines. Hij dronk soms nog van zijn wijnvoorraad waar de opkoper vijf gulden per fles had willen geven, maar die voor drie-en-dertig cent per stuk in de container meekonden.
Onweerstaanbaar moest ik denken aan Waipu, het centrum van de Schotse immigratie, aan de zoektocht van de Schotten --en ook een beetje aan de Boeren in ZA-- op weg, op zoek, naar Het Beloofde Land. Als ik hem gisteravond aan het diner had ontmoet, was ik er zeker over begonnen. Hij had alleen verteld van de aantrekkingskracht van NZ, misschien was er ook iets dat hem uit NL had 'verjaagd', zoals de volgelingen van McLeod, die Schotland haddden verlaten in 1817 en via Nova Scotia in Waipu waren geland 1851.
Snel had hij weer een 'leuk bureau'. Hij had er ervaring mee. Maar nu paste hij nòg strenger op dat het 'kleinschalig' bleef. Hij gebruikte het woord niet, maar ik mijn 'herkenningen' uit mijn Delftse Periode niet onderdrukken. Hij was een voorbeeld van kleinschaligheid in volle glorie, niet kleinzielig of kneuterig. Nee, een onderneming precies op de eigen maat. En dat in een wereld die voortdurend aan je trekt om gróter en gróter te worden. Ik kon niet voorkómen dat ik 20, 25 jaar terugsprong in mijn herinneringen. Hoe ik de kleinschaligheid ontdekte en de vreugde van werk op mijn eigen maat! En het 'gevecht' om het zo te houden.
Herkenningen, herkenningen. Ik droomde er van vannacht. Nostalgie allemaal. We hadden elkaar toen kunnen ontmoeten. We hadden elkaar toen moeten ontmoeten.
terug eerste dagboekregel

Hatfields Beach, Marco Polo BPKRS Inn, vrijdag 14 februari 2003, Valentijn
Gisteren ben ik hier teruggekomen. Met de huurauto van Jeannette en Gerrie. Na het shoppen maakten de girls een uitgebreide maaltijd. Ze hadden ook de Hollandse Windmill winkel geplunderd en er speculaas, peperkoek en NLse kaas --en misschien ook wel zoutedrop-- gekocht. We bleven lang napraten op het gezellig-drukke terras. De eigenaars, Tonni en Henk, kwamen er bijzitten. Dat had ik ze eerder ook zien doen: Gewoon een 'avondrondje' maken. Iedereen even aanspreken en hier-of-daar gezellig aanschuiven.
Tonni is een Brabantse uit Eindhoven; een en al spreekwoordelijke Brabantse hartelijkheid. Ze kent alle voornamen en gebruikt die ook uitbundig. Met zichtbaar genot blijft ze mensen aan elkaar voorstellen alsof ze haar gasten wil aanmanen --of aanmoedigen-- ook zo met elkaar om te gaan. Het werkt. Het is aanstekelijk. Het bepaalt de sfeer.
Met wat ik totnutoe in backpacker's heb meegemaakt is het mij duidelijk dat het draait om het "sociale genot" van de beheerder. Dat hoeft niet persé de vorm aan te nemen van "Brabantse Hartelijkheid"; dat is één van de vele vormen, maar zonder "sociaal genieten" gaat het niet. In Picton, bijvoorbeeld, was de beheerder een meer gesloten type, maar iedere keer als je hem zag 'checkte' hij hoe het met je ging. Bij al zijn geslotenheid ontkwam ik niet aan het gevoel dat hij "welkom", zei en "blij dat je er bent".
terug eerste dagboekregel

