Dit is Dagboek 11 van 1 tot 30 april 2001. Het begint met de laatste dagen in Perth, een onverwachte documentaire over mijn jeugdliefde, Paul Robeson, en de reis naar La Gomera. Het eindigt met een verslag van de bijna-betoverende reis van La Gomera naar Cessenon. Daartussenin ontmoetingen met o.a. tussen Perth en Singapore de boeiende jongeman die missionaris wilde worden en gedurende vijf dagen met de oude kennis uit Antwerpen waarmee ik niet uitgepraat raakte.
Perth (Australië), zondag 1 april 2001
Nog drie nachtjes!!
Mijn kamer begint wat opgeruimd te raken. Aan het koffer zelf ben ik nog niet begonnen; wel heb ik vanmorgen een postpakket gemaakt voor Cessenon, een paar boeken die ik in F nog wel eens wil lezen.
Terwijl ik zat in te pakken hoorde ik opeens een oude bekende: Ol' man river Het werd een onverwachte documentaire over mijn jeugdliefde, Paul Robeson, hier op Radio ABC. Ik bleef luisteren. Dit dagboek moest maar wachten. Het was misschien wel de allereerste bioscoopfilm die ik zag, die met Paul Robeson als negro boy o.i.d. Het was in de oorlog. Ik geloof dat ik er stiekem heen was gegaan, want ik herinner mij problemen om er thuis over te praten om mij niet te verraden. Er was toen geen radio meer, geconfisceerd, en grammofoonplaten waren te duur voor mijn zakgeld, zodat ik mijn 'liefde' alleen kon beleven door de melodieën die ik mij herinnerde na te zingen of te neuriën. Na de oorlog heb ik nog andere fims van hem gezien en platen gehoord. Maar zo dagenlang verliefd als bij die eerste film, ben ik nooit meer geweest.
Zodoende schoot mijn dagboek er bij in vanmorgen. Het is nu al half vijf. Ik ga dadelijk nog naar het Internetcafé met mijn diskette.
Intussen ben ik weer bij het fameuze visrestaurant geweest dat ik een paar dagen geleden noemde. Ik ben er bijna iedere dag geweest om ervan te genieten. Maar gisteren, en vandaag wéér, verdomme, kon de kok het niet nalaten er toch wat specerijen over te strooien!! Gisteren had ik de gemalen peper en de gembersnippers er snel vanaf geveegd. Maar de eigen smaak van de vis, een harder, was al aangetast. Vanmiddag kwam de serveerster mij met een doodsbiddersgezicht zeggen dat ze het wéér hadden gedaan; ze had hem nog zò gewaarschuwd, maar het was een andere kok wegens een vrije dag van die van gisteren. Ze bood aan om een nieuwe vis in de winkel te halen, een Red Mullet was het. Zo werd het probleem opgelost. Je moet, verdorie, er bij blijven staan om je vis tegen "De Kookkunst" te beschermen.
Op de weg terug was het nèt acht uur 's morgens in Europa. Ik heb Peter en Lisa in Parijs gebeld en daarna Ghislaine. Mijn speciale kaart van nog geen dubbeltje per minuut naar F en NL heeft door de week veel storingen, àls je al verbinding krijgt. Maar op zulke rustige uren is het een genot voor een habbekrats even lekker bij te praten.

Perth (Australië), maandag 2 april 2001
Nog twee nachtjes!!
Behalve het verhaal over het vellen van een boom als symbolische daad bij de stichting van Perth in 1829, heb ik nooit meer iets over de geschiedenis geschreven. Bij het opruimen vind ik nog wat aantekeningen.
Deze streek was al langer bewoond door 'wilde' settlers. Er was zelfs een convent monnikken 100 km noordelijk van Perth. Ook waren er groepen wat meer naar het zuiden en vlak bij Perth, in de Swan Valley was zelfs de allereerste wijn geplant. Het droppen van convicts gebeurde vooral aan de oostkust.
Maar in 1829 werd dat anders. Perth moest een centrum worden. Captain James Stirling kwam met een schip vol 'settlers', geen 'convicts', tenminste niet hoofdzakelijk. De stad wordt officiëel gesticht zoals de gedenkplaat van 1929 vermeld. De barracks, die er kennelijk al waren, en die op de gedenkplaat worden genoemd liggen vlakbij de plek waar de boom wordt omgehakt om plaats te maken voor het burgelijke bestuurscentrum.
Maar het gaat niet meteen van een leien dakje. In 1830 staat de lokale economie op instorten en na enkele maanden waren sommige settlers al teruggegaan. Maar het trekt weer aan, en in 1844 zijn er 2760 inwoners in Perth. De stad en de streek groeien voorspoedig. In 1869 zijn er 24000 inwoners van heel(!) West-Australië en 5000 daarvan in Perth. Maar de echte klap komt pas als op 17 september 1892 goud wordt ontdekt in de woestijn 300 km Oost van Perth. Perth plukt daarvan mee, want in 1905 heeft het 61000 inwoners. "De meest afgelegen hoofdstad", zoals ze zich zelf wel noemen, wordt serieus genomen. Nu, in 2001, heeft West-Australië 1,8 miljoen waarvan in Perth 1,1 miljoen. Heel Australië haalt de 18 miljoen nèt niet, maar West-Australië is ruim een derde van het hele continent, het is ongeveer 75 maal groter dan NL. (Ons oude "Nederlandsch-Indië" was zestig maal ons landje, herinner ik mij van de lagere school) West-Australië is dus nogal dunbevolkt, zelfs voor Australische begrippen.
