Cessenon sur Orb, zondag 21 juli 2002
"Pourquoi le capitalisme est malade" was de koptitel van Le Monde van Vrijdag. Een cartoon illustreerde het kapitalisme als een schip dat zijn eigen ijsbergen produceerde. Alsof het wilde zeggen:
--"Foutje gemaakt! maar we hebben het gevaar onderkend en in de hand".
Het beloofde antwoord op de vraag, waarvoor 13 kopstukken --"acteurs du monde économique", noemde Le Monde ze-- kwam kwam inderdaad niet verder dan kritiek op "ietsje te ver gaan" en "enkele --geïsoleerde-- misdragingen". Correcties in de marge. Kurieren am Symptom. "Niks aan de hand, ga maar rustig slapen", leek het wel.
Slechts één vond het 'wel wenselijk' als er een werkelijke tegenmacht zou komen. Hoewel er 'vrijheid van handelen' moet blijven, zei hij, was de aanmatiging van de kapitalisten toch wel wat erg groot.
Ook de enige vakbondsman van het gezelschap bracht het niet verder dan dat er in pensioenfondsen vertegenwoordigers van de gesalarieerden en gepensioneerden moesten komen voor de 'sociale verantwoordelijkheid'.
De rest van de adviezen beperkte zich tot wat technische details van het beurs- en optiegebeuren, of vond dat ze op Harvard wat meer colleges ethiek moesten geven, of dat we de regels niet hoefden uit te breiden, 'alleen maar' toepassen.
--"We hebben een slechte naam gekregen", vond de PDG van Illycafé, "die moeten we herstellen".
--"Het is toch te gek", vervolgde hij, "dat je de directeuren vlak voor het failliet van het bedrijf met waanzinnige sommen geld in hun zak vertrekken".
Niemand ging uit van de hypothese dat het om een ongeremde beroving gaat van de zwakken door de sterken. De machtige wordt daardoor steeds machtiger. Het negentiende eeuwse kapitalisme deed dat ook. Het beroofde de mensen en de natuur, maar in de 20ste eeuw is het socialisme er in geslaagd 'roversmaatje' te worden. Het beroven ging door, alleen kregen de 'arbeiders' een groter deel van de poet. Het socialisme verloor zijn onschuld definitief. Ook het democratisch socialisme. Het totalitaire (leninistische) socialisme had allang zijn onschuld verloren.
In dat licht bezien zullen de etiek-colleges op Harvard niet veel uithalen. En welke staat zal de schuldigen straffen als de politieke macht van het kapitalisme blijft domineren?
Nee, het blijft wachten op de werkelijke countervailing power. Zoals Montesquieu zei: Macht kan alleen door tegenmacht in toom worden gehouden.
Natuurlijk kunnen we wachten tot er 'vanzelf' een nieuwe countervailing power ontstaat. Die zal zeker komen, als de ellende maar groot genoeg is. De volledig zinloos geworden aristocratie kon nog heel lang een uitbuitingssituatie volhouden. De 'vanzelf' ontstane countervailing power was navenant. Er was een complete Franse Revolutie voor nodig, met naweeën tot in de 20ste eeuw. Ik hoop dat er minder nodig is om 'de ziekte van het kapitalisme' te genezen.
terug eerste dagboekregel
Cessenon sur Orb, maandag 22 juli 2002
Het boek waar ik Zaterdag over schreef is uit. Het was het boek van Tim Krabbé "Kathy's Dochter". Peter had het voor mij achtergelaten en stuurde mij later een recensie van Arjen Peters uit De Volkskrant. Die heb ik bewust tot ernà bewaard.
De recensie vergelijkt het verhaal met de geschiedenis van Orfeus, die kort en gelukkig getrouwd met Eurydice zijn geliefde verliest door een fatale slangenbeet. Orfeus voelt zich verlaten en dringt met veel moeite en intrigue door tot het land van de dood. Hades geeft hem bij wijze van uitzondering toestemming Eurydice mee te nemen naar het land van de levenden. Per slot mislukt het omdat Orfeus zich niet aan de voorwaarden van Hades houdt.