Hatfields Beach, Marco Polo BPKRS Inn, zaterdag 15 februari 2003
Thorkild is vanmorgen vertrokken. Hij gaat naar Ebb & Flow in Waipu waar ik hem 1 februari ontmoette. Daarna gaat hij terug naar Mitimiti waar hij Tipo gaat helpen met de bouw van het huis tot hij 21 maart terugvliegt naar Denemarken. Ik ben blij dat hij die keuze heeft kunnen maken. Langzaam was het tot mij doorgedrogen dat hij tamelijk doelloos rondreisde. Hij had hier het vorig jaar met zoon en kleinzoon rondgereisd. Een soort Erasmus-stage van zijn kleinzoon in Australië was de aanleiding geweest. Opa en vader reisden hem achterna voor een gemeenschappelijke vakantie.
Het moet een wondermooie beleving zijn geweest. Die wilde hij kennelijk herhalen. En deels lukte hem dat ook. De zeer honkvaste fotograaf voor bruiloften en portretten uit een Deens provinciestadje had tot dan toe zijn reislusten bevredigd met goed georganiseerde fotosafari's die door diverse fabrikanten werden aangeboden. Hij heft de zaak op als hij zestig is om daarna nòg meer tijd te hebben voor dat soort 'avonturen'. Diep in zijn hart is hij helemaal niet zo honkvast. Zijn Vikingziel neemt het roer over. Snel daarna wordt zijn vrouw langdurig ziek. Zeven jaar later overlijdt ze. Dat is tien jaar geleden. Dan 'ontdekt' hij een verbazingwekkend goedkope safari 'dwars door Afrika'. Hij neemt er aan deel. Als enige oudere. Hij is taai en past zich gemakkelijk aan. Dat is heel wat anders dan die 'brave' fotosafari's van Kodak of Fuji. Maar zijn Vikingziel bloeit verder op. Hij gaat naar Thailand en Indonesië; ook met dergelijke groepen.
En dan komt de zesweekse reis met zoon en kleinzoon. Kleinzoon koopt een tweehandsauto die ze na afloop weer verkopen. Zo 'ongeorganiseerd' reizen wilde hij ook wel. Helemaal op jezelf, zelfs niet de 'organisatie' van een woestijnautobus. Dat is wat hij nu probeert, een jaar later. Hij koopt in Auckland een auto uit 1986 voor 1800 dollar. Hij hoopt er 1600 voor terug te krijgen. Een week later ontmoet hij mij in Waipu. Daar was hij een jaar geleden ook. Dan gaan we samen naar Mitimiti: Nòg zo'n adres van vorig jaar. Dan naar Cape Reinga. Voor de tweede keer, want ik wilde daarheen en hij vindt het wel gezellig.
We hebben het goed met elkaar. We vertelt langzaam en rustig over zijn leven als ik daar over vraag en dóórvraag. Vaak moet hij zijn woordenboekje erbij halen. Ik wacht dan rustig en kijk hoe hij --soms zuchtend-- er mee worstelt. Als hij overmand door taalonmacht dreigt op te geven, moedig ik hem aan verder te zoeken. Ik probeer hem te helpen of laat het opschrijven. Misschien herken ik het woordbeeld. Per slot heeft het Deens talloze --door de uitspraak verduisterde-- germaanse stammen die ik vaak herken. Dankbaar kijkt hij mij dan aan. Ik krijg ontroerende beschrijvingen van zijn provinciestadje. Hij is er geboren en getogen. Als hij zo langzaam vertelt heb ik alle tijd om mij daar voorstellingen bij te maken en verdere vragen te stellen. Hij is verbaasd dat ik dat interessant vind. Mijn verweggestopte sedentaire ziel vibreert.
Nieuwe woorden schijft hij in een schriftje. Ik schrijf ze soms vóór. Hij zoekt ze op, en is gelukkig als ze ook in zijn woordenboekje blijken te staan.
Hij schrijft iedere dag een paar losse schriftblaadjes dagboek. Hij nummert ze zorgvuldig. In Cape Reinga was hij bij bladzijde 115. Na een paar dagen stuurt hij het nieuwe stapeltje --met een extra briefje-- aan zijn vriendin. Hij kent haar al van de schoolbanken. Ze trouwde met zijn vriend. Als echtparen bleven ze bevriend. Zij werd negen jaar geleden weduwe. Maar ze blijft op haar 200 jaar oude boerderij wonen. 'Ze kan niet langer dan drie dagen van huis zijn', zegt hij met een zucht.
We ontwikkelen een respectvolle warm-hartelijke code. Heel rustig en geduldig. Als ik Kumeu gevraagd wordt daar te overnachten, is hij de eerste die ik opbel. Daarvoor is hij gevoelig. Het is deel van onze respect-code. Als hij ontbijt, ga ik er bij zitten met een glas water of een kop thee. Als hij zijn pilsje voor de dag haalde voor het eten, zette ik een schaaltje met nootjes op tafel. De andere dag zette hij het op tafel en vroeg of ik een glaasje wijn wilde. Ik dekte ik Mitimiti de tafel toen hij een zijn lievelingstoofpot van groente en gehakt maakte. Ik demonstreerde hoe je mosselen kon bereiden; 'nog nooit mosselen gegeten', gaf hij toe. De andere dag maakte hij een mosselenomelet van de overgebleven mosselen zoals ik nog nooit had gehad en dekte ook de tafel uitgebreid, want ik zat lang achter de computer.
--"OK, no problem", had hij gezegd na dat telefoontje.
Als we de andere ochtend onderweg zijn, bel ik nog eens om onze komst te aan te kondigen en te zeggen dat we samen met hem hopen te lunchen. Het was alsof ik voelde dat hij zou afhaken. Hij had behoefte aan herhaalde bevestigingen, had ik gemerkt. Alsof hij zijn geluk --want gelukkig voelde hij zich onmiskenbaar met mijn gezelschap-- niet kon geloven. Dat was ook deel van onze code.
Als we aankomen, ligt hij nog in bed. Hij kijkt mij wat verlegen-schuldig aan.
--"Heb je gisteravond teveel gedronken?", vraag ik, wetend dat hij --vooral 's avonds-- makkelijk meer dan een nachtmutsje nam.
Hij knikte.
--"Kom, sta op, dat zal ik je aan de ladies voorstellen".
Hij knikte.
Toen ik twintig minuten later de kamer weer binnenstapte zat hij aan het tafeltje, verdomme, met een gin-tonic. Trager dan normaal, bijna onaanspreekbaar, reageerde hij. Stomdronken, concludeerde ik, alleen nog overeind gehouden door een soort beleefdheid. Door onze code wellicht. Ik probeerde mijn teleurstelling niet op hem te projecteren. 'Wie ben ik om een tijdelijke reisgenoot verwijten te maken?' Hij had zichzelf uitgesloten. Ik was degene die moest proberen om het contact te herstellen. Van zijn kant verwachtte ik alleen verder afzakken in isolement. Alleen al om goed afscheid te kunnen nemen, want een van de komende dagen zouden we sowieso uit elkaar gaan.
--"Slaap maar eerst goed uit, dan zien we je wel bij het avondeten", zei ik toen ik de kamer uitstapte. Pas na de lunch ging ik terug voor mijn siësta. Hij sliep toen ik binnenkwam en was wakker toen ik opstond.
--"Heb je mij gemist?", vroeg ik met alle empathie die ik kon opbrengen, "of vind je het erg dat onze gezamelijke reis voorbij is?"
Ik had kalm en rustig gesproken. Ik had het nog eens herhaald. Herhalen was deel van onze code want zijn Engels was heel zwak. 'Zachte heelmeesters maken stinkende wonden, maar botte bijlen lossen ook niets op', had ik tot mij laten doordringen toen ik insliep. Ik moest er niet omheen draaien maar rechttoe-rechtaan zeggen wat mijn intuïtie mij ingaf. Op gevaar van nòg verdere vervreemding en afstand. Ik wist dat ik diep in zijn ziel zou tasten als ik op die manier zou ingrijpen, maar ik vond het -nee, ik vond hèm-- de moeite waard. Is dat liefde? Is dat sympathie? Is dat mannensolidariteit?
Ik zag hoe mijn vragen tot hem doordrongen. Ik herhaalde ze rustig en kon er nòg meer mijn ziel in leggen; mijn diepere sympathie voor deze laat opgebloeide maar naïef-onervaren Vikingziel.
Er kwam beweging is zijn teruggetrokken lijf, kleur op zijn gezicht en zijn ogen werden nat. Hij had mijn vragen misschien 'niet-willen-weten', maar hij gaf het op.
--"Morgen ben ik weer in orde", zei hij met overtuiging, maar die nacht lag ik toch wel even wakker. Stel je voor dat hij zich aan mij vastklampt!
Ik ontspande toen ik hem later aantrof met zijn neus op de landkaart en speurend in foldertjes. Maar de resterende alcohol in zijn lijf stond het nog niet toe. Gistermorgen 'studeerde' hij verder. Hij had geen 'plan'. Dat wreekte zich nu. Daarover had ik met hem gesproken toen er nog veel alcohol in zijn lijf zat. Het was kennelijk toch doorgedrongen. Dat merkte ik aan de manier waarop hij zijn plannen voor de komende dagen ontvouwde. Eerst een paar dagen terug naar Ebb & Flow. Daarna naar Mitimiti om Tipo te helpen met zijn huis tot hij terugging naar Denemarken.
--"Ik moet een vaste plek hebben", voegde hij eraan toe, "dat heb ik begrepen".
Vanmorgen wuifde ik hem uit. Hij was weer helemaal de oude. Hij wilde kennelijk iets positiefs zeggen over mijn 'brutale' en 'eerlijke' vragen. Hij kwam er niet uit. Ik denk dat hij er in het Deens ook niet uit was gekomen. Ik kwam ook niet zo goed uit mijn woorden. Maar het bericht kwam aan.
terug eerste dagboekregel

