Mijn Dagboek 13

Dit is Dagboek 13 van 2 tot 28 juni 2001. Het begint met de reis naar NL per TGV die ondanks de lokale staking lukt dank zij een diplomatieke Accueil-dame. Er is mijn bezoek aan de vrienden in Kortrijk. Terug in NL voel ik mij vreemdeling. Er is de promotie van Martine die aanleiding geeft tot een Ode to my family van Peter. De ontmoeting met hun moeder, mijn ex, leidt tot een ontspannen terugblik op enkele scheidingsgebeurtenissen. Aan het eind ben ik weer terug in Cessenon.
Eindhoven, zaterdag 2 juni 2001
Het eerste rode lichtje flitste aan toen ik op het station van Béziers naar het bord van de vertrekkende treinen keek: "Mijn trein van 1015 staat er niet op!!!"
Toen zag ik ook opeens dat het station doodstil was, bijna verlaten. Nog een beetje argeloos liep in naar de Accueil, waarvan de mevrouw net de deur sloot:
--"Ik zie mijn trein van 1015 niet", zei ik terwijl ik naar het bord wees, "Is het systeem en panne?"
--"Uw trein rijdt vandaag niet", zei ze afgemeten en keurig-neutraal /informatief, zoals het boekje 'hoe geef je een slecht bericht' haar kennelijk had voorgeschreven, want passagiers kunnen emotioneel worden.
--"De staking begint toch pas de volgende week?", zei ik op rustige toon om haar vooral niet te bevestigen haar verwachting van een emotionele uitbarsting.
--"Het is een action sociale régionale; al drie dagen".
Snel probeer ik mijn situatie te overzien. Inderdaad 'zie' ik mij drie dagen op mijn koffertje zitten in de hal van dit station, wachtend op de trein die misschien dáágen zal uitblijven.
Na dit overdreven onheilsvisioen kan ik glimlachend tegen mezelf zeggen It could be worse, de Ierse variant op het Australische No worries! waarmee de noodzakelijke positieve houding weer wordt bereikt. Het past ook mooi in mijn 'boekje' over het behandelen van (loket) beambten waar je van afhankelijk bent: Breng ze niet in een stresspositie, want dat worden ze hard, héél hard.
--"Wat denkt u, is er een mogelijkheid om vandaag toch nog in Brussel te komen?". Het komt er uit op een duidelijk niet-eisende toon, vermoedelijk door het verwerkte onheilsvisioen.
--"U moet daarvoor naar het reserveringsloket", zegt ze met een vaag gebaar in die richtng en gaat verder met het sluiten van de deur van de Accueil. Terwijl ik nog wat aarzel, wendt ze zich weer naar mij en zegt dat ze wel met mij mee zou gaan naar het loket, want het is een ingewikkelde omboeking die ze moeten doen.
Bij het loket aangekomen tref ik een zwaar gestresste dame. Vermoedelijk veroorzaakt door de onverwerkte gevolgen van de emotionele buien waarmee boze passagiers haar hebben overweldigd. Maar mijn Accueildame weet met veel geduld een zeer geavanceerde oplossing uit haar te futselen. Met haast on-frans geduld en empatie. Het gaat ver boven de verplichtingen van de reserveringsdame onder stakingsomstandigheden. Die houden in dat de vastgelopen passagiers niet méér krijgen dan een rit naar het eerstvolgende overstapstation. Ik krijg een reservering naar Parijs vanuit Montpellier, maar verder wil ze niet gaan, hoezeer mijn Accueildame ook aandringt. Eigenlijk had ik die reservering naar Parijs zelf in Montpellier moeten bemachtigen. Ze verschuilt zich achter wat technische argumenten, maar het is duidelijk dat de Accueildame heel goed weet dat haar technische argumentatie niet deugt; de reserveringsdame 'staakt'. Ze maakt er geen rel van en legt mij uit dat ik in Parijs van Gare de Lyon naar Gare du Nord moet gaan om aldaar zelf een reservering voor de TGV-Thales van 1755 te krijgen.
--"Dat kunnen wij vanaf hier niet", zegt ze opvallend ambtelijk neutraal. Ze denkt even na en vraagt mij het nieuwe biljet terug.
--"Ik zal er een uitleg bijschrijven voor mijn collega's in Parijs".
En inderdaad. Op Gard du Nord hoor ik meteen dat alle treinen naar Brussel complet zijn en dat ze dat in Béziers voor mij hadden moeten doen, toen was er nog genoeg plaats. Dan verwijs ik naar de achterkant, naar het bijschrift van mijn Accueildame uit Béziers. Het helpt. De loketbeambte ontdooit en geeft mij een Autorisation d'accès sans garantie de place assise.
--"Het beste kunt u zonder verder vragen in de trein stappen en bij het bar-rijtuig ergens gaan zitten. Als er vòòr iemand komt met een reservering voor uw plaats, dat moet u natuurlijk opstaan, maar als de trein eenmaal rijdt hebt u recht op de plaats waar u zit".
In de trein lees ik de tekst op het biljet. Onder een dik stempel staat handgeschreven dat. . . 'als gevolg van een mouvement social sur la région Languedoc-Roussillon dit biljet is afgegeven zonder reservering'. Ik weet zeker dat ik zonder mijn Accueildame die avond niet in Antwerpen op de afgesproken tijd door Ghislaine had kunnen worden afgehaald. . . . En omhelsd . . . (doek valt).