Het patroon van 'de geliefde uit de dood terughalen' zit er wel in, maar dan toch op een heel andere manier. De verteller, tevens ik-figuur genaamd Tim Krabbé, is in 1962 één maand lang smoorverliefd op Kathy geweest en heeft het eenzijdig uitgemaakt. Hij was toen 19, had schrijversambities, maar vooralsnog geen produktie. Hij zat er nogal mee en schreef er een --ongepubliceerd-- boek over. Wezenlijke pogingen om haar terug te halen --of om haar op te sporen--werden niet ondernomen. De dochter, acht jaar na de verbroken verkering geboren, biedt het hem na 37 jaar allemaal aan op een presenteerblaadje. Het is alsof hij de verbroken verkering kan overdoen en er en ander einde bij kan kiezen.
Gelukkig wordt het dan niet helemààl een 'oude bok lust wel groen blaadje' geschiedenis met non-stop vrij- en klaarkomscènes. Het gaat om twee smoorverliefden die met taal en gebaar die toestand ongeremd beleven. De zinloze en tevens zo betekenisvolle dialoog van nonsensicale woorden komen prachtig uit de verf. De werkelijke bedoelingen van beide spelers worden niet duidelijk hoewel er geleidelijk een groei optreedt van onbewuste naar meer bewuste bedoelingen. Daar zitten boeiende psychologische doorkijkjes bij. Ongetwijfeld voer voor psychologen hoe een middelbare man, bevangen door seksuele lust de moeder en dochter verwart of hoe de vrouw 's nachts droomt van haar moeder die op een stoel aan het voeteind van het bed zit waar ze met haar (Kathy's) ex-vriendje ligt te vozen. Ook hoe die verwarringen geleidelijk ontrafeld worden.
De iets meer expliciete bedoelingen zijn eenvoudig, maar slechts een deel van de realiteit: Hij wil weten hoe het Kathy is vergaan en zij wil weten wat voor mens haar moeder in haar jonge jaren was. Zeker is dat --naar objectieve maatstaven van kennissen gemeten-- moeder en dochter ongelofelijk op elkaar lijken.
Andere 'verklaringen' die terloops de revue passeren zijn dat de dochter wraak neemt op haar moeder of dat Tim zich nog steeds laat gebruiken als een oen in het liefdesspel. M.a.w. dat hij alleen achterblijft, zonder een vaste relatie. Het zij zo.
Mij boeiden vooral de twee hoofdvertellijnen. Enerzijds het verhaal-van-nu, waarin Tim met de dochter verkeert en anderzijds de herinnering --het ongepubliceerde boek-- over de relatie met Kathy. Het gaat mij daarbij niet om de zinnen als zodanig; die zijn soms moeilijk --althans zeker niet vlot-- leesbaar. De dialogen daarentegen zijn vindingrijk en beeldend. Het zekere-onzekere, het verwarde van de verliefde toestand en toch die ferme uitspraken van de verliefden zijn uit-de-kunst.
Die twee vertellingen zijn echter niet onafhankelijk. De verteller herschrijft zijn ongepubliceerde boek in afleveringen voor zijn nieuwe geliefde. Hij voorziet het ruimschoots van nieuwe observaties en commentaar (en wellicht manipulaties). Dat houdt de spanning er in. De laatste aflevering, waarin de relatie met Kathy wordt uitgemaakt, houdt de verteller lang voor zich. Bang, terecht wellicht, dat ook de bedvreugde van 'de oude man en het groene blaadje' daarmee voorbij zal zijn. Zo rekt hij de relatie precies 200 dagen.
Het lijkt mij dat de metafoor van Sheherazade en de vertellingen van duizend-en-een nacht hier beter op van toepassing is dan die van Orfeus. Zolang Scheherazade bleef vertellen, werd ze niet onthoofd.
terug eerste dagboekregel
Cessenon sur Orb, dinsdag 23 juli 2002, Martine jarig!! Proficiat!!
Gisteren is eindelijk de 'grote jaarlijkse klus' begonnen van het snoeien van de vuurdoornhaag. Ik had er niet zoveel zin in nadat ik die het vorig jaar diep had uitgesnoeid. Ik had geen zin meer in zo'n "eenzaam prestatieavontuur".