Meer actueel nieuws is dat Perth deze zomer de laagste regenval had van de laatste 120 jaar!! Vanaf september is er maar 60mm gevallen. En de maand maart was de zonnigste sinds vele jaren. Ik heb dus in een a-typisch Perth geleefd. Geen wonder dat ik geen behoefte had aan verder naar het Noorden te trekken. Maart had maar een paar 'normale' dagen --met koele ochtenden en avonden-- maar voor de rest vielen we van de ene in de andere warmtegolf in de andere. Zelfs een uitzonderlijk lang aanhoudende hittegolf. De luchttemperatuur in mijn goed geventileerde kamer bereikte de 39 graden. Ik vond het toen ook welletjes.
Volgens de laatste voorspellingen zal het warme weer nog minstens tien dagen aanhouden, maar dan ben ik weg: nog twee nachtjes!

Perth (Australië), dinsdag 3 april 2001
Nog één nachtje!!
De Australische Dollar is wéér gezakt. Het nieuwe historische dieptepunt is 47,7 US$-cent. Dat was het nieuws van vanmorgen. Samen net de 'uitverkopen' van Australische bedrijven aan 'buitenlands kapitaal' dat de vorige, liberale regering deed, staan er nog een paar op stapel. O.a. het nationale petroleum bedrijf met olie- en gasbronnen die Australië voor lange tijd onafhankelijk zou maken. De Shell is de potentiële koper. Maar wellicht gaat het nu niet door. Het protest komt uit steeds bredere lagen van de bevolking die dóór begint te krijgen wat de gevolgen zijn van de politiek van de vorige regering om géén budgettekorten te tonen: Ze hebben de kroonjuwelen verkocht!! Maar ze pretendeerden dat de economie onder hun regime zoveel beter was geworden. Die ballon wordt doorgeprikt, maar Australië zit nu met een aantal cruciale bedrijven, waaronder nutsbedrijven, waarvan het (top)management (en vaak ook Resarch & Development) in Tokyo, Singapore of New York zit(ten). En het gaat hier om oorspronkelijk Australische bedrijven, niet om de 100% Japanse toeristische ondernemingen met hotels en golfbanen waar ik eerder over geschreven heb waardoor de Japanse toeristen-yen onmiddellijk naar Tokyo terugvloeit. Het management is Japans, de schoonmakers Australisch.
In Zuid-Afrika zag ik ook dergelijke ontwikkelingen ivm de "globalisatie". Het is een "quasi-economische" bedrijvigheid die aldus in de nationale cijfers, en dus in "de politiek" komt als "economisch succes". Als er maar íets van een recessie komt, zullen de beslissers in New York, Singapore of Tokyo hun eigen belangen laten voorgaan. In de groeiende verontwaardiging over deze situatie van economische afhankelijkheid heb ik het woord "herkolonisatie" nog niet horen vallen. Laat staan dat er behoefte is aan een nieuwe "dekolonisatiegolf". In de "echte" derde-wereldlanden vormt zich al verzet tegen deze ontwikkeling. De Australiëers en de Zuid-Afrikanen zijn nog te trots om zich als "gekoloniseerd" te herkennen en wijzen trots op hun infra-structuur die niet onderdoet voor die van de "eerste-wereldlanden" als je maar even suggereert dat zij een-land-in-ontwikkeling zijn. Tja, voor de wegen en de treinen geldt dat wel, maar van een "koloniale" economie hebben ze zich nog niet helemaal ontdaan.
De dalende koers van de Australische Dollar en de Zuid-Afrikaanse Rand hangt niet helemaal af van de 'vergoelijkende' verklaring die de nieuwslezer er vanmorgen aan toevoegde als zou het gaan om een 'toevallig' verschijnsel in de US-economie. Ik ben bang dat het een trend is die niet zal gekeerd worden zolang ze hun eigen industrie teveel door de globalisatiebril bekijken.
De stelling dat privé kapitaal, maw de markteconomie, altijd efficiënter zou zijn, is een te eenvoudig antwoord. Een recent artikel van Herbert Simon, de Nobelprijswinner die dit voorjaar overleed, geeft aan welk niveau van denken nodig is om deze beslissing te kunnen nemen. Markt-economie en Organisatie-economie verdelen weliswaar het terrein, maar "eenvoudige antwoorden" zijn er niet. Lees het artikel van Simon er maar eens op na. Het is helder geschreven, zoals alles van deze vooruitstrevende denker die op vele fronten van de organisatiekunde originele gedachten en oplossingen heeft geformuleerd.
Een klein lichtpuntje was bijvoorbeeld deze week in het nieuws: De huidige regering gaat weer wetenschappelijke research subsidiëren. De vorige regering had dat overgelaten aan "privé initiatief" en alle subsidies, ook voor (hoger) onderwijs, teruggedraaid. Het verschijnsel "brain drain" begon echter grote vormen aan te nemen, niet alleen enkele (jonge) toptalenten vertrokken naar het buitenland, het werd systemisch hier en daar.