terug eerste dagboekregel

Eindhoven, woensdag 6 juni 2001
De tijd gaat snel. Het weekend heb ik met Ghislaine doorgebracht in de rust en stilte van huis en tuin van Lakerstraat 5. Veel binnenshuis wegens het weer. Zaterdag kwamen vrienden voor een etentje. Aan uitgaan hadden we nog geen behoefte. Gisteren moest ik naar Den Haag voor een bezoek aan mijn tandarts en 's avonds gingen we samen naar een balletvoorstelling in de Stadsschouwburg. Ons eerste uitje. Er komt meer!
Overdag werken we allebei in huis. Ghislaine met haar therapie-cliënten en ik aan de papierwinkel die zich hier na een jaar afwezigheid heeft verzameld. Als de zon wat doorkomt wandel ik door de stad en verbaas mij over de 'nieuwe vreemdheid' die Eindhoven voor mij begint te krijgen. Geleidelijk aan zetten veranderingen zich door. Van feitelijke gebouwen en straten, maar ook van een meer onbenoembare sfeer. Als ik in de stad rondloop, ken ik er netzomin iemand als in Perth, Yzerfontein of Arica. Het gevoel dat het 'mijn' stad is, begint te vervagen. Ik probeer er nu even onbevangen rond te lopen als overal ter wereld. Dat kan, behalve als je iemand tegenkomt die je kent. Dat gaat opeens een wereld open van herinneringen. Zoals bij Leo, van Boekhandel Van Piere, die ik al heel veel jaren ken. Maar verder kijk ik naar de stad, naar de mensen, hoe die met elkaar omgaan en ik verwonder mij zoals in iedere andere vreemde stad. Vreemd inderdaad. Waar ligt het, bijvoorbeeld, aan dat ik vind dat de mensen hier allerhartelijkst met elkaar omgaan. Ik bedoel de sfeer in de drukke winkelstraten. Men roept elkaar toe. Het is wat luidruchtig; inderdaad. Men neemt geen blad voor de mond. Kennen ze elkaar allemaal? Wat ze precies tegen elkaar zeggen en roepen ontgaat mij grotendeels, maar het heeft de sfeer van begroetingsrituelen; het zijn geen zakelijke mededelingen of scheldpartijen. Er is een druk verbaal communicatieverkeer. Is dat Nederlands? Of is dat Brabants?
Het is half zes in de morgen. Mijn routine van om vijf uur aan-het-werk is weer hersteld. De lange marcheerwandeling is er bij ingeschoten wegens de regen en het druilen, maar ik denk dat ik dadelijk toch maar ga. Met paraplu. Om acht uur ben ik voor mijn jaarlijkse bezoek bij mijn huisarts. Ik denk dat ik daar met een reuze grote boog naar toe wandel. Dan heb ik mij 2-uurswandeling weer in ere hersteld. Hoog nodig na al die dagen binnenshuis.

terug eerste dagboekregel

Ledegem, bij Kortrijk (België), dinsdag 12 juni 2001
Na de verjaardag van mijn zoon Peter en zijn dochtertje Lisa in Utrecht afgelopen Zaterdag, en na de 70ste verjaardag van mijn zus Truce in Duitsland afgelopen Zondag --allebei prachtige feesten-- ben ik gisteren naar Kortrijk gegaan. Het was gepland als een doorreishalte op mijn reis naar Cessenon, maar het is helemaal anders uitgepakt.
Maar dat verhinderde mij niet om gisteren met Kurt en Tanya, oude vrienden uit Gent die daarvoor speciaal naar hier waren overgekomen met hun vijf maanden oude baby Beau, en met Julie, lekker lang in de zon te lunchen en weer eens helemaal bij te praten. En gisteravond, samen met Julie en haar man Michel, ging ik naar het Cultureel Centrum DE SPIL in Roeselare voor de feestelijke uitreiking van de seizoensbrochure 2001-2002.
Daarmee dook ik meteen in het lokale culturele leven. Ik ontmoette mensen die ik al eerder had ontmoet, luisterde naar de politiek-culturele perikelen zoals over de aandrang die een sponsor op het culturele beleid had uitgeoefend door zijn bijdrage te verbinden aan de eis dat er ook moderne dans zou worden geprogrammeerd. Ook hoorde ik de klacht van een ander die het Cultureel Centrum kwalijk nam geen zich wel te tooien met een naam die 'alle' cultuur claimt, maar voor de beeldende kunst letterlijk en figuurlijk geen behoorlijke ruimte te willen maken. Voor mij zijn het tekens van een actief regionaal kunstbeleid: Er is nog veel te wensen.
Bij het binnenkomen werden we via een donkere doolhof geleid naar zaal met de muziek, de hapjes, de speechjes en de brochures. De lichtpuntjes in de doolhof waren kleine kampeertenten waarin de gezelschappen die het komend seizoen het centrum zouden bezoeken met symbolen, foto's of teksten werden getoond. "Het zijn onze gasten die hier tijdelijk komen wonen. Ze strijken hier neer voor een paar dagen. Ze slaan er hun tenten op. Zij komen om ons iets van de cultuur van de wereld buiten ons laten zien", zei de direkteur in zijn speech. Ja, het had iets van de middeleeuwse vaganten, reizende kermisklanten. Dat was de sfeer die ze hadden gecreëerd.
Morgen zou ik doorreizen naar Cessenon, maar de promotie van Martine op de 19e had dat plan al gewijzigd. Ik zou hier ergens in het Belgische land of -kust --op een warme en schone plek-- de tijd afwachten tot de 19e. Maar nu ga ik morgen terug naar Eindhoven. Wat is er gebeurd?
Het jaarlijkse routinebezoek plus routinebloedproef bij mijn huisarts de vorige week leverde Vrijdag een verontrustend e-mailtje op: "Je hebt een leverstoring en je moet op korte termijn een internist raadplegen".
Het hele weekend hield het me bezig. Ik schommelde tussen 'totaal negeren' (want het leek op de buikpijn waarmee ik in het ziekenhuis in Perth was beland en die was vanzelf overgegaan) en 'alle afspraken afblazen' en Maandagmorgen naar het ziekenhuis hollen.
Langzaam daagden wat meer practische inzichten. Zondag stuurde ik een mailtje naar de assistente van de huisarts om voor mij een internist te regelen. Ik zou haar Maandag vanuit Kortrijk bellen.
En nu kan ik morgen terecht bij een diagnostisch centrum voor een "echo-onderzoek" en dezelfde dag --of de dag erna-- de nodige vervolgen. Pak van mijn hart! Ik zag mij al dat karwei klaren in Béziers, Montpellier of Tenerife. Dan is het toch wel handig dat het in het NLs kan.
Ik hou jullie op de hoogte.