Maar. . . er kwam hulp opdagen. De onvolprezen Maria-Dolores, die door het jaar een oogje in het zeil houdt, diepte uit haar grote familiekring een neefje en een nichtje op. Allebei studenten die wat willen bijverdienen. Die zullen mij deze week komen helpen. Voorlopig iedere middag tussen 1700 en 1900. Bovendien zijn er nog vele ander klussen in de tuin die op die manier wat serieuzer aan de beurt komen dan alleen als 'afleiding' van mijn lees- en schrijfwerk. Ik hou jullie op de hoogte van de vorderingen. Gisteren hebben we de haag aan de voorkant van buiten en van binnen afgemaakt. Voor vandaag staat de lange zijkant langs het pad naar de achterbuurvrouw op het programma. Dat is een heel precies karweitje, want zij heeft al eens een lekke band gehad van slecht opgeruimde doornen. Ik ben gisteravond daarom op beleefdheidsvisite geweest.
En ik ben nu ook weer 'ingewijd' in de onvermijdelijke schrammen op armen en benen en splinters in handen en voeten. Het zijn gemene doorns, die van de Pyracanthus; ze maken onmiddellijk vuurrode plekken en veroorzaken gemakkelijk ontstekingen. Ik moest er vanmorgen nog een onder uit mijn voetzool halen.
terug eerste dagboekregel
Cessenon sur Orb, woensdag 24 juli 2002
Het is het einde van de derde haagknipdag. Ik was na het eten, om acht uur, doodop. Ik ben eerst wat gaan slapen. Het is nu bijna middernacht. We gaan er hard tegenaan. Wij, dat is broer David, zus Virginie en ik. Dat samenwerken stimuleert mij wèl tot een hoog en ononderbroken tempo. Virginie komt al om drie uur en blijft tot zes. David houdt het bij vijf tot zeven. Na het noodzakelijke opruimen, hield ik het ook voor gezien. Gelukkig --niet helemaal toevallig ;-)-- had ik vanmorgen besloten de 'pittige marcheerwandeling' over te slaan. Met de zware knipmachine de ruim twee meter hoge haag knippen heb ik voldoende 'pittige armbewegingen'.
Toen David de knipmachine, de tondeuse, overnam, maakte ik met Virginie een groot gat in de kei-achtige bodem met 'kiezels' zo groot als paardevijgen. Ik met de pioche, die typische franse 'hak' waarmee ze de grond loswoelen, en zij met de pelle, een soort oversized platte schop. Het gat moest minstens een halve meter diep, breed en lang worden, maar met dìe grond en dàt gereedschap werd het meer dan een meter lang om op diepte te komen. Iedere losgewrikte 'kiezel' vierden we als een overwinning. Als de oleander --laurier rose heet die hier-- er over een paar jaar prachtig bij staat, zal ik mij deze klus nog steeds herinneren.
De vorderingen vielen tegen. In plaats van gisteren de vijftig meter lange zijkant af te maken, kwam die pas vandaag klaar. Morgen beginnen we aan de twintig meter lange achterkant. Als we daarvan de buitenkant klaarkrijgen is het mooi. Die heeft geen schaar meer gezien sinds het vorig jaar.
terug eerste dagboekregel
Cessenon sur Orb, donderdag 25 juli 2002
Dit was de vierde haagknipdag. De achterkant had ik klaar vóór David kwam. Toen hebben we samen de takken in zakken gestopt, en nog een heel stuk van de binnenkant kunnen doen. Virginie was om half twee gekomen en was om half vier al weg. Toen ben ik maar meteen doorgegaan. Met Virginie en haar tante had ik de garage een grote beurt gegeven: Dat was een mooie klus voor in de schaduw. Het was goed dat ik erbij was. De dames hadden een perfect opruimsysteem, perfect gericht 'opstapelende compactheid'. Stel je dat even voor . . . de andere dag als je de hamer nodig hebt, of je fiets . . .
Maar nu kan ik geen pap meer zeggen. Er gebeuren interessante dingen in de wereld, maar geschreven commentaar zit er vandaag niet in. Welterusten allemaal!
terug eerste dagboekregel
Cessenon sur Orb, vrijdag 26 juli 2002
Dat was de vijfde haagknipdag maar ik heb er maar drie uur aan besteed: David kwam van 5 tot 7, Virginie kwam niet. Dat maakt de totale urenstaat van deze week 37. 10 uur voor David, 6 voor Virginie en 21 voor mij. David komt de volgende week weer. Maandag, en anders zeker Dinsdag, zal de haag klaar zijn. Daarna zijn er nog genoeg tuinklussen om David de rest van de week bezig te houden.