Perth (Australië), woensdag 4 april 2001, vertrekdag!
Het is zover, vanmiddag vliegen. Het is nog vroeg in de ochtend. Als ik deze diskette klaar heb, kan ik de computer inpakken.
Gisteren heb ik nog het dagboek van maart klaargemaakt. Naar gewoonte laat ik de laatste dagen van maart nog even hier staan.
Gisteren ontmoette ik Kiki nog, de eigenaar van het Internet Station, waarmee ik geleidelijk op zeer goede voet kwam. Ik kreeg een boek van hem als afscheidskadootje. Ik mocht zelf kiezen. Ik koos Jack Kerouac, On The Road, een klassieker die mij wel aardig leek om nog eens te herlezen onderweg.
Ik weet niet zeker of ik in La Gomera meteen 'on line' kan komen. De computer van Ignacio is stuk, zei hij door de telefoon, en mijn eigen aansluiting is nog onzeker omdat het niet duidelijk is welk appartement ik zal krijgen en Telefónica geen opdracht kan krijgen voor herinstallatie.
En nu inpakken & wègwezen!!

San Sebastián de La Gomera, zaterdag 7 april 2001,
Ik ben goed aangekomen; een goede reis gehad met alleen wat vertraging bij het vertrek in Madrid. Maar ik haalde toch de boot naar La Gomera waar Ignacio mij Donderdag om half tien 's avonds van de boot haalde. Ik was vanaf het moment dat ik Woensdag in de Airport Shuttle stapte voor het YMCA Hotel, om half 12, precies 41 uur onderweg geweest.
Maar ik stond wel op de kade zònder mijn koffertje: Dat was "ergens", maar niet op de bagageband van het vliegveld in Tenerife, zodat ik nu, Zaterdagmorgen half zes nog eens 32 uur extra in dezelfde kleren rondloop als waarmee ik in het vliegtuig zat. Gisteravond, na 24 uur, was het koffer nog niet terecht, maar ik reken er nog niet echt mee dat het voorgoed kwijt is.
Intussen begin ik maar aan mijn dagboek. De computer die hier staat --die ik vòòr mijn vertrek leeg had gemaakt om LINUX op te monteren-- heb ik nog niet aan de praat gekregen. Ik vier mijn schrijflusten dus maar bot op een kladje. Ik moet mijn ei kwijt voor het wegzakt en ik overspoeld word door andere gebeurtenissen. Ik tik dat later wel over.
De beloofde telefoon is er ook niet. Ik heb hetzelfde appartement, dus er hoeft geen monteur aan te pas te komen zoals in September. (Toen duurde het drie weken.) Maar het moet allemaal in Madrid worden geregeld. Die hebben we Donderdagavond nog gebeld -ze hebben wèl 24-uurdienst(!). Ze zouden meteen de opdracht naar San Sebastián zouden sturen, maar die was gisteravond nog niet aangekomen volgens de chicos, de jongens die het moeten doen, buurjongens van Ignacio.
Ik loop dus wat ongelukkig rond. Ik heb wèl de opgespaarde post gekregen --o.a. met nieuwjaarskaarten die 5 januari nog niet binnen waren-- en enkele gezellige welkomstbrieven. Ik mis ook mijn radiootje voor wat muziek. Als ik de LINUX laptop aan de praat had gekregen dan had ik de CD's kunnen spelen die òòk in het achterlaatkoffertje zitten dat Ignacio telkens voor mij bewaart. Ik moet dus schrijven.
Tussen Perth en Singapore zat ik naast een boeiende jongeman en we hadden een interessant gesprek over de angst van Milósoviç vlak voor hij gevangen werd genomen. De angst waarover ook Yourcenar spreekt als Hadrianus IV zijn macht dreigt te verliezen en zich door zijn lijfarts laat voorlichten waar hij precies zijn dolk moet steken om zeker zijn hart te treffen: Dòòdsangst voor machtsverlies drijft zulke mensen steeds naar grotere macht. En inderdaad, als je het te bont hebt gemaakt op die machtscarrièreweg, dan staan de wraaknemers, de rechters en andere vijanden klaar om jou te ver-'moord'-en. Maar zo ernstig is het niet altijd; en toch is die diepe angst er.
Kort daarvoor had ik in de krant een bericht gelezen van een beroemde zanger, een natuurtalent, waarvan de necroloog had geschreven dat hij "...zijn macht (en zijn geld!) niet had gebruikt om zich telkens te verhògen maar zich telkens te verbréden." Hij was gaan studeren om zijn intellectuele achterstand in te halen en later zette hij zijn reputatie (=macht!) in om enkele samenwerkingsorganen te stichten voor diverse sociale doelen die anders nooit die steun zouden hebben gekregen.
--"Er is dus kennelijk een ontsnappingsweg", zei ik, "hoe zit dat dan?"
--"Dat is het model van de king-servant", zei Png Kong Jin en haalde zijn dundrukzakbijbel voor de dag en liet mij Paulus' brief aan de Philippensers lezen, Hoofdstuk II.