terug eerste dagboekregel

Eindhoven, donderdag 14 juni 2001
De leverstoring lijkt met een sisser af te lopen. De echografie die gisteren is gemaakt van de bovenbuik leverde geen bijzonderheden zei de waarnemer van mijn huisarts.
--"Gelukkig, maar wat nu?", kon ik opgelucht zeggen.
--"We houden die afwijking in de gaten. Nu direkt een bloedprik en als het nodig is de volgende week nòg een keer"
Heel logisch, nietwaar? Waar was ik eigenlijk bezorgd over?
Intussen ben ik niet aan de Belgische kust in een hotelletje. Het plan is gewijzigd. Ik blijf in Eindhoven. Dat geeft mij de kans enkele mensen te zien die er bij het (al te) korte bezoek bij waren ingeschoten.

  • Vrijdag ga ik naar Delft voor die vergadering over de reunie van 2002 als mijn jaar vijftigste jaars wordt.
  • Zaterdag naar Patrick die in Delfshaven het honderdjarig bestaan van zijn (gerestaureerde) huis, zijn eigen vijftigste jaar en zijn twintigste van zijn relatie met Christel. Daar reis ik een straatje voor om.
  • Zondag naar Cadzand met Ghislaine. Dus toch een dagje zuivere zeelucht.
  • Maandag naar de tandarts in Den Haag.
  • Dinsdag naar Utrecht naar Martine's promotie.
  • Woensdag met de TGV naar Béziers, de echte warmte tegemoet.
Het is allemaal heel eenvoudig.

terug eerste dagboekregel

Eindhoven, zaterdag 16 juni 2001
Gisteravond was ging ik met de trein heen en weer naar Delft. Vertragingen en gedonder. Maar het lukte, precies middernacht was ik terug. Ik schreef al eerder dat ik mij in NL als een vreemdeling begon te voelen. "Alsof ik in Perth of een andere willekeurige stad rondwandel", schreef ik. Zolang ik met oude vrienden en buren verkeer heb ik dat niet zo, maar deze treinreis gaf mij dat gevoel weer in verhevigde mate. Ik voelde mij een Marsmannetje. Daarbij kwam ook de onwezenlijke sfeer van vertragingen en de oude Duitse wagons waaruit de trein bestond. Ook was er een stuk met een dubbeldekker. Zo ken ik NL niet. Helemaal de 'nieuwe vreemdheid' waarover ik 6 juni schreef.
Maar boeiend was het wel. Ik keek mijn ogen uit. Hetzelfde luidruchtig-hartelijke waarover ik mij al eerder verbaasde. Ook in de trein. Nog versterkt door het uitgaans-achtige publiek van Vrijdagavond. Ik zat in de coupé met een giechelig multi-raciaal stelletje, drie jongens en twee meisjes. Luidruchtig-lacherig flirtend.
Maar aangekomen in Delft, op mijn oude societeit, plofte ik meteen weer in een oase van herkenning. Natuurlijk was er ook veel veranderd, maar de studenten en de jongere reunisten die ik ontmoette vonden ook dat de buitenwereld wel snel veranderde --wellicht bedoelden ze alleen maar de inrichting van de bar e.d.-- maar binnenshuis bleef alles bij het oude in hun perspectief.
En zo bereidden wij een stukje van de jaarlijkse reunie voor. Niet het volgend jaar --zoals ik eerder schreef-- maar dit jaar worden we vijftigste jaars volgens een soort jaartellingenwiskunde waarmee ook de discussies rond de eeuw- en milenniumwisselingen in stand worden gehouden. Het was de voorbereiding van de reunie van de kroonjaren de vijf-en-twintigste, de veertigste en de vijftigste jaars die ieder jaar een speciaal plaatsje innemen.
Zo ontmoette ik mijn mede-jaarcommissaris --zoals wij in het studentenjargon heten-- Hans van Lonkhuijzen. Het was al een voorproefje. Mijn strenge voornemen om in koude perioden niet naar NL te komen smolt weg. Waarom zou ik niet een uitzondering maken voor de reunie in November? Of waarom niet naar het speciale jaarcommissarissendiner komen in September? Het weer valt misschien wel mee. En even héél kort. Even flits-flits.
Deze oase van herkenning kreeg nog een verlenging omdat ik met een jongere reuniste eindweegs terugreisde. Daarna was er weer die verwondering over dit vreemde kille land en de subcultuur van de laatste trein. Het was een stoptrein. Jongelui stapten in en uit, niet met dat lamlendige kater-achtige gedrag dat vroeger de laatste trein markeerde; het leek meer alsof het feest nu pas begon. Precies middernacht landde ik in Eindhoven. Op het station leek het wel of het feest pas begon. Teruglopend naar de Lakerstraat werd het stiller. Ik herinnerde mij een ontgroening toen ik zelf oudejaars was:
--"Wat valt je het meeste op als verandering van je leven als middelbare scholier en het studentleven?", vroeg ik.
--"Dat dag en nacht is verwisseld", antwoordde de feut zonder aarzelen.
En nu liep ik met dat gevoel rond. De feuten van nu zouden vast een ander antwoord geven op die vraag.