Intussen pieker ik er over om de wandeling die ik op 16 juni maakte van hier naar Olargues 'binnendoor' van bijna 30 km nog eens over te doen. Om te beginnen heb ik in het plan van toen de werkelijke tijden ingevuld om een betere planning te maken. Hier is het. Ik heb heel regelmatig gelopen, gemiddeld bijna 100 meter per minuut, mijn normale 'marcheerwandelingsnelheid'. Toch zitten er onverklaarbare verschillen tussen de trajecten. Ik ben wel nieuwsgierig hoe dat de volgende keer is. Bij wandelingen van 2 à 3 uur die ik vaker maak, heb ik de ervaring dat passeertijden rigoreus hetzelfde zijn. Hier moet wat anders aan de hand zijn.
Ik heb nog geen datum geprikt, eerst moet de tuinklus wat overzichtelijker zijn. Dan kan ik ook mijn belofte nakomen om over het genot van de verschillende trajecten te schrijven. Die zijn inderdaad heel verschillend en prachtig. Ik heb er zin in.
terug eerste dagboekregel
Cessenon sur Orb, zaterdag 27 juli 2002
"Er gebeuren interessante dingen in de wereld", schreef ik eergisteren. Inderdaad, ik houd het een beetje bij, maar door de 'haagknipdrukte' kom ik er niet toe het op een rijtje te zetten. Dat soort schrijven is mijn dagelijkse 'intellectuele behoefte' die bovendien past in mijn levenstrategie sinds mijn verbanning uit het NLse milieu: Ik moet vòòr alles fysieke, sociale en intellectuele verpaupering voorkomen. (En dat niet door 'verdediging' maar door 'aanval').
Daarom laat ik vandaag de 'noodzakelijke' tuin- en huiswerkzaamheden even barsten. Het gras kan nog wel een dag langer zonder water. Morgen of overmorgen (niet mañana!) repareer ik de hoofdkraan van het irrigatiewater wel. Ik heb vanmorgen al enkele uren in Béziers besteed aan het uitzoeken en aanschaffen van een nieuw reduceerventiel. Genoeg dus. Ik pak het artikel van Daniel Cohen in Le Monde van gisteren.
Het vorig jaar, schrijft hij, was er een felle discussie in de Franse pers met o.a. Bernard Cassen van Le Monde Diplomatique over de goede en slechte kanten van mondialisation, maar wat er nu aan de andere kant van de oceaan gebeurt, reduceert dat tot een vriendschappelijke wedstrijd. Het mikpunt is Joseph Stiglitz, waar ik al vaker over heb geschreven. Het is de ex-topman (nummer twee) van het IMF (FMI) die zich tegen de politiek van het IMF keert. Eerder was er in Salon News, al een artikel verschenen Silencing Joseph Stiglitz dat de pogingen om deze Nobelprijswinnaar te diskwalificeren en te difamameren beschreef. Daniel Cohen rapporteert keiharde persoonlijke verdachtmakingen als nieuwe fase in de strijd.
Maar het is geen roddelartikel. Het zet nog eens helder uiteen, met behulp van origineel Frans denkwerk op dat gebied, waar de kern van het probleem ligt. Het gaat om de rol van het IMF dat volgens Stiglitz veel te rigoreus één en hetzelfde recept toepast op landen in moeilijkheden. Dat verergert de crisis, maar helpt wel "Wallstreet". Dat is ook precies de beschuldiging van Stiglitz in zijn laatste boek aan het adres van het IMF, dat het teveel aan de leiband van Wallstreet (en US-belangen) loopt. Cohen legt in een paar woorden uit dat er een onderscheid moet worden gemaakt tussen 'failliete' landen die echt insolvabel zijn en zulke die slechts in de problemen zijn geraakt door een 'onterechte' vertrouwenscrisis maar wel degelijk stevige fundamenten hebben. Het sterke voorbeeld van dat laatste is de Aziatische Crisis die door de IMF maatregelen verergerd en verlengd werd. Dat was echter in het belang van "Wallstreet". Zuid-Afrika is ook zo'n land blijkens de discussie die daarover in Zuid-Afrika wordt gevoerd en dat --vooralsnog succesvol-- het IMF recept buiten de deur weet te houden.