Hatfields Beach, Marco Polo BPKRS Inn, zondag 16 februari 2003
Het was een rustige Zondag. Jeannette en Gerrie zijn vertrokken. Genoeg Northland verkend. Gisteren waren ze in het Kauri Museum van Matakohe. Heel tevreden kwamen ze terug. Nu willen ze naar het Zuiden, naar Rotorua, naar de bubbelende warme-modderbaden. Vanmorgen heb ik ze uitgewuifd.
Ik ga verder met "ordenen en inhalen". Gisteren heb ik mijn portret van Thorkild geschreven. Dat lag al langer op het puntje van mijn tong, en zijn vertrek, gistermorgen was een goede gelegenheid. Ook ligt er nogal wat correspondentie die een langere brief waard is . . . en foto's moeten worden geordend. En --afgezien daarvan-- heb ik zin in "passen-op-de-plaats". Dan zal ik ook ècht tijd hebben voor Theo en Mineke.
Hier --intern-- moest ik ook verhuizen. Ik heb nu een éénpersoonskamer. Die zijn nogal zeldzaam in backpacker's. Het is meestal één tweepersoonsbed, een biclinium zoals wij dat vroeger in Delft noemden.
Ik meteen besloten hier een hele week te blijven, met de optie voor langer, eventueel tot half Mei. Er is nog de escapade naar Melbourne; dat zie ik nog wel. Escapades van een paar dagen kan ik beter vanaf hier doen zonder de kamer op te zeggen. Met name denk ik aan Theo en Mineke die overmorgen de oversteek naar het Noordereiland maken van Picton naar Wellington. Zij willen dan Northland 'doen'. Daarbij wil ik ze wel een paar dagen gezelschap houden. Maar ook Zuid van Auckland hebben ze op hun 'broedlijstje' staan.
Ik kijk uit naar de ontmoeting. Ik denk dat we elkaar veel te vertellen hebben. Vanmorgen heb ik hun dagboek tot Vrijdag j.l. gelezen. En zij ook het mijne blijkens de laatste e-mail. De "facts" kennen we dus. Nu de rest; daar gaat het om.
terug eerste dagboekregel

Hatfields Beach, Marco Polo BPKRS Inn, maandag 17 februari 2003
De kranten staan vandaag --natuurlijk-- vol van America's Cup, het trofee de NZ drie jaar geleden voor de tweede keer won en nu moet worden verdedigd. De uitdager is een Zwitsers team bemand door enkele kopstukken van het NZ-team van drie jaar geleden. De pennestrijd is al lang aan de gang.
"Hij heeft zich laten wegkopen!" en "Hij heeft zijn loyaliteit voor dik geld verkocht!", zijn zo de beschuldigingen aan het adres van deze 'ontrouwe' NZers.
Zaterdag begon de strijd die maximaal negen matches zal duren, maar eerder als 'gewonnen' wordt verklaard als een partij vijf matches heeft gewonnen. Het was een slecht begin voor NZ. De stand is 2-0 voor de Zwitsers.
Vandaag was ook World War I in de pers. De laatste NZ veteraan is overleden. Bright Williams, 105 jaar oud. Twee weken geleden brak hij zijn been. Dat heeft hij niet meer overleefd. Over twee weken zou hij 106 zijn geworden.
Het was een gelegenheid voor de krant om de NZse bijdrage aan World War I nog eens op een rijtje te zetten. 100.444 NZers vochten er. 41.317 werden gewond en 16.692 sneuvelden. "A 58% casualty rate overall", berekent de krant laconiek. Mr Williams kreeg 12 oktober 1917 bij Passchendaele drie mitrailleurkogels en wat granaatscherven in zijn lijf. Op zijn 99ste haalden ze er nog een scherf uit. Hij had 24 uur in de modder en kou gelegen tussen ontbindende lijken van duitsers, want die plek was al vaker van eigenaar gewisseld. Die dag sneuvelden 845 NZers en raakten er 2700 gewond in een paar uur tijd. Ik ken die aanval uit de tijd van mijn World War I-interesse. Ik heb daar toen ontsteld rondgelopen met een Engelse vriend/historicus, Bill Patchett. Zijn vader was er gesneuveld. Er was 8 km terreinwinst en die kostte 240.000 doden aan geallieerde zijde.
Deze zomer was ik er met Ghislaine. Zie Mijn Dagboek 23 juni 2002. We zagen het monument bij Ypereren --Menin Gate-- waar tienduizend namen in gebeiteld zijn van 'onbekende soldaten', gesneuveld om de weg tussen Menen en Yperen te verdedigen, de veroveren of te heroveren. We hoorden er de Last Post die nog iedere avond om acht uur wordt geblazen. Het was supposed to be "the war to end all wars", had Mr Williams twee jaar geleden in een interview gezegd.
Net als het vorig jaar dacht ik natuurlijk ook aan Irak. Vijfduizend doden op NY11S: Waar hebben we het over?
En nu weer een "war to end all wars". De "casualty rate overall" is nu wel wat lager. Althans bij de Amerikanen, die laten --net als de Engelsen toen-- het vuile werk door bondgenoten opknappen. De "casualty rate" bij de Iraki staat over honderd jaar in de krant.
De gekte zit nu in woorden als "collateral damage", "friendly fire" en "bomb a village to save a village".
"The war to end all wars" wordt niet hardop gezegd, maar het "God wil het" --van de Kruistochten-- wordt weer schaamteloos gebruikt.
terug eerste dagboekregel