terug eerste dagboekregel

Eindhoven, zondag 17 juni 2001
Gisteren naar Rotterdam. Wéér dat Marsmannetjesgevoel en die oude Duitse wagons. Ik las onderweg De Volkskrant, een artikel over de Yahoo-generatie. Het is de niet-lezende generatie die de dood voor de kranten zal betekenen. (Intussen las ik er dat er 100 miljoen aanbieders zijn op de web en 400 miljoen consumenten. "Informatieovervloed", constateerde de schrijver spijtig). Nieuws is gratis op de web; daar kunnen kranten niet meer mee scoren. Kortom, het ging over de lange-termijnstrategie van De Krant. In zo'n geval gaat het niet meer om Le Monde, De Volkskrant of de NRC, het gaat over een soort "massacommunicatie" waarin de krant zoals wij die nu kennen niet overleeft. Maar "de kranten" moeten dat wèl zelf plannen. Moeten daar wèel hun investeringen uit afleiden. Voor een "toekomst zonder krant". Hoe moet dat? Je eigen "dood" plannen; niet als individuele onderneming, maar als bedrijfstak. Méér nog, als cultuurfenomeen.
Eerder op de ochtend had ik een heel lang gesprek gehad met een vriend die zijn kennis en ervaring inzet rondom het "vlagwoord" sustainability. Het werd een heel lang gesprek en de boeiende observaties en opmerkingen tuimelden over elkaar. Letterlijk zelfs, want mijn bloknoot begon vol te raken en ik begon nieuwe ideeën over de oude te schrijven. Het is niet omdat mijn vriend een warhoofd is; hij heeft het allemaal helder op een rijtje in zijn hoofd, maar in woorden en samenhangende frasen en alinea's samenvatten is met dat totaalbeeld in strijd. Die strijd voert hij dan ook permanent, en ik ook. Die gekrabbelde aantekeningen had ik bij mij in de trein om die uit te werken, of om --op z'n minst-- de meest frappante en begrijpelije frasen te redden van vergetelheid in deze hectische dagen vlak voor mijn vertrek.
Ik trof daar een toepasselijke gedachte. Mijn vriend had gezegd dat je geen echte lange-termijnplanning kunt doen als je je eigen voortbestaan niet ter discussie kunt stellen. Je moet de uitdaging aannemen in die onzekerheid te leven. Het moderne korte-termijndenken weet hij dan ook aan het niet-aannemen van die uitdaging. (Natuurlijk had hij er het woordje "onder andere" aan toegevoegd en vervolgens weer een aantal frasen geformuleerd dat moesten illustreren. Maar die had ik niet ordelijk genoeg neergeschreven om die alsnog te kunnen rijmen met het voorgaande.)
Ik stond stil bij die naakte frase met "je eigen voortbestaan ter discussie stellen" en vergeleek dat met het artikel in De Volkskrant. Ik vond het --per saldo-- een redelijk goed artikel. Naast de korte-termijnkonstateringen dat de nieuwe generatie geen krantenlezers zouden zijn en dat The Web hun laatste strohalm --die van het hot news-- had afgepakt, stonden er op z'n minst enkele discussiepunten in waarin het voortbestaan van De Krant aan de orde werden gesteld.
Daarna ging ik ook de andere artikelen met die ogen bekijken. Inderdaad, de winst aan het einde van het jaar --of zelfs het volgende kwartaal-- en de volgende verkiezingen waren de dominante criteria. Alsof de wereld dan zou ophouden te bestaan.

terug eerste dagboekregel

Eindhoven, dinsdag 19 juni 2001
Het begint allemaal wat jachtig te worden, zo de laatste dag voor mijn vertrek. Maar vandaag is het grote feest waar ik wel "een straatje voor heb omgelopen": De promotie van Martine!! Ik ben werkelijk diep gelukkig dat zij deze mijlpaal heeft bereikt. En apetrots ook!
Onder deze omstandigheden komt het er niet van om een meer beschouwende beschrijving te geven van wat mij bezighoudt. De musical die ik Zaterdag met Ghislaine zag "42nd Street" door Joop van den Ende gebracht in zijn traditie van "Anatevka" en "Oliver!", bijvoorbeeld, die mij trof door zijn speciale kermisachtige musicalsfeer en songs als Lullaby of Broadway en andere klassiekers van het lichte repertoire.
Of wat het mij Zaterdag deed om het feest bij Patrick mee te maken: Zijn honderjarige huis in Delfshaven, zijn eigen vijftigste jaar en het twintigste jaar van zijn relatie met Christel. En, niet te vergeten, Albert, een collega uit Delft, weer eens te zien.
Het blijft gewoon even bij enkele opmerkingen for-the-record: Vandaag naar Utrecht voor het feest en laat thuis natuurlijk. Ghislaine gaat vanavond nog naar haar werkplek voor de komende dagen in een hotel in bij Zierikzee. Ik kom vanavond (laat!) terug in Eindhoven en vertrek morgenvroeg 0533 naar Béziers waar ik om 1751 door Olivier van het station wordt afgehaald. Hij bood mij aan naar Cessenon te rijden.
Wegens een tandartsbehandeling --waar ik haast achter wil zetten ivm met die mogelijke "leverstoring"-- kom ik 5 Juli even terug in NL. Dan kom ik weer in September voor mijn verjaardag die ik Zondag 2 September zal vieren. Daar kom ik nog op terug, want dat wordt een leuk reunie-achtig feestje, want ik baal dat ik niet "iedereen" even kan zien gedurende mijn flitsbezoeken. Vanwege die tandarts moet ik dan ook nog eind September terug zijn. Dat geeft de mogelijkheid om aan een dineetje in Delft deel te nemen met de reunie-commisarissen om onze "gouden" reunie in November voor te bereiden. Wellicht riskeer ik het voor één keer zo laat in de herft naar NL te komen om samen met mijn jaargenoten onze gouden lidmaatschap van het aloude Virgiel te vieren.
Kortom, het dagboek blijft vandaag even bij dat soort mededelingen.