--"Aj", dacht ik, daar heb je weer zo'n Jezus-figuur die niet meer nadenkt maar dat aan de bijbel overlaat. Ik zei hem dat ik --met alle respect voor hem en de bijbel-- zo over deze wending in het gesprek dacht. Het was een boeiend gesprek geweest tussen ons tweeën als denkende mensen tot 'Jezus' er bij kwam. Zijn bijbeltekst raakte weliswaar aan het gespreksonderwerp, maar mijn vraag hoe je aan die machtsvrille waarin Milósoviç en Hadrianus zich kennelijk bevonden kunt ontsnappen, was meteen onder de tafel geschoven.
Hij keek mij een tijdje verbaasd, misschien wel beteuterd, aan. Het was even stil. Ik keek hem ook nog eens goed aan. Eerder had hij mij verteld dat hij pas als civiel ingenieur was afgestudeerd op grondmechanica: "With Honours", want hij was altijd al goed geweest in 'wiskunde-en-zo', maar dat hij besloten had in de transportsector te gaan werken. Hij had er nu zijn eerste baan.
--"Waarom", had ik gevraagd: "Trekken de theoretische concepten van transport je aan? Die zijn inderdaad heel boeiend"
--"Inderdaad", zei hij, "maar het zijn niet de transporttheorieën die mij aantrekken, het is de mogelijkheid om meer met mensen in aanraking te komen. Transport, verkeer, gedrag van mensen-in-verkeer en in transport en daarvoor systemen ontwerpen. Dat is wat ik zoek, the human dimension".
Hij onderbrak de stilte.
--"Het spijt mij, u hebt gelijk, dat was niet on target"
Ik keek hem nog wat aan. Hij was nog erg jong; vlug afgestudeerd en pas één jaar in zijn eerste baan. Op zoek naar de human dimension. Ik herkende er mezelf in. Hoe ik mijn oorspronkelijke fascinatie voor wiskunde al vroeg inruilde voor techniek, want wiskunde zou mij teveel in een sociaal isolement brengen, en toen ik in de zeer technische hoek terecht kwam, zocht ik via management (waar ik 'geen talent' voor had) en 'handel' aan dat sociale isolement te ontsnappen. Pas veel later ontdekte ik dat het sociale isolement door mezelf werd veroorzaakt. Pas veel later leerde ik mijn 'sociale zwakte', die ik kennelijk 'ergens' wel aanvoelde onder ogen zien.
--"De human dimension die je zoekt, is ook hier, tussen ons tweeën", was alles wat ik er uit kon brengen.
Wellicht om te voorkomen dat mijn opmerking als al te belérend zou worden ervaren vroeg ik meteen:
--"Ben je een bijbel professional, of is het een hobby om die zo grondig te bestuderen?"
--"Het is nog helemaal hobby, ik volg bijbellezingen en volg bijbelcursussen op het internet."
--"Wil je misschien missionaris worden?"
--"Ik weet het nog niet, maar ik houd het voor mogelijk", zei hij aarzelend-voorzichtig.
--"Als voortzetting van je zoektocht naar de human dimension?", zei ik empatisch lachend, zorgvuldig vermijdend dat het als uitlachen kon worden opgevat.
--"Ja, zo is het ongeveer", zei hij terwijl hij mij wat verlegen glimlachend aankeek: "maar die is ook hier hebt u mij zojuist duidelijk gemaakt".
Het was een boeiende jongeman. Hij vertelde nog veel over zijn studie en ik vroeg hem over de verschillende soorten Chinees en de rol van het Manderijn en het Engels in Singapore, zijn home town. In Singapore namen we hartelijk afscheid. Hij beloofde mij te e-mailen.

San Sebastián de La Gomera, zondag 8 april 2001,
Het koffertje is aangekomen!! Ik heb de tekst van gisteren al ingeklopt op mijn Libretto en op mijn radio staat de vertrouwde klassieke zender. De Matheus Passion live uit Madrid, maar wel in het duits.
Ik hoor ook weer het bekende Zondag-lawaai bij de buurvrouw op nummer 3: Het gekletter van borden en het binnenkomen van al haar lawaai-ige familieleden: broers met aanhang kennelijk. Ze hebben die kennelijk als voorwaarde voor het alleenwonen van de ongetrouwde dochter geëist dat ze (bijna) iedere zondag bij haar komen lunchen en hun tertulia houden. De buren kunnen meegenieten, zeker van de 'apartjes' en de mobile-gesprekken die met luide stem op het balkon plaatsvinden. De moeder komt vroeger, samen met de vader die grote boodschappentassen en voorgekookte pannen aandraagt. Dan volgt de ruzie met de dochter die zich vervolgens met haar mobiel op het balkon installeert tot het gekletter van de borden begint, de rest van de familie binnenstroomt, de tafel is gedekt en kennelijk vrede wordt gesloten. Zover zijn we nu. Het duurt tot een uur of vier.
De rest van de week is het doodstil, want de dochter is een stil, wat teruggetrokken, meisje dat op het ziekenhuislaboratorium werkt.
Kortom, ik ben weer thuis, al is het maar voor drie weken.