Dat een dergelijk onderscheid --al of niet solvabel-- in de praktijk niet gemakkelijk valt de maken wordt veroorzaakt door de grote financiële en economische belangen. Het is als met het 'wetenschappelijke' bewijs dat roken longkanker veroorzaakt. De tabaksindustrie kon jarenlang reusachtige sommen steken in 'wetenschappelijk onderzoek' naar het tegendeel.
Het artikel in Salon News (www.salon.com door anderen genoemd intriguing & intelligent en smart & provocative) zegt dat er twee soorten economen in overheidsdienst zijn, maar allebei zijn ze gefrustreerd omdat ze vinden dat de overheid enorm heeft gefaald. De een denkt dat een vrije markt tot de beste vorm van sociale organisatie leidt en de ander gelooft dat intelligent overheidsingrijpen ideaal is. Stiglitz, zo gaat het artikel verder, is een uitzondering. Hij volgt pragmatisch een derde weg en vindt dat beide benaderingen complementair zijn. Het gaat erom telkens opnieuw te ontdekken en te besluiten of --en op welk (deel)gebied-- de spontane vrije markt dan wel de vooraf doordachte structuren de organisatie van onze maatschappij moeten bepalen.
Daar laat ik het bij voor vandaag. Dat thema heb ik eerder aangehaald uit Herbert Simon en een Franse filosofe in Le Monde van Woensdag raakt er ook aan. Het staat op mijn verlanglijstje voor dit weekend om dat ook eens op een rijtje te zetten.
terug eerste dagboekregel
Cessenon sur Orb, zondag 28 juli 2002
Ik begin altijd met belangstelling aan artikelen die de val van het socialisme proberen te duiden. Ik kom vaak niet verder dan de eerste alinea's, want het is vaak prietpraat in de stijl van: "We moeten de volgende verkiezingen beter aanpakken". En dan komt een analyse van wat oppervlakkige fouten met even oppervlakkige tegenmaatregelen. Ook zijn er artikelen die zich slechts laten inspireren door de excessen van het neo-kapitalisme.
Maar de boeiende vraag: Wat of wie wordt het structurele tegenwicht, de onontbeerlijke countervailing power tegen het neo-kapitalisme, of, zoals Stiglitz het steevast noemt, het 'economisch fundamentalisme', komt niet grondig aan de orde.
In mijn wereldbeeld kan het oude socialisme die rol niet spelen. Dat socialisme verdwenen achter de groene tafel van het (oude) kapitalisme dat zich daarmee in een nieuw jasje kon tonen. Zo doe je dat ook op de vergadering van de lokale voetbalclub: Al te persistente oppositie bied je een bestuursplaats achter de tafel aan dan kun je ze binnenskamers nog een tijd onder controle houden. Dat hebben de robber barons gedaan met de inmiddels welgesteld geraakte middenklasse. Het oude socialisme is een roversmaatje geworden dat de armen en de natuur uitbuit. Bewijs? De kloof tussen arm en rijk, zowel regionaal, nationaal als mondiaal neemt toe en de huidige regeringen plengen alleen krokodillentranen.
In Le Monde van Woensdag vond ik echter een kwaliteitsartikel van Monique Canto-Sperber. Ik zocht naar haar achtergrong (lang leve het Internet en Google!!) en vond niet alleen een ander artikel van haar in dezelfde lijn, maar ook dat zij niet lang geleden het Légion d'Honneur heeft gekregen voor haar werk. Zij is direkteur van de groep Politieke Research van het CNRS (Centre National de Recherche Scientifique).
Dat eerste artikel was van Mei, ook in Le Monde, met als titel: "Wat is er over van het socialisme?" Na een compacte historische analyse is het antwoord: "Het wezenlijke!"
Allereerst, zegt zij, de onderliggende overtuiging waaraan het socialisme zijn naam dankt. De overtuiging dat een beschrijving van de menselijke werkelijkheid --en alle daarop gerichte actie-- niet alleen in strict individuele termen kan worden gedaan. Die collectieve dimensie kan niet worden buitengesloten. Zij verrijkt het inzicht in de individualiteit en omvat samenwerking en andere menselijke
interacties.