terug eerste dagboekregel

Eindhoven, woensdag 20 juni 2001, vertrekdag!!
Het was gisteren een prachtdag. De promotie die mijn trotse-vadergevoelens nog eens extra streelde. De ontmoetingen met familie en kennissen. De verassing dat Bernd en Theo opeens voor mijn neus stonden: Ze woonden in de buurt en ze waren naar aanleiding van de berichten in dit dagboek ook maar eens komen kijken . . .
Maar nu is het tien voor vijf in de morgen. Om 0533 gaat mijn trein. Dit station gaat sluiten.

terug eerste dagboekregel

Cessenon sur Orb (Frankrijk), donderdag 21 juni 2001
Het was een lange reis en ik kwam stipt op tijd aan. Olivier kwam mij afhalen. Ik heb vanmorgen meteen de 2-uurse ochtendmars gemaakt. Om de vuile stadsluchten uit mijn lijf te spoelen, maar ik ben niet direkt aan dit dagboek begonnen. Ik had veel tijd nodig om aan dit "vreemde pakhuis" te wennen. Ik leef zò in het "Hier & Nu" dat ik alles vergeet als ik even weg ben geweest. Bovendien had ik tijd nodig om de stapels post 'even' te bekijken en Maria Dolores, die bij onze afwezigheid voor het huis zorgt, te begroeten.
Ook moest ik Mena begroeten, de fruitplukker/ -producent -handelaar, hier in de buurt, die er zijn beroep van maakt om --naast de verzorging van zijn eigen boomgaard-- voor privé-fruitboombezitters te plukken en het in zijn winkel-aan-huis te verkopen. Hij spreekt graag Spaans met mij. Hij is een vluchteling voor Franco, maar heeft nooit goed Frans geleerd en zijn Spaans is niet meer dan het Valenciaanse dialect van zijn kindertijd. We spreken dan over de verschillende soorten perziken of over nisperos, of over pruimen; van welke eigenaar die zijn, hoe ze smaken en welke perziken hij de volgende week zal hebben.
We doen dat in een mengelmoesje, want zijn Frans versta ik even slecht als zijn Spaans. Maar het doet hem wat. Vooral als er buren in zijn toko staan die hem verbaasd aankijken en hem wellicht daarom zijn slechte Frans vergeven. Weten zij veel . . . Mena stijgt in hun achting omdat hij een buitenlander in zijn eigen taal kan aanspreken. Dat kunnen zij niet. Daarom ga ik ook nooit over in het Frans als er buurtgenoten bij zijn. Het is een soort geheim bondgenootschap. Mena is dan trots. Als ik iets koop als de buren weg zijn, geeft hij royaal overwicht als stilzwijgend bedankje.
Vandaag was het goed warm. Dat had ik wel nodig --die 35 graden in de schaduw-- om bij te trekken. Maar loom werd ik er wel van.
Het dagboek moest dus wachten op de avondkoelte van dit moment, afgewisseld met slepen met tuinslangen om de verwaarloosde bomen water te geven. De zoon van Maria Dolores vierde zijn verloving bij haar thuis. "Vijftig gasten" zei ze telkens enthousiast als verklaring dat ze werkelijk geen tijd had gehad voor de tuin.
Ook mijmer ik veel na over de promotie van Martine; over de zeer korte maar (althans míj)ontroerende ontmoeting met Carla, mijn ex en de moeder van Martine, waar ik na vele jaren een paar woorden heb proberen te wisselen. Het bleef eenzijdig. Het antwoord was non-verbaal. Wat betekende het? Het houdt mij bezig. Tekstflarden en herinneringen gieren door mijn hoofd. Ik heb al hele stukken geschreven om het onder controle te krijgen. Ik kom er op terug.
En dan de toespraak van Peter om zijn zus te feliciteren en die daarbij de trots op zijn beide ouders uitsprak. Hij heeft mij vandaag de tekst per e-mail gestuurd. Ook dàt is teveel voor vandaag. Morgen verder.
Ik heb mijn energie vervolgens gestoken in een nieuwe versie van Reisplannen, want de plannen voor deze zomer die ik o.a. met Ghislaine (en de tandarts!!) heb gesmeed zijn vastgelegd in 'hardware'. D.w.z. in TGV-treinbiljetten gekocht gedurende de wachttijd, gisteren op Lille-Europe. Ik kom drie keer naar NL alvorens in de herfst naar La Gomera en het zuidelijk halfrond te vertrekken. Ik lijk wel een postduif die het heen-en-weer heeft.
Nu ligt ook definitief de dag van mijn verjaardagsviering vast. Een enkeling had ik gezegd Zaterdag 8 September daarvoor vrij te houden, maar het is definitief Zondag 2 September. Plaats en detail volgen, maar, mijn gewoonte volgend, zal het wel een gespreid feest worden: vanaf een beschaafde brunchtijd met een opgetut hollands kopje koffie tot niet al te laat in de avond. En natuurlijk ook wijn. Wellicht iets uit deze streek.