Hatfields Beach, Marco Polo BPKRS Inn, dinsdag 18 februari 2003
Al zolang ik hier ben, sijpelen er --in de 'brieven aan de redaktie'-- klachten door over massale besproeiingen met vliegtuigen in West Auckland. De klachten variëren van vieze kleverige laagjes op je auto die moeilijk zijn te wassen tot oogirritatie en walg-neigingen. Het gaat om wat laconiek moth spraying wordt genoemd. Soms valt ook het woord Apple Moth, wat doet denken aan fruitbomen besproeiing, maar het fijne ervan heb ik nog niet ontdekt. Het is iets wat rechtstreeks door het Ministerie van Land- en Bosbouw wordt geregeld, maar dat heeft nog niet (openlijk) gereageerd op de aanhoudende klachten. Het is een affaire die al jaren loopt.
Maar uit die klachten kan ik een stijgende 'boosheid' afleiden; en een zekere bewustwording. Nu, voor het eerst, begint een actiegroep van zich te laten horen met 'harde cijfers'. Er zijn 1397 gevallen van 'ergernis', variërend van 'misleidende informatie' door het ministerie tot een lange reeks lichamelijke klachten. Terloops kwam het ter sprake toen ik met de eigenaresse van deze BPKRS sprak. Er blijken regelmatig mensen (met name zwangere vrouwen en ouderen) "geëvacueerd" te worden als het sproeien weer hevig is. Ze worden dan --o.a.-- ondergebracht in deze BPKRS.
--"Zo'n vergoeding krijg je niet zomaar", verzekerde Tonni, "wie het kan betalen komt op eigen kosten en wacht het niet af."
Wellicht worden op die manier de luidruchtigste klagers buiten spel worden gezet. Ook heeft het ministerie gehoor gegeven (na jaren, als ik de ingezonden brieven moet geloven) aan klachten over 'kinderen onderweg naar school'. Van 0800-0900, 1215-1300 en 1500-1600 wordt er niet gesproeid. Maar, zo meldt een briefschrijver zuur-lachend, op vrije dagen wordt er ongegeneerd gespoten. 'Moeten wij dan zelf de kinderen binnen houden? De 'sproeikalender' hangt af van het weer. Er is bepaald geen 'flitsende' berichtgeving over. Over 'foute' sproei-informatie gaan ook nogal wat klachten. En over de weigering/ zwijgzaamheid/ geheimzinnigheid over de samenstelling van het sproeispul. Dat laatste vind ik zelf het meest onbegrijpelijke. Zodoende hangt de hele discussie over toxische, mutagene, carcinogene en hallucinerende effecten in de lucht. Als een psychische gifwolk die verbittering veroorzaakt.
Ook kan het, volgens briefschrijvers, gemakkelijk anders (lokaal, vanaf de grond, per perceel). Dat is niet zo 'economisch' niet zo 'radicaal'. Het is een 'buitenlandse indringer', een argument waar ze in Zuid-Afrika ook gevoelig voor waren, want de Afrika-vreemde eucalyptus 'veroorzaakte' de bosbranden. De 'schade' moeten we er met z'n allen voor over hebben, was de oude moraal. Dat standpunt wordt ook door briefschrijvers verdedigd: Houdt NZ 'zuiver'!!. NZ is per slot een land- en bosbouwnatie en die lobby krijgt --natuurlijk-- alle voorrang.
Ik krijg de indruk dat het Ministerie nog in de fase van 'ontkenning van het probleem' verkeert. Mondjesmaat worden kleine 'toegevingen' gedaan zoals die halfbakken regeling om 'kinderen die buiten zijn' te beschermen. Of bewezen ernstige gevallen worden geëvacueerd op kosten van het Ministerie. Ook is er nu een --zeldzaam-- persbericht verschenen waarin gemeld wordt dat de veldmetingen hebben uitgewezen dat ze wellicht in April kunnen stoppen.
Kortgeleden was er nòg een persbericht dat hier betrekking op heeft. Niet(!) van de zijde van het ministerie, maar van een universiteit die mannelijke motten bestraalde en ze dan losliet. Op de een of andere manier was het hele mottenvolk daarmee gedoemd te verdwijnen. Proeven worden voortgezet. Toepassing volledig onzeker. Het Ministerie zwijgt.
Ik heb het her en der in mijn omgeving gevraagd. Vooralsnog totale onbekendheid òf onmiddellijke boosheid, maar geen nieuwe feiten.
Hier laat ik het bij. Zo probeer ik door de toeristische laag heen te dringen. Was is NZ wèrkelijk? Ik hou jullie op de hoogte.
PS Ik heb fototime.com bijgewerkt tot en met twee foto's van Hatfields Beach.
terug eerste dagboekregel

Hatfields Beach, Marco Polo BPKRS Inn, woensdag 19 februari 2003
Dit wordt een column rondom een paar citaten die mij 'toevallig' in één uur kwamen overvallen. Ieder voor zich al pittige nadenkertjes, kwamen ze gisteravond tussen zes en zeven ineens met z'n allen. Ik wilde 'alleen maar' even lekker surfen na een korte oplading van mijn dagboek. Ik lag er wakker van.
Het begon met het natrekken van <www.seeit.de>. Rudolf, nòg een andere Duitser van travelling flock waar ik 10 februari over schreef, 'maakte zich er schuldig aan', zoals hij zei. Het eerste wat ik zie is:

"Man muß einfach auf irgend etwas, was man sieht, genau und lange genug hinsehen. Es ist ganz gleich auf was. Aber wenn Du dich nicht ablenken läßt, ist das, was Du siehst, sofort revolutionär."
Het had mijn credo als street observer kunnen zijn, dacht ik argeloos. Ik mijmerde wat na over de gevolgen: Zit je even lekker iets dóór te krijgen en opeens zit je vol met revolutionaire gedachten waar je geen raad mee weet. Je raakt geïsoleerd. Ik kende dat van mezelf en van mijn creatieve studenten. Technieken voor 'het sociaal maken van een eigenwijs idee' --en kleinschalige marketing-- propageerde ik toen als remedie.
--"OK", dacht ik toen, "wat doe je nu zèlf met je 'straatobservaties'? Je ligt er soms radeloos van wakker. Wil je zo verder?"

Dan was er een website waar Anita mij op had gewezen, waar ze stil nadenkend --en observerend(!)-- in haar Drentse huisje toe was gekomen aan mee te werken. Het is <www.iederwijs.nl>, een onderwijssysteem waarbij aan de innerlijke energie van een kind voorrang wordt gegeven onder het motto:

"Onderwijs begint pas als er een vraag is vanuit het kind,
anders is het georganiseerde bemoeizucht".
Daar tref ik als eerste het citaat aan waar ik n.a.v. een mail van Theo op 14 januari over schreef; iets uitgebreider en in een mooie NLse vertaling:
Onze grootste angst is niet dat we niet genoeg zijn.
Onze grootste angst is onze onmetelijke kracht.
Het is ons licht,
en niet onze donkere kant waar we bang voor zijn.
We vragen onszelf af:
wie ben ik om briljant, schitterend, en groots te zijn?
Als bronvermelding staat er zeer juist 'Marianne Williamson' en 'geciteerd door Nelson Mandela'. (zie 14 januari)
En wéér die angst om wat je zou kunnen ontdekken. Zouden we onze kindertjes maar niet liever onderwijzen volgens het motto:
"Als we ze lekker volstoppen lopen ze niet zo hard en is er ook geen plaats voor revolutionaire gedachten".
Heeft ons onderwijs misschien iets te maken met het dikke-kinderenprobleem? Het 'volstoppen' als cultuurprincipe, het 'volstoppen van kinderen' met name, bedoel ik. Misschien is het een diepgevoelde --eerlijke, intuïtieve, instinctieve-- behoefte om te 'geven', aan kinderen met name. Maar door allerlei culturele, sociale en psychische aberraties geven we 'het verkeerde' waardoor dat geven niet op natuurlijke wijze tot een afronding komt. Wat stoppen we er allemaal in? Eten, opvoeding, medicijnen, paardrij- ballet- en andere -cursussen op de 'vrije' dagen, en reeksen van preventieve vaccins.
'Preventief' is ook zo'n sleutelwoord. Angst is daarvan de grote aanstichter. We geven de kinderen antwoorden voor ze met --revolutionaire-- observaties en vragen komen. Steeds jonger 'moeten' ze naar school. <www.iederwijs.nl> levert daarvoor een passende vraag van Herman van Veen:
"Hoeveel tijd heeft een kind om zelf te ontdekken, vóór iets wordt uitgelegd of voorgekauwd?"
'Angst' misschien toch. Voor 'onmetelijke kracht' en 'revolutionaire observaties'. Die citaten brengen dus niets nieuws. We willen het 'alleen maar' niet weten.
terug eerste dagboekregel

Hatfields Beach, donderdag 20 februari 2003, Ghislaine is jarig!!
Vandaag even geen dagboek. Niks balen of zo: Gewoon 'andere prioriteiten'.
Een gezellig-lange brief naar Ghislaine . . . onder andere.
En een zeer lange strandwandeling.
terug eerste dagboekregel

Hatfields Beach, vrijdag 21 februari 2003, Theo en Mineke op bezoek!
Gisteravond kreeg ik een SMSje van Theo en Mineke dat ze in de namiddag in Hatfields Beach aankomen. De vlag hangt uit!! Ik heb al wat rondgekeken naar een camping of een andere geschikte plek is voor hun kampeerwagen. De eigenaar vond dat ze wel op onze --tamelijk kleine-- off street parkeerplaats mochten staan. Kortom, het ontvangstcomité werkt op volle toeren.
Ik filosofeerde wat over onze fysieke afstand, zo contrasterend met de emotionele. Alsof we dansers zijn in een reusachtige pas à deux. In Europa leven we op zo'n 3500 km, de afstand tussen La Gomera en Groningen, en --gemiddeld-- eens per jaar kruisen onze wegen. Vijftien jaar gelezen zagen elkaar voor het eerst in Spanje, in de buurt van Alicante, waar we een 'lekker vissie' aten. Daar reconstrueerden wij onze "nèt-niet ontmoeting" van vijf-en-dertig jaar eerder in de wachtkamer bij een recruiting officer van de Shell in Den Haag. Met precies dezelfde diploma's op zak en hetzelfde keuzeprobleem: Dóórgaan naar 'Delft' of een baan?
Theo koos Shell en cirkelde over de hele wereld; ik koos Delft en zigzagde al die jaren door Europa. Zagen we elkaars alter ego in Alicante? Wat was er van mij geworden als ik toen . . .?
Nu reizen we allebei 20.000 km --naar de allerverst mogelijke plek op deze aardbol-- om elkaar te ontmoeten. Hij reisde met de zon mee; ik kwam via de andere kant. Als een laatste sierlijke boog vóór het "moment suprême" ging Theo eerst naar het zuidelijkste punt van dit 1400 km lange land, Cape Bluff, en ik naar het Noordelijkste, Cape Reinga. Vanmiddag zien we elkaar voor een paar pirouetjes. Dan suizen we weer uit elkaar. Alsof we een gemeenschappelijk zwaartepunt hebben. Wereldballet.
terug eerste dagboekregel