Ik kom in de verleiding het hele artikel te vertalen, maar ik kan je alleen maar verwijzen naar
http://www.lemonde.fr/imprimer_article_ref/0,9750,3232--276130,00.html
of gewoon "auteur" en "titel" in Google stoppen. (Que reste-t-il du socialisme?). Succes verzekerd!
Het gaat, schrijft ze, om de bevrijding van de persoon en van de maatschappij. Wij kunnen nu de vragen stellen die ten tijde van het doctrinaire socialisme niet mogelijk waren of verloren raakten in een kakafonie elkaar bestrijdende stromingen.
Het artikel van deze week heet "Plus de libéralisme pour plus de socialisme" en begint met: "Het doel van het socialisme is ervoor te zorgen dat er vrijheid komt in het leven van de allerarmsten". Liberalisme en socialisme zijn geen elkaar uitsluitende polen. Maar het socialisme moet zich ontdoen van oude recepten zoals herverdeling, bijstand, staatscentralisme en andere formules die in de strijd met het oude kapitalisme zijn ontstaan.
Het wezenlijke is de automie en gelijke toegang tot de 'publieke goederen' zoals scholing, rechtspraak, transport, gezondheid en veiligheid. Pas dan kan er van een vrije burger in een vrije maatschappij worden gesproken. Dat kan alleen in een liberale maatschappij. Het gaat dus niet om liberalisme en socialisme als tegenstelling, maar om meer liberalisme èn meer socialisme.
En ook hier komt de schrijfster, via een andere weg, op hetzelfde punt waar ik gisteren eindigde met mijn verhaal over Stiglitz. Onze maatschappij kan alleen maar worden georganiseerd door de principes van het liberalisme, maar wel voorzien van spelregels.
Dat is wat Herbert Simon ontdekte vanuit puur organisatorische theorievorming, dat er geen absolute voorkeur bestaat voor de 'spontane' of de 'bedachte' organisatie, dat iedere situatie om een specifieke mengeling vraagt. Daarop moet de samenwerking zijn gericht. Ik heb dat artikel in mijn archief. Klik maar.
Ik ben misschien wat kort door de bocht gegaan om jullie het perspectief te laten zien dat liberalisme en socialisme geen tegenstellingen zijn. Drie heel verschillende denkwijzen overlappen elkaar. Maar het boeide mij in hoge mate. Het was een langere beschrijving waard geweest, maar het dagboek stelt ook zijn eigen eisen.
terug eerste dagboekregel
Cessenon sur Orb, maandag 29 juli 2002
Vandaag was ik in Béziers om bij Castorama, waar ik het meeste van mijn bricolage- en tuinspullen koop, om eindelijk eens hun kortingskaart aan te schaffen. Het schoot er telkens bij in, en de voordelen en kortingen waren de moeite waard.
--"Wat is dat?", zei de kantoordame toen ik haar mijn Spaanse residencia overhandigde.
--"Gewoon", keek ik verbaasd, "mijn carte d'identité"
Nog niet begrijpend wat ik aanrichtte in deze ambtenarenziel voegde ik er nog aan toe:
--"Ik woon officiëel in Spanje"
--"Woont u dan niet in Frankrijk?"
--"Jazeker, ik heb er zelfs een huis met tuin. Daarom wil ik jullie voorkeurs- en kortingskaart"
--"Hebt u dan niet een verblijfsvergunning?"
En ze keek me aan als een ongewenste vreemdeling.
--"Nee mevrouw, dat is in Europa niet meer nodig, ik ben Nederlander en woon officiëel in Spanje. En nu voor drie maanden in Frankrijk waar ik aan mijn zomerhuisje knutsel en in de tuin werk."
--"Maar u hebt toch wel een paspoort?"
--"Jazeker", en ik haalde mijn NLse paspoort tevoorschijn. Even leek het dat ze tevreden was, maar toen riep met datzelfde viespeukengezicht als zoeven:
--"Maar dat is geen Frans paspoort!!"
Ik probeerde toen nog mijn rijbewijs, maar het hielp niet.
--"Alleen met een Franse Carte d'Identité kan ik het dossier voor u maken voor de aanvrage", zei ze toen ferm.