terug eerste dagboekregel

Cessenon sur Orb (Frankrijk), vrijdag 22 juni 2001
--"Ook mijmer ik veel na over de promotie van Martine", schreef ik gisteren, "over de zeer korte ontmoeting met Carla" en ook over "de toespraak van Peter om zijn zus te feliciteren.
--"Ik kom er op terug", schreef ik ook. Hier ben ik:

Ze kwam binnen in een rolstoel, revaliderend van een infarct van bijna een jaar geleden. Ik had er wel van gehoord, maar onze communicatie-blokkade verhinderde mij rechtstreeks mijn medeleven te laten blijken.
--"Wij kennen zo langzamerhand heel wat gescheiden ouders", had mijn zoon een paar jaar geleden gezegd, toen het ijs tussen ons wat begon te breken, "maar zo bruin als jullie het bakken is er geenéén", en hij doelde daarbij op het volledig gebrek aan communicatie; afwijzing zelfs en de weigering van mijn ex om op een familiefeest te komen als ik werd uitgenodigd.
--"Jullie komen allebei of géén van beiden", had Martine laten weten toen in 1991 haar artsdiploma in zicht kwam. Een paar jaar eerder had Peter, de diplomaat, mij daarom niet voor zijn bruiloft uitgenodigd. Hij had het mij omstandig uitgelegd en nodigde mij alvast uit op zijn promotiediner een jaartje later, in 1988.
--"Het ene is familiaal, meer voor moeders dus. Het andere meer academisch, meer voor vaders dus", probeerde hij uit te leggen, maar vermoedelijk overtuigde hij zichzelf niet eens.
--"O.K.", zal ik wel gezegd hebben en ik keek uit naar een vrijelijke deelname aan een feest waar ik als trotse vader een mijlpaal van mijn zoon kon meemaken in de richting van "De Grote Buitenwereld". Ik bereidde een speech voor waarin ik hem feliciteerde met zijn zelfontdekkingen in een wereld die ik ook niet kende.
Maar toen het promotiefeest kwam, had Peter de spelregels gewijzigd. Terecht, want het is niet aan de kinderen de problemen van hun ouders op te lossen. Maar voor mij werd het een frustrerende ervaring. Toen ik de nog vrijwel lege receptiezaal binnenstapte zag ik mijn ex op grote afstand staan, omringd door broer, zus en schoonzus en andere bodyguards. Ze was toch gekomen, ondanks mijn aangekondigde aanwezigheid. Ik aarzelde maar stapte er toch op af. Met kloppend hart, want we hadden elkaar sinds de scheiding niet meer gesproken. Het allernoodzakelijkste contact ging onverbiddelijk via tussenpersonen. Ik liep door de halflege zaal naar het groepje en een nieuwe mogelijkheid.
--"Ik heb wel voor hetere vuren gestaan", zei ik tegen mezelf om mij moed in te spreken. Ik werd demonstratief als 'lucht' behandeld. Ik keek enkele ogenblikken bedremmeld, incasseerde mijn verlies en draaide mij om op zoek naar andere kennissen in deze academische wereld.
Tijdens het diner zaten 'ze' aan een tafeltje apart. Ik bracht het niet op om nóg een poging te ondernemen en de speech die ik ondertussen bedacht en verbeterde, hield ik vòòr mij. Die heb ik later aan Peter gestuurd. Ik leek mijn emoties onder controle te hebben.
Na het diner bracht Peter mij naar de taxi. Bij het afscheid barstte ik in huilen uit. Hij omarmde mij troostend. Hij begreep het, maar had er --netzomin als ik-- woorden voor. Voor hem was er die dag een deur opengegaan naar de toekomst, voor mij ging er een deur naar het verleden dicht. Het eerste stond ongeveer zo het in de onuitgesproken speech. Het huilen en de troost van Peter schudden het oude verdriet over de afstand van mij af. Het zijn niet steeds de vaders die hun kinderen troosten. Het kan ook omgekeerd. We stonden tegenover elkaar met een schone lei. Als volwassenen.
De mededeling van Martine in 1991 greep ik met beide handen aan om tot een nieuw contact te komen en de weigeringen tot onderhandelen te doorbreken. "Negéren & traineren" waren haar belangrijkste wapens. Gedurende de maandenlange onderhandeling raakte ik onthecht van de laatste sporen van winnen/verliezen. Ik zocht slechts naar de werkelijke mogelijkheden, hoe verdrietig-gering die ook zouden zijn. Maar daarbinnen zocht ik naar het uiterste, naar het-onderste-uit-de-kan. Ik gebruikte het hele repertoire --en méér dan dat-- van de bestseller van William Ury, 'Getting past No', die ik toen nog niet had gelezen. Onder de paraplu van 'De Mededeling van Martine' zocht ik naar een afspraak waardoor wij bij alle belangrijke gebeurtenissen in het leven van onze kinderen samen konden genieten, rouwen of trots zijn. Het lukte, al moest ik de conditie accepteren dat wij in uiterste hoeken van de feestruimte zouden verblijven. Maar op het feest, in die huiskamer van Martine's flatje in Amsterdam, heeft iedereen ons een half uur geanimeerd zien praten.
Op basis van dit succes kwam Peter, the family man, met het voorstel om samen kerstfeest te vieren. Bij hem thuis. In Utrecht. Zij accepteerde, maar verbond het aan mijn niet-aanwezig zijn.
--"Hoezo?", belde ik op.
--"We hebben dat inderdaad afgesproken voor belangrijke gebeurtenissen, en dit vind ik niet belangrijk genoeg."
Ik weet dat ik mij niet kwaad, verdrietig op verongelijkt voelde. Ik glimlachte zelfs. Mijn ego zat niet meer in winnen-of-verliezen. Dit was kennelijk het onderste-uit-de-kan van onze relatie-mogelijkheid, al had het er even anders uitgezien. Voor mij was de lucht definitief opgeklaard.
--"Zij nodigt mij maar uit, ik neem geen initiatief meer," dacht ik. Ik had een oneigenlijke verantwoordelijkheid losgelaten.