San Sebastián de La Gomera, maandag 9 april 2001,
Ik ga toch maar eens proberen of in het plaatselijke internetcafé mijn dagboeksite kan opladen. Nogal onwaarschijnlijk, maar, wie weet? Ik maak maar vast een diskette klaar. Bij Ignacio kan ik ook niet terecht, want zijn modem is stuk.
Ik ben een heel eind met de vijftiende spaanse reisbrief. Die was er in Perth bij ingeschoten. Het Wongan Hills Hospital verhaal komt er ook in voor, vertaald uit de NL-brief, maar voor de rest heb ik nog teveel ideeën om produktief verder te kunnen.
Verder lees ik een uitstekend boek over ADD kinderen voor de tweede keer. Het is van een Australische therapeut die streng --maar heel creatief-- behaviouristisch te werk gaat. Hij is niet tegen medicatie, maar vindt het geen blijvende oplossing: Het kan nodig zijn voor het "echte werk", de kinderen (creatief en produktief) te leren omgaan met zichzelf. Zijn werktitel was daarom: "Pills, But What Next?" Maar nu is het geworden: "You & Your ADD- child", practical strategies for coping with everyday problems.. De schrijver is Ian Wallace (en verder HarperCollins, Sydney, ISBN 0 7322 5686 0)
Hij gaat heel precies analytisch te werk. AD(H)D vindt hij wat vaag. Daarom definiëert hij een basis-ADD. De meer- en zeer- lawaai-ige of agressieve varianten die door de media zò naar voren worden gehaald dat het wel de norm lijkt, horen volgens hem bij enkele andere --goed gedefiniëerde-- disorders die in combinatie met ADD wel tot speciale problemen (en mogelijkheden!) leiden. Het gevolg is dat de basis-ADD beter uit de verf komt. Dat was voor mij ook verhelderend.
In aansluiting bij zijn preciese beschrijvingen, is het niet verwonderlijk dat hij ook zeer gedetailleerde "suggesties" doet, want ieder kind, ieder gezin, iedere klas, is anders. Hij geeft niet alleen heldere strategieën, maar ook details, tot op model-dialogen. Het is en blijft een ras-behaviourist!
Ik herken er niet alleen jeugd-gebeurtenissen met Peter, Jeroen en Martine in, maar ook veel uit mijn eigen kindertijd: mezelf, broer en zussen. Het enige gevaar is dat ik nu "alles" onder de ADD-noemer breng. Dat krijgt later vanzelf normale proporties, is mijn ervaring. Ik schrijf er een uittreksel van in het engels en ook wat mij er speciaal in opvalt. Goede info voor Peter en Martine, maar ook afspraak met Bill, de man die ik in Perth ontmoette, zelf ADD-er, die mij dit boek aanraadde en met wie ik heb afgesproken onze gesprekken over onze eigen ervaringen 'in correspondentie' voort te zetten.

San Sebastián de La Gomera, dinsdag 10 april 2001,
Je ziet, het is gelukt!! Ik ontdekte nog een ander I-café, verscholen in een informatica-winkel. Niet erg "café". Gelukkig, want de "café"-sfeer maakt vaak dat de technische outillage niet goed wordt verzorgd: Het is toch maar Spielerei.
En dan was er gisteren ook de eerste poging tot telefoonaansluiting, maar die lukte niet. De papieren uit Madrid klopten niet met de werkelijkheid, hetzelfde probleem dat in september speelde en toen drie weken duurde. Ik hoop niet dat ik weer speelbal wordt van het competentie-conflict tussen het plaatselijke installatiebedrijf, dat in de plaats is gekomen van de "weggeprivatiseerde" Telefónica monteurs, en de centrale in Madrid die heel gedetailleerde werkopdrachten meent te moeten geven.
--"Geen kennis van de werkelijke situatie!!", roepen ze hier.
--"Recalcitrante vrijbuiters!!", zullen ze daar wel roepen.
Je moest maar eens goed voor mij duimen. De monteur zei dat hij terug moest naar het bureau om het met zijn chef te bespreken. Hij had wat kastjes opengeschroefd en ontdekt dat de nummertjes niet klopten met zijn werkbriefje.

San Sebastián de La Gomera, Pasen 2001
Druk! druk! druk! Als een klein baasje!
Hoe komt dat? Het was weer de bekende fout: Toen ik in Januari wegging liet ik dingen liggen "voor als ik weer terug zou zijn". Maar ik ben hier per saldo maar drie weken "effectief". Ik liet bv mijn helemaal leeggemaakte laptop achter om "als ik terug zou zijn" daar Linux op te installeren. Ik ben nu blij dat ik er W98 weer helemaal op heb zitten, een storing heb opgeheven door de harde schijf helemaal te formatteren en dat mijn woordenboeken en de nieuwe Encyclopædia Britannica er weer op zitten.
En zo zijn er talrijke kleine klussen die nu af moeten. Ik heb met Frankrijk gebeld, met de twee resterende aannemers, om de definitieve order te plaatsen zodat in Mei de serre inderdaad kan worden gebouwd. Die order moet over een paar dagen worden gegeven en Ghislaine, die nu in Cessenon is, kan dan de eerste betaling doen. Intussen heb ik ook de Spaanse Reisbrief zo goed als af, heb ik het ADD-boek dat ik wilde analyseren voor de tweede keer gelezen en ben ik aan het schrijven van die analyse begonnen. Intussen zij ook een paar lange persoonlijke brieven gereed en zijn er een paar "in-de-pen", dwz vooralsnog alleen nog "in-mijn-hoofd".