Hatfields Beach, zaterdag 22 februari 2003
In Auckland is een grote internationale conferentie aan de gang waar de krant vol van staat. "Knowledge Wave" is de vlag waaronder wetenschappers uit de hele wereld zijn uitgenodigd om hun ideeën --vooral over de toekomst, en speciaal die van NZ-in-de-wereld-- te laten horen. Heel boeiend. Zie //nzherald.co.nz/knowledge en //www.knowledgewave.org.nz voor al dat interessants.
Sommige ideeën springen eruit en halen de publiciteit tot in felle discussies bij de ingezonden brieven. Met name de gay coëfficient die door een zekere professor Florida wordt aangedragen om te voorspellen of een stad of streek zich binnenkort kan opstuwen in de vaart der volkeren. Heel provocerend, maar niet nieuw.
Florida beweert namelijk dat de aanwezigheid van een florende gay community de belangrijkste factor is in het creatieve klimaat en de aantrekking van 'talent': Allebei, naast 'technologie', nodig voor een economische 'boom'. Dat treft vele conservatieven diep in de ziel, vandaar die felle discussies.
Als je het wat beter naleest, blijkt dat het feitelijk aanwezig zijn van zekere aantallen aangepaste homo's niets uithaalt. Het gaat om het 'alternatieve klimaat' dat moet floreren en dat intelligente, capabele, eigenwijze, maar vaak weinig-sociaal-geaccepteerde, individuen aantrekt.
Provocerend is het wèl door er in dit brave milieu de homo-factor aan te verbinden, maar niet nieuw, al doet Florida alsof hij het zelf heeft uitgevonden. Het gaat terug op wetenschappelijk onderzoek waar ik zo'n vijftien of twintig jaar geleden mee kennismaakte --en wat ook al toepassing vond-- onder de naam van inner oriented people (IOP). Dáárvan moest een regio er een zeker aantal van bezitten. Hoe die er kwamen wist men niet, maar als die groep 'opeens' groei vertoonde, dan kon je er zeker van zijn dat het een tiental jaren later een 'boom town' was. Het was dus prachtige voorspelfactor voor investeerders.
Het betrokken onderzoeksbureau (ik moet mijn geheugen met google en zo eens opfrissen voor de details en/of kijken in de boekenkast van Ghislaine, want zij werkte toen ook met dat begrip en ze heeft zich over een deel van mij toenmalige boeken ontfermd) 'monitor-de' toentertijd alle Europese regio's met een betrekkelijk eenvoudige vragenlijst om de IOP en de OOP te meten (outer oriented people) en verkocht de resultaten duur en 'geheim'. Het ging vooral om de veranderingen in het "IOP- en OOP-gehalte".
Voorafgaande sociologische research had namelijk een patroon ontdekt in het 'boomtown-mechanisme'. Vóór het begint is er een opvallende groei van IOP, maar als de economische opleving zichtbaar wordt, stromen OOP toe en de IOP-factor wordt weer laag. De 'uitvinders' worden door de 'uitbaters' opgevolgd. Die zorgen dat de 'innerlijk-culturele' groei ook "economisch" en "financiëel" wordt. Maar de 'uitbaters' verdrijven ook de 'uitvinders', waardoor de groei weer afneemt en stagneert. De slimme investeerders moeten dan andere grazige weiden zoeken en het verder 'afhandelen' van de boom regio overlaten aan de 'dommem'. Dat is het "boom mechanisme": Opgang èn neergang.
Die IOP komen mooi overeen met wat Florida hier op de Knowledge Wave Conference zo provocerend de gay factor noemde. Het zijn de mensen die zich op hun innerlijk kompas orienteren, daarvoor èn het karakter, èn de intelligentie hebben. Die mensen gaan hun gang. 'Presteren' veel en werken hard, maar wèl helemaal op hun eigen manier. Kunstenaars, hooggeschoolde (maar eigenwijze) wetenschappers en 'intelligente ongeschoolden'. Ze werken hooguit in (zeer) kleine of steeds veranderende teams en relaties. Ze zoeken regio's, steden en klimaten op die hun aantrekken, die voor dat gedrag ruimte bieden. Florida wees town planners en andere autoriteiten er op dat je deze mensen niet kunt aantrekken met prachtige opera-gebouwen en golflinks. Dan krijg je alleen maar meer 'uitbaters'. Het moest 'anders', o.a. met een tolerant klimaat voor 'andere mensen'. Hij hield ze "de drie T's" van economische groei voor: "Technology, Talent and Tolerance".
De OOP moeten het meer hebben van hun sociale relaties. Die doen wat anderen doen, maar de 'slimsten' daarvan volgen de 'uitblinkers' --of de meest aangepasten-- van de IOP en weten die aan hun organisatie te binden of imiteren ze gewoonweg. OOP zijn min of meer intelligente naäpers. Daarna wordt de economische groei zichtbaar voor iedereen. Meer en meer OOP worden erdoor aangetrokken. De IOP sterven uit, passen zich aan als ze ouder worden, of vertrekken naar andere regio's, want het sociale klimaat (voor hen!) wordt slechter. Met OOP aan de macht is er minder tolerantie. Uit dit laatste verschijnsel --het slechter worden van het 'werkelijke' creatieve klimaat-- wist Florida die interessante aanwijzingen voor town planners af te leiden. Rigoreuze stadssanering en politieke verrechtsing horen bij die OOP-fase. Het "Ordnung muß sein"-klimaat van de uitbaters voldoet niet aan de 'Derde T', die van "Tolerance". De horreur die Florida veroorzaakte door het provocerend gebruik van de gay-factor was daarvan een mooi bewijs.
Ik vond het boeiend om dit bijna onbenoembare, onbespreekbare, esoterische verschijnsel, opeens zo voor het publieke voetlicht te zien. Florida noemt de begrippen IOP en OOP niet, laat staan hun diepere achtergronden. Bijna op waarheidsvervalsing af kiest hij enkele 'vertelbare' aspecten. Hij hoort dus tot de OOP. Die hebben namelijk door hun sterk ontwikkelde orientatie op "wat-anderen-denken" veel gevoel voor de 'sociale timing' van een idee. "Wanneer is de tijd rijp?", "Wanneer is het vertelbaar?", "Hoe kan ik 'veel' mensen overtuigen?". Dat zijn allemaal vragen waar de IOP lak aan hebben. Daarom zijn ze creatief. Ongehinderd door 'menselijk opzicht'.
terug eerste dagboekregel