Ik trachtte nog iets ze zeggen van 'Maestricht' en 'Schengen', en dat ze mijn Euro's toch ook hadden aangenomen, en dat ik de vereiste RIB (relevé d'identité bancaire) bij me had, dat ik belasting betaalde in Frankrijk voor mijn huis, en dat mijn Franse bank mij al jaren een Franse credietkaart had toevertrouwd.
Ik vertelde nog dat mij residencia werd geaccepteerd door de Franse autoriteiten evenals mijn rijbewijs en paspoort. Castorama kon dat toch niet negeren, Castorama, een hele grote internationale zaak!!
Ik dacht nog dat het een gansje was en vroeg of ze dat met de chef wilde verifiëren. Dat deed ze tenslotte. Het veranderde niets.
Nu heb ik een brief aan het hoofdkantoor geschreven om te vragen of deze folklore lokaal is of dat die voor heel Frankrijk geldt.
--"Maar wat ook uw antwoord is", schreef ik erbij, "het is een elk geval een smeuig verhaal voor mijn vrienden"
Ik hou jullie op de hoogte van de verdere ontwikkelingen. Misschien is het inderdaad een landelijke gekte. Per slot kun je in Frankrijk bij een benzinepomp --als het om zelfbediening gaat-- alleen met een 'echte' Franse credietkaart terecht. Maar dat staat er niet bij. Netzomin als bij dat 'pièce d'identité dat op het reklamefoldertje voor de kortingskaart sto
nd. Pas als je het probeert kom je er achter.
terug eerste dagboekregel
Cessenon sur Orb, dinsdag 30 juli 2002
Al een paar dagen sleep ik mij voort; ik voel mij moe, en slaap slecht. Overdag mislukken mijn gebruikelijke mini-siësta-tjes. 's Nachts is het alsof ik vele koppen koffie heb gedronken. Zonder reden voel ik mij onontkoombaar gestresst. Heel vervelend, maar nu denk ik dat ik weet wat er aan de hand is.
De vorige week ben ik naar de dokter geweest omdat ik iets in mijn oog had gekregen. Dat viel mee, maar hij gaf toch oogdruppeltjes. Die blijken nogal zware anti-biotica te bevatten. Daarvoor ben ik allergisch. Dat was niet nieuw. Wel is nieuw dat het ook zo is met plaatselijk aangebracht spul. Dat was eerder niet zo. Maar nu moet ik de kuur afmaken. Nog vier dagen minimaal. Vervelend die lusteloosheid, die moeheid en toch dat opgejaagde gevoel zonder er de energie voor te hebben. Dit was een weeklacht.
terug eerste dagboekregel
Cessenon sur Orb, woensdag 31 juli 2002, Ignacio jarig!
Ik heb gisteren met Ignacio gebeld om hem te feliciteren. Over een maand ben ik alweer (bijna) op La Gomera en dan zien we elkaar weer. Ik moet ook eens werk gaan maken van de reis. Ik zou graag per trein dwars door Spanje gaan en dan in Cadiz de boot nemen. Maar ik ben gewoon wat te lui om het te organiseren. Zeker deze dagen met de opgefokte gevoel waar ik het gisteren over had. Het is dan ook alsof ik dan niet 'leukdenken' en leuke plannetjes maken. Geen zin in 'andere' dingen. Het zij zo. Het duurt nog een paar dagen.
Gisteravond is de haag klaargekomen. David heeft er 14 uur aan gewerkt. Ik heb hem vrijwel uitsluitend laten knippen. Ik heb met Virginie --of alleen-- de takken-in-de-zakken gestopt, vooraf spullen klaargezet en achteraf het gereedschap opgeruimd. Virginie heeft 6 uur gewerkt en ik 27 in deze haagknipperiode. Het zijn dus 14 (misschien 13) pure knipuren. Zo liggen de verhoudingen. Het vorig jaar heb ik er --alleen-- ook zo'n vijftig uur aan gewerkt met alles 'droppendran'.
Dit
is de fotoreportage van de haagknipweek.
Toevoeging 6 oktober 2002: De verwijzingen naar specifieke foto's of albums zijn misschienin niet meer up-to-date. Beter is om naar www.fototime.com te gaan en in te loggen met mijn e-mail adres. Dan kun je alle (publieke) albums zien.
terug eerste dagboekregel
Einde dagboek Juli 2002