Door het bericht van de infarct --enige weken na de gebeurtenis-- ontstond er nog even een rimpel in dit voornemen, maar ik ondernam niets.
Maar toen zij eergisteren binnenkwam in een rolstoel barstte de twijfel in volle hevigheid los. Per slot sloot ik mij aan bij de rij van de begroeters.
--"Ik heb wel voor hetere vuren gestaan", zei ik weer tegen mezelf om mij moed in te spreken. Als 'lucht' behandeld worden kon mij ook niets schelen. Wat ik zou zeggen, liet ik over aan de ingeving van het moment.
--"Ònze dochter," bleek ik te zeggen met een gebaar in de richting van Martine, "daar kunnen we trots op zijn."
Haar gezicht verstrakte lichtelijk en ze knikte onduidelijk alsof ze een meer duidelijke knik onderdrukte. Ik ontspande. Ik herkende haar. Haar onmogelijkheid mij toe te laten. Dit was het onderste uit de kan tussen ons. Wij moeten iets ongelofelijks prachtigs in onze handen hebben gekregen toen wij elkaar leerden kennen, onze prachtige kinderen bewijzen het, maar we hebben er voor ons samen niets van kunnen bakken.
Op het feestje in de namiddag hield zij zich afzijdig aan een apart tafeltje omringd met een cordon. Ik had er geen behoefte aan mijn eventuele 'welkom' te testen.
En toen kwam de speech van Peter. Hij doorbrak de ongeschreven --maar diepgewortelde-- regel die in het huishouden van zijn moeder heerste. "Over de ex wordt in mijn nabijheid niet gesproken; zijn naam mag niet vallen".
Hoewel ik vanaf het begin dat de kinderen 'op bezoek' kwamen liet blijken daar anders over te denken en zelfs tot hun verrassing --of ontsteltenis-- positieve opmerkingen kon maken, had die regel een taai leven. Peter doorbrak die nu definitief. Hij beschreef ons niet alleen als 'onze familie', hij herkende ook het rolmodel dat wij beiden voor hem waren geweest. Ondanks onze strijd.
Na een inleiding over verschuivende betekenissen in het bestaande, prees hij zijn zus om haar bijdrage aan de maatschappij; in de contekst van de bijdrage van onze familie:

Ons gaat het er niet om het bestaande te continueren, maar om het nieuwe te verkennen. Onze bijdrage is niet om het veld te egaliseren, onze bijdrage is om een nieuw pad door dit onbekende terrein te laten zien, en geen genoegen te nemen met een antwoord als "dat is nu eenmaal zo", om door te blijven gaan met proberen, al lijkt het doel nog zo ver weg. Of het nu over een wetenschappelijk probleem gaat, je persoonlijke ontwikkeling of een probleem van je kind.

Dit is een onderdeel van de bijdrage van onze familie aan de maatschappij. Dit is wat onze familie probeert te bereiken, ook al gaat dat soms gepaard met grote persoonlijke offers. En hoe verdeeld we nu ook zijn, daarin zijn we samen en herkennen we elkaar. Wij hebben vaders en moeders van wie wij deze capaciteiten hebben gekregen. Het is niet altijd makkelijk om deze capaciteiten in onze maatschappij te hanteren, maar wij accepteren ze zoals ze zijn, en het is onze verantwoordelijkheid er mee te leren leven. Vandaag zien wij daarvan een resultaat.
Misschien bedoelde Peter met 'een resultaat' de doctorsbul, de mijlpaal in het leven van de feesteling van de dag. Maar 'de bijdrage van onze familie' en 'daarin zijn we samen en herkennen we elkaar' verdiepte mijn trots op mijn kinderen. Dat is ook 'een resultaat.
Ode to my family heette zijn tekst, en hij draaide Cranberry's Ode to my family, als slotmuziek. Ik was niet alleen trots op mijn kinderen. Ik kon eindelijk openlijk mijn trots op hun moeder delen, die onvermoeibare strijdster voor hulp aan ADD-kinderen, lang voor het zo heette. Dwars door alle barricades van autoriteiten. Een nieuw pad door onbekend terrein, ook al lijkt het doel nog zo ver. Dat liet ze zien.