Enzovoorts, enzovoorts
Op lekkere momenten, zoals nu op deze heel vroege Paasmorgen, met een heel heldere halve maan die prachtig weerspiegeld in de zee, geniet ik daarvan: Actie! Lekker Bezig! In Mijn Element!! Maar zoals gisteravond, toen ik opeens zag dat ik weliswaar enkele uren lekker had gespeeld met de nieuwe Britannica --een juweeltje!!-- maar ook in een flits tot doordrong dat ik nog elf dagen heb om "alles" te doen wat ik wil . . . . en op dat moment te moe om er wat aan te doen. . . . Tja, dat zijn "toestanden" waarbij ik naar mijn bed vlucht en hoop dat ik "morgenvroeg" weer de energie en de helderheid heb die nodig zijn om de komende dagen "alles" in orde te krijgen.
En dat lekkere gevoel is er nu. Ik zie dag helemaal voor mij: Eerst dit dagboek om jullie op de hoogte te houden van mijn wel-en-wee, dan een stapeltje losse briefjes en andere troep bekijken en òf in de prullemand laten belanden, òf een met een andere beslissing af te werken. Daarna mijn pittige ochtendwandeling die mij tevens nieuwe ideeën zal geven voor de rest van de dag. Morgen ga ik naar Tenerife om mijn Antwerpse correspondentie-vriendin die ik in geen jaren meer heb gezien af te halen. Ze zal een week in de Parador logeren en ik kijk uit naar eens lekker met haar bijpraten.
Je ziet: Ik heb er zin in!! Ik hou jullie op de hoogte.

San Sebastián de La Gomera, vrijdag 20 april 2001
Het is zoals ik de vorige keer schreef: Druk als een klein baasje, maar ik heb ook veel afgemaakt. De Spaanse Reisbrief No 15 is klaar. Vandaag printen en verzenden. De e-mail- & html-versie komen vandaag of morgen ook klaar. Ik heb mijn jaarlijkse lange brief geschreven aan mijn natuurarts; dat is altijd een heel gewetensonderzoek omdat ik veel vergeet. Bovendien was dit jaar nogal turbulent omdat ik met de storingen zat die in Montpellier begonnen en omdat ik mijn vertrouwde fruitdiëet moest loslaten. Kortom, nogal ingewikkeld om daar lijn in te brengen. En tenslotte heb ik de opdracht voor de serre in Cessenon definitief kunnen gegeven en is de eerste termijn betaald. Dat kon omdat Ghislaine nèt in Cessenon was. En last but not least de aanwezigheid van een oude kennis uit Antwerpen. We hadden elkaar veel te vertellen, heel veel.
Wij hebben elkaar ontmoet in België zo'n twintig jaar geleden en daarna nog wel eens toevallig. Pas na een ontmoeting zo'n tien jaar geleden, hebben we gecorrespondeerd. Niet intensief, niet ononderbroken, maar wel met memorable momenten. We maakten wel plannen om elkaar nog eens --en vaker-- te ontmoeten. In de bijna-rolstoeltijd had ik wel oren naar een contactpunt in Antwerpen. Het zou mijn mini-circuit rondom Eindhoven wat verwijden. Maar dat kwam er nooit van; vooral omdat ik naar het zuiden moest vluchten. En wat ons bond? De beelden van de korte ontmoetingen? Enkele opmerkingen uit brieven? Het pas ontdekte gemeenschappelijke geboortejaar, 1929, kan het niet zijn geweest.
En nu is ze voor vijf dagen in de Parador, op tien minuten lopen. We hebben elkaar veel te vertellen. Urenlang. Over alles was in die schaarse correspontie ongeschreven bleef, maar wel vragen opriep. En nog veel waar nooit over was geschreven. Ik moest denken aan het verhaal van Odysseus, zoals Kundera het vertelde, die zich, toen hij terug was op Ithaca, tandenknarsend moest laten welgevallen dat de achterblijvers hem overstelpen met verhalen maar nooit zeiden: "Vertel!!". Dat vraag je alleen aan een vreemdeling; de vreemdeling die hij was toen hij op Feacia landde. "Vertel, vreemdeling", zeiden ze daar, en acht dagen lang vertelde hij aan de ademloze eilandbewoners zijn avonturen. Het 'drama' dat Kundera creëert rondom die eenzijdigheid, zoals de teruggekeerde politieke vluchteling het meemaakt, kenden wij niet. Wij waren elkaars 'vreemdeling' en zeiden allebei; "Vertel!!". Wij beleefden een "positief-dubbel" Kundera-effect.