Hatfields Beach, zondag 23 februari 2003
Gistermorgen stapten Theo, Mineke en ik om negen uur in de bus naar Auckland. Eerst naar de haven om er het 'sfeertje' van America's Cup te proeven. Toen naar de hoge toren om het op een afstand te bekijken en een kopje koffie te drinken. Onderwijl zagen we een paar mensen -keurig aan een touwtje, maar toch 'adembenemend' de 192 meter hoge balustrade afspringen. Foto's maken.
Mineke ging op haar eentje shoppen en proefde nog eens op haar eigen tempo de haven en deze Rotterdam-achtige stad. Theo en ik maakten een lange stadswandeling van de 'well-to-do' Queen's Street naar de 'alternatieve' K'Road. Bij de bus van 1700 troffen we elkaar. Hier bij Marco Polo BPKRS wuifde ik ze uit. Ze gaan naar Cape Reinga 'and all that'. Over een week, op de terugweg, zien we elkaar weer.
terug eerste dagboekregel

Hatfields Beach, maandag 24 februari 2003
Vandaag ga ik weer naar Auckland. Voor een interview over mijn verleden bij Industriëel Ontwerpen (toen nog Industriële Vormgeving) in Delft. Ik kom er op terug.
Hoewel er interessante zaken zijn te melden over een lopende 'hetze' tegen de NZer die nu als skipper voor "De Zwitsers" vaart in America's Cup, zal ik dat nog even uitstellen. Ik heb gisteren mijn fotoalbum hier en daar wat gereorganiseerd met titels en andere sub-albums, en bijgewerkt met foto's tot-en-met het bezoek aan Auckland met Theo en Mineke afgelopen Zaterdag. Zie sub-album 'Sky Tower'. De foto's van Jeannette en Gerrie zijn er nu ook, en staan onder 'Marco Polo BPKRS'. Ik neem dat allemaal mee naar Auckland om het aldaar in een snel I-café op te laden. Kijken dus!! [www.fototime.com en het e-mail adres dat op de home page staat bij guest login invullen].
terug eerste dagboekregel

Hatfields Beach, dinsdag 25 februari 2003
Ik heb zojuist een lange 'inhaal'-bijdrage geschreven voor mijn Deutsche Notizen. Ik vind het welletjes voor vandaag. Kijk daar maar, dan zie je weer een andere 'vertelling' van de afgelopen negen maanden --'grote-stappen-vlug-thuis'-- want ik had de Duitse lezers achtergelaten toen ik 30 Mei 2002 --zittend op een harde stenen bank in de vroege morgen-- op het vliegveld van Barcelona zat en wachtte op de eerste verbinding naar de stad om er de Talgo naar Béziers te nemen. Daar móest ik wat aan doen.
terug eerste dagboekregel

Hatfields Beach, woensdag 26 februari 2003
De Knowledge Wave-conferentie is voorbij, maar ze houdt de pennen nog steeds in beweging. Deze conferentie, net als die van twee jaar eerder, was de 'invulling' die de universiteit van Auckland ('thinking is our business') had gegeven aan de doelstelling van de regering om binnen tien jaar (weer) bij de bovenste 50% van de wereldranglijst van 'inkomen per hoofd' te komen. Forse 'economische groei' was dus nodig, en de neo-kapitalisten haalden reeds verlekkerd belasting-verlaging, méér privatisering, en rechtstreekse financiële incentives binnen. Zoals overal in de wereld, ten koste van 'sociale voorzieningen', want die "kunnen-we-niet-meer-betalen". Maar de (forse) groei blijft vooralsnog uit.
Het (klassieke) socialisme --NZ was een tamelijk 'socialistisch' land met uitgebreide sociale voorzieningen-- met zijn zorg voor de community is eraan ten onder gegaan. Ze voelden zich zo behagelijk in de aldus ontstane welvaartsstaat dat ze hun privileges niet wisten te verdedigen en achter de groene tafel van de economische fundamentalisten plaatsnamen. Ze zagen de truc over het hoofd die iedere voorzitter van een dorpsvoetbalclub kent: "Dissidenten breng je tot zwijgen door ze achter de groene tafel te noden".
Het lijkt erop dat NZ dat lesje begint te leren. Ik hoop dat meer landen volgen, want ik kijk al jaren uit naar de werkelijke countervailing power van dit neo-kapitalisme nu het (oude) socialisme heeft afgedaan voor dat doel. De universiteit had niet alleen economische-groeikopstukken uitgenodigd maar ook 'kopstukken' die duidelijk maakten dat economische groei niet alleen afhangt van 'geld', 'privatisering' en 'beurskoersen'.
Ik noemde al Richard Florida. Zijn meest aangehaalde boek is: The Rise of the Creative Class: And How It's Transforming Work, Leisure, Community and Everyday Life.
Het andere thema van de Knowledge Wave kwam van de "Social Capital Guru" Robert Putnam. Dat begrip werkt een meer rechtstreekse dam op tegen de opdringerige neo-kapitalisten die door hun (zgn. onbetaalbare) 'sociale bezuinigingen' de gemeenschap uiteen spelen. Putnam maakt niet zozeer duidelijk dat bezuinigen op onderwijs, sociale voorzieningen en community de rijken rijker en de armen armer maakt, maar vooral dat de weg naar (forse) economische groei erdoor wordt afgesneden.