Intussen is het acht uur in de avond. Het was een warme dag. De temperatuur onder de platane-mûrier liep op tot 37 graden en begon om zes uur af te nemen. Binnen was het lang onder de dertig gebleven, maar passeerde rond zes uur die grens. Om acht uur kruisten beide curven elkaar en kon ik de deuren en ramen opengooien. Precies op het moment dat ik dit verhaal af had.

terug eerste dagboekregel

Cessenon sur Orb (Frankrijk), woensdag 27 juni 2001
Ik heb verschillende hartverwarmende mailtjes gekregen over mijn mijmeringen bij de promotie van Martine. Ook de vraag om de hele Ode to my family, de speech van Peter waaruit ik bijna de helft citeerde, op de site te zetten. "No worries": Klik maar!! Dan kun je 'm helemaal lezen.
Ik heb helaas geen publieke toespraak voor Martine. Dat is de enige schade. Daar moet in nog wat (publieks) op verzinnen.
Intussen trof ik in mijn archief nog een exemplaar van mijn speech bij Peter's promotie. De ga ik scannen --ik heb 'm bij me, samen met een paar van mijn sprookjes uit die tijd-- en die ga ik allemaal op de site zetten. Dat geldt ook voor een paar sleutelartikelen uit die tijd --mijn intreerede, bijvoorbeeld-- die ik toegankelijk wil maken. Dat is niet helemaal uit nostalgie. Het thema waar ik mij toen aan verslingerde, was toen net zo actueel als nu. De strijd van de vernieuwer tegen de behouders is eeuwig.
In mijn intreerede die ik nu heb opgevist vind ik een citaat van Machiavelli:

Men dient namelijk voor ogen te houden dat niets qua voorbereiding moeilijker, qua succes twijfelachtiger en qua uitwerking gevaarlijker is dan zich opwerpen als iemand die vernieuwingen wil doorvoeren. Want hij die dat doet, heeft hen die van de oude toestand profiteren tot vijanden, terwijl hij slechts lauwe verdedigers vindt in hen die van de nieuwe toestand zouden kunnen profiteren.
Bezig zijn met die controversiële vernieuwing zag ik als mijn levenstaak. Nadat ik de studenten beloofd had ze wegwijs te maken in de actuele denkpatronen; de schema's-- voeg ik daar aan toe:
Met mijn hart wil ik echter meer. Ik zou u ook willen leren om, als de tijd gekomen is, deze schema's te ontmaskereren. Daarvoor hebt u moed nodig en volharding, want u vindt daarbij niet onmiddellijk bijval. Ook durf, om tenminste voor enige tijd, randfiguur te zijn. Daarvoor wil ik mij inzetten.
Maar goed, lees het hele verhaal maar eens. Hopelijk staat het binnenkort op deze site. Misschien ook nog enkele aardige plaatjes van Stephan Verwey, destijds in De Volkskrant, waarvoor ik de heuse toestemming had gekregen om ze te publiceren in mijn boekje.
De volgende keer verder, want dit thema heeft nogal wat opengemaakt.

terug eerste dagboekregel

Cessenon sur Orb (Frankrijk), donderdag 28 juni 2001
Ik heb mij vandaag bezig gehouden met het afmaken van een NLse vertaling van een boek van Milan Kundera dat alleen nog in het Spaans is verschenen. Ik was daar al lang mee bezig, want het begon bijna twee jaar geleden in mijn Spaanse les om het hoofdstuk-per-hoofdstuk in het Spaans samen te vatten. In twee etappes zou ik zover moeten komen dat (vrijwel) geen van de woorden uit het boek nog in mijn samenvatting zou voorkomen. Inderdaad heel moeilijk, maar ik leerde er wel veel van.
Door de grondige bestudering van de tekst, was het maar een peuleschilletje om het ook in het NLs te vertalen. Althans dat leek zo. Aldert hielp mij de correcties en hij haalde er nog enkele limburgismen, iberismen en andere -ismen uit. Bij het Zuid-Afrikawijngebeuren, nèt een jaar geleden, had ik een ongecorrigeerde vertaling van hoofdstuk 9, Odysseus, bij me omdat het zo toepasselijk was. Misschien herinneren sommigen zich dat.
Maar nu is het helemaal klaar en gaat het op mijn site. Allereerst op deze dagboeksite maar vlug ook op de archiefsites. La Ignorancia in html. Binnenkort ook als Word97 file waardoor je het heel mooi kunt printen. Dat is toch "meer boek" dan html-geprint.
Mijn archiefsites moet ik jullie nog eens onder ogen brengen. Ik breng de nieuwe dingen wel altijd tijdelijk onder op deze dagboeksite, maar mijn archief-buitenshuis is het niet. Dat zijn er op het moment drie, omdat er sommige in ongerede waren: Twee ervan waren opeens 'oplaad-resistent'. Op den duur wil ik naar twee betrouwbare, maar dat gesjoemel zal nog wel even duren.
Het voordeel is dat daar 'alles' staat, en ook is ondergebracht in 'bibliografieën', dwz je kunt bv alle NLse reisbrieven, vóór je ze opent, in beknopte vorm lezen. Probeer maar eens, dan hoor ik wel of het bevalt, of dat ik het goed uitleg. Ook vind je ook allerlei .txt en .doc die ik voor de zekerheid gebruik. De concept-kundera's staan er bv nog en andere artikelen die niet op de voorgrond staan.
Ik zet ze hier nog eens neer, maar ze staan ook altijd achteraan op deze site onder het kopje "Mijn andere sites":

  1. Archiefsite 1, wanadoo.fr
  2. Archiefsite 2, Compuserve
  3. Archiefsite 3, zonnet.nl
  4. toevoeging dd 5 oktober 2002:
    Zie aktuele informatie op de hoofdpagina van het dagboek
Veel plezier met Kundera en succes met het verkennen van mijn archiefsites.

terug eerste dagboekregel

Einde dagboek juni 2001