Ik hoorde de avonturen van het keurige belgische meisje op die keurige topschool van die keurige nonnen in het centrum van Antwerpen. Hoe zij daar vervolgens dertig jaar docent was tot aan haar pensioen en toch een vrijheidsstrijdster was op haar manier. "Rebels" zelfs, in de ogen van haar omgeving. Ademloos luisterde ik naar die andere wereld waar bijna alle relaties minstens twintig jaar bestaan en de schoolbanken- en de universiteitsontmoetingen nog het leeuwendeel vormen. Die relaties moeten worden verzorgd, als planten in een weelderige tropische-plantenkas. Ze mogen nooit verwaarloosd worden. Daarom gaat ze nu ook terug. Na vijf dagen.

San Sebastián de La Gomera, zaterdag 21 april 2001
De html-versie van de laatste spaanse reisbrief is nu ook klaar. Omdat daarin een verwijzing voorkomt naar een belangrijk artikel van Herbert Simon heb ik de html-versie opgepoetst tot een printversie. Het is echt de moeite waard dat eens te lezen als je de moderne manie voor marktkrachten-organisatie van repliek wil dienen. Adam Smith' onzichtbare hand als excuus voor daylight robbery, want dat is het. In die brief kom ik badinerend terug op wat ik eerder (3 april) in dit dagboek schreef over de ongemerkte re-kolonisatie van Australië door de neo-kapitalistische denkwijze.
Herbert Simon, die betrokken was bij onderzoek naar complexe organisaties, onderscheidt de marktkrachten als coördinatie mechanisme naast door mensen bedachte mechanismen om het onze menselijke doelen te bereiken. Heel helder zet hij uiteen, op basis van recent onderzoek waar en hoe de grenzen tussen beide manieren moeten worden ontdekt en kunnen worden gehanteerd. Hij toont aan dat voor veel publieke diensten de privatisering geen enkel economisch voordeel brengt, integendeel. Ook dat de 'fouten' die complexe organisaties aankleven niet als door een onzichtbare hand opeens verdwijnen als die worden geprivatiseerd. Dat soort 'fouten' eisen studie en inzicht, en er zijn ook veel vorderingen gemaakt. Met name --bijvoorbeeld-- op het gebied van de rol die de cultuur van een organisatie speelt bij zijn effectief gedrag op lange termijn. Het is bepaald geen òf-òf probleem zoals de moderne manie van het neo-kapitalisme het ziet.
En nu moet ik mij echt concentreren op afronden en inpakken.

San Sebastián de La Gomera, Beloken Pasen 2001
De Antwerpse vriendin is vertrokken. Gisteravond hadden wij een lekker & lang afscheids-dineetje in de Parador en we hadden, zelfs na vijf dagen, nog genoeg te vertellen voor drie van zulke dineetjes. Heel wonderlijk hoe je, zoals zij, eigen een heel leven leidt op die ene vierkante kilometer van het stadscentrum, eigenlijk alleen de Meir. Daar woonde ze altijd, daar is de school waar ze als 6-jarige begon en eindigde als 60+ lerares literatuur, alle aanbiedingen voor direktiefunkties afwijzend. Haar leerlingen ontmoet ze nu nog. Zeer belezen in de europese literatuur, haar belangrijkste venster op de wereld. Natuurlijk waren er vakantiereizen naar bekende vakantieplekken, maar ook door China. De "onderbreking" van dit Meir'se gebeuren door de universiteit, die weer op haar beurt onderbroken werd door vijf jaar conservatorium waar ze ere-diploma's haalde voor voordrachtskunst, zinken daarbij in het niet.
Wat een contrasten met mijn leven! Het is niet dat ik haar leven niet aprecieer, ik benijd het zelfs, maar ik voel eens te meer dat ik er niet voor ben geschapen. Ik vergeleek het eerder met een tropische-plantenkas, maar misschien is het meer een visvijver of aquarium waar iedereen altijd al heeft gewoond. Net als de vissen van Watzlawick zijn ze zich niet bewust van het water. Iedereen heeft met iedereen een geschiedenis. Die behoor je te kennen. Je behoort er rekening mee te houden. De relaties worden er steeds subtieler en genuanceerder van. Het is hogere relatiekunde en -praxis. Ik heb ademloos geluisterd.

San Sebastián de La Gomera, woensdag 25 april 2001
Nog één nachtje slapen. Vanavond heb ik met Ignacio een afscheidsetentje in een nieuw restaurant bij de haven. Hij kent het nog niet.
Met stukjes en beetjes vordert het inpakken. Het meest tijd- en emotierovende is het weggooien van allerlei dingetjes zodat weer alles in één koffertje past. Bij mijn vertrek naar Perth had ik in de haast nog wat in een losse doos gestopt, maar dat is de eerste stap naar . . . hoe zal ik het noemen, de afgrond? de chaos? Het moet compact en overzichtelijk blijven. Zo'n blijfkoffertje is al ingewikkeld genoeg. Ik zal er eens een beschrijving van maken, net als van mijn reiskoffer. Zo'n beschrijving helpt wat afstand te nemen.
De laatste dagen was ik opeens druk met heel iets anders. Peter vroeg mij wat over mijn herinneringen, ervaringen en ideeën over autoriteit. Het werd een werd een heel memoir, een stuk levensgeschiedenis met mijn autoriteitsconflicten als rode lijn. Ik vond aansluiting bij een eerder opstel, Rudyard Kipling, dat over mijn linkshandigheid gaat en de nogal rigoreuze maatregelen waarmee dat toentertijd de kop werd ingedrukt. Gelukkig kan ik er nu sans rancune over schrijven.
Met al die correspondentie over ADD --en vooral mijn eigen ervaringen ermee-- ben ik mijn geheugen behoorlijk aan het uitkammen. Misschien is het wel een idee om dat eens in een aantal autobiografische opstellen ordenen.
Schrijfplannen genoeg! Ik denk dat ik naast dit NL-dagboek ook een spaanse en een franse versie maak. Natuurlijk ongecorrigeerd, anders zou ik de actualiteit verliezen. De taalkundige feedback, want daar gaat het mij ook om, kan later komen. Ik denk dat ik daarvoor namen gebruik als Apuntes Españoles en Annotations Françaises. Misschien dat ik daarmee mijn schrijfvaardigheid als in niet in het betrokken land ben beter op peil houdt.
Maar nu wordt station LA GOMERA gesloten. Nieuwe dagboekaantekeningen kun je pas Zaterdag of Zondag verwachten vanuit CESSENON. Morgenavond, Donderdag, moet ik de boot nemen, want mijn vliegtuig vertrekt al om 0730. Dat wordt een nachtje dommelen op het vliegveld. Op die manier krijgt een europeesche reis intercontinentale dimensies. Vrijdagmiddag aankomst in Barcelona. Dan met wat treintjes naar het Noorden zien te komen, want de Talgo is dan al weg. Zo nodig ergens overnachten; of nòg een nachtje dommelen. In St Chinian staat mijn auto klaar om naar Cessenon te rijden. De garagiste heb ik al opgebeld. Woensdag 2 Mei zou de ondernemer al aan de veranda willen beginnen, maar die moet ik vandaag nog bellen.
In gedachte bèn ik er al. Hier nog even Inpakken & Wegwezen!!

Cessenon sur Orb, zondag 29 april 2001
Ik ben goed hier aangekomen. De reis begon donderdag om 18.30 met de laatste boot naar Tenerife. Ignacio wuifde mij uit. Daarna een nachtje dommelen en knikkebollen op het vliegveld. Anders-dan-anders vond ik geen veilig groepje om bij aan te sluiten en het was ook verdullemus koud. Niet mijn ideaal.
Het vliegtuig vertrok op tijd. Ook de aansluiting in Madrid vertrok zonder enige vertraging, maar in de doolhof van Barajas, het vliegveld van Madrid, begon de mis-informatie, die mij verder zou blijven vergezellen. Het begon onschuldig, het was 'alleen maar' het nummer van de uitgang dat stilletjes veranderde. Tegen de tijd dat ik bij de uitgang aankwam, stond daar nòch mijn vlucht naar Barcelona, nòch een verwijzing: Dus terug naar het hoofdbord. En dat twee keer! Het was kennelijk bedoeld om mij te sensibiliseren, maar op mij werkte het geruststellend. Zo van: "Niet opwinden, het komt allemaal goed".
En zo leek het ook. Mooi op tijd in Barcelona. Mijn koffer kwam snel en het treintje naar Sants, het hoofdstation, vertrok meteen. Ik kwam op tijd om de trein van 15.20 naar Béziers te halen. Maar dat wist ik pas toen die al was vertrokken. Het kasjemuur-muurkasje systeem deed zijn werk perfect. Een doorgaande trein was er niet, althans die was vol. Ik moest dus met nationale treinen reizen, maar het was internationale informatie die ik vroeg. De info-loketten --en de verkoop-loketten-- zijn zeer gespecialiseerd. Dat hoort kennelijk bij de cultuur van het station. Niet erg klant-vriendelijk. Bovendien is er geen meta-infoloket of een plattegrond van dit verwarrende station.
Men weet perfect waarover ze géén info geven: Met name ontbreekt info waar je de gewenste informatie wèl kunt krijgen. Dat is de motor van het kasjemuur systeem. De 'specialisaties' waren kennelijk anti-intuïtief want er stonden handgeschreven bordjes met "Wij geven geen informatie over treinen" (bij de algemene Perron Nul info-balie) of "Wij geven geen informatie over hotels" (bij het toeristen-informatie). Kennelijk bedoeld om de gezonde reizigers-intuïtie in de door God en de Spaanse Spoorwegen bedoelde banen te leiden.
Maar aankomsttijd in Cerbère, het grenstadje aan de franse zijde en eindpunt van die trein, wisten ze wel. Of ik van daar af verder kon reizen als ik daar om 19.58 aan zou komen, kon --of, beter gezegd-- wìlde niemand zeggen of voor mij uitzoeken. Maar, na enkele 'verwijzingen' naar het 'juiste' loket, kon ik wèl een kaartje naar Béziers krijgen.
--"Het is twee maanden geldig", antwoordde de verkoper nors toen ik vroeg of ik nog een aansluiting kon krijgen in Cerbère.
En toen vond ik de reddende engel. Ze zag mijn verlangen, keek naar de rij achter mij (daar stond niemand) en zei:
--"Het moet in deze computer zitten, maar ik weet niet waar. Ik ben eigenlijk niet bevoegd".
En inderdaad! Na wat