One of the features of the Knowledge Wave series, particularly de latest conference, has been the recognition that social welfare and constitutional arrangements matter as much as business and finance in building a better economy.
Dat zei het hoofdartikel van de NZ Herald na afloop. (onderstreping van mij).
De zeer politieke --maar niet 'verpolitiekte'-- Prime Minister, Helen Clark, zei:
--"Teveel sociale lasten is misschien wel slecht voor de bank, maar te weinig ook, want het is slecht voor de community, en dus ook voor de bank".
Ik heb het gedachtengoed van Florida en Putnam nagetrokken. Heel boeiend, maar te lang voor dit dagboek. Daarom een apart artikel: "Niet-economische voorwaarden voor economische groei".
[//www.van-eyk.net/gerard/biblio/socapitl.htm]
terug eerste dagboekregel

Hatfields Beach, donderdag 27 februari 2003
Ik baal . . .
Ik baal omdat het al de derde dag regent. En dat niet alleen, de zon in helemaal verdwenen; grijs; loodgrijs soms. Vluchten helpt niet, want het hele Noord Eiland heeft ongeveer hetzelfde weer. Het waait daarbij vaak lekker hard vanaf de zee. Dat is goed voor de luchtzuiverheid, maar slecht om met een paraplu te lopen. Echte goede regenkleding heb ik niet in mijn bagage. Waarom zou ik?
Gelukkig is het niet koud, al moet ik mij zeer zorgvuldig warmhouden. Er ontbreken --per slot-- twee 'randvoorwaarden' voor functioneren. Ik ben lang in het warme bed gebleven en het artikel van gisteren afgemaakt: "Niet-economische voorwaarden voor economische groei".
Ik ben toen maar naar NL gaan bellen. Daar is het avond. Meestal als ik op het idee kom te bellen is het hier avond en 'daar' ochtend; een heel slecht moment. Ik trof Martine niet thuis, en Peter ook niet. Maar de boodschap in het antwoordapparaat werd meteen doorgeseind en toen bleek dat broer en zus met kinderen en aanhang in de Franse Alpen ski-den voor een weekje. In de volle zon!!! Ik werd jaloers.
Ook belde ik Yvonne in Eindhoven en Lucretia in Brussel. Yvonne stuurt mij altijd een foto als er in Eindhoven 'iets speciaals' is. De eerste sneeuwklokjes in haar tuin of de prachtige kersenbloesem van onze wijk. Daaraan hebben we gezamelijke herinneringen want we waren bijna 25 jaar next street neighbours (behalve dat we elkaar nu 31 jaar kennen, rekenden we terloops uit tijdens dat gesprek).
Lucretia trof ik 'verdrietig en verward' aan. Twee weken geleden was er bij haar ingebroken. Alle gouden sieraden verdwenen. "Professioneel werk", wist de politie te melden.
--"Deze goed voorbereide internationale bende weet precies waar 18 karaats goud is te vinden en slaat binnen een paar dagen haar slag. Dan vertrekken ze naar een ander land. Minimale kans op terugvinden", hadden ze koel-klinisch tegen haar gezegd.
Ze slaat zich er goed doorheen en heeft allereerst professionele hulp gezocht voor de zielepijn, maar ze worstelt nog met het invullen van de verzekeringspapieren en het schatten van de geldswaarde. Gesprekken met juweliers-van-nu zijn frusterend want 'ouderwets spul' is hun vak niet. Ook stoort ze zich aan 'meelevende' opmerkingen van kennissen die er een heel ander verhaal van maken en er hun xenophobische gevoelens op projecteren. Daar moet ze zich ook tegen verdedigen:
--"Die 'buitenlandse vrouwkes' met die hoofddoekjes in de tram en op straat, bedelend of niet, hebben niets te maken met de 'professionals' die mijn huis hebben onteerd".
Naast 'verdrietig en verward' dus ook 'onbegrepen'.
--"Het gaat niet om het bezit, het gaat om de herinneringen", zei ze, "herinneringen aan mijn man, mijn vader en al die anderen die ik op die manier nog enigszins in mijn omgeving had."
Ik luister. Ze is van mijn leeftijd. Tussendoor mijmer ik over de 'dingen' die ik heb, zelfs in mijn koffertje, die zoiets voor mij betekenen. Ik heb vrijwillig het meeste weggedaan. Ik weet nog waar het ligt. Lucretia heeft dat niet.
--"Als je straks geld van de verzekering krijgt", zeg ik om haar op te beuren, "moet je daar één heel mooi sieraad voor jezelf van kopen. Kijk daar maar naar uit".
Ik hoop dat ze er goed doorkomt.
terug eerste dagboekregel

Hatfields Beach, vrijdag 28 februari 2003
Gisteren kwamen Theo en Mineke terug. Ik verwachtte ze vandaag. Wegens regen was e.e.a. niet zo aantrekkelijk geweest. Ze hadden nog wel Cape Reinga bezocht, het historisch geboortecentrum van NZ en ook de 'grote bomen', maar ze vonden het welletjes. Per saldo kwamen ze veel later dan Mineke had gezegd. Nog enigszins ontdaan van het gebeurde.
Ze waren de eerste getuige van een ernstig ongeval geweest. Mineke belde 111 en Theo regelde het verkeer om erger te voorkomen. Een roekeloze passeerder, de auto die hij gesneden had en de tegenligger waren alledrie total loss. Met de blusser van de kampeerwagen blusten ze nog een beginnend brandje in de auto waar de roekeloze passeerder bewusteloos bekneld zat. En Mineke moest de infuus vasthouden. En de brandweer sneed de wagen met geweldige scharen open, maar moest daarvoor eerst nog een noodagregaat installeren. Intensieve belevingen allemaal.
En dan het wachten op de ambulance. Een uur!! En het afvoeren van de (dodelijk?) gewonde per helicopter. Het zat allemaal vers in het geheugen. Het moest allemaal even worden verteld.
Maar aan het afscheidsetentje kwamen we toch aan onze eigen agenda toe. Afscheid nemen. Straks zie ik Theo en Mineke nog even als ik naar het I-café ga. Dan rijden ze naar Rotorua om de camper in te leveren en --hopelijk bij mooi weer-- hun laatste toeristische tochtje te maken Oost van Auckland, de Coromandel.
terug eerste dagboekregel

Einde dagboek februari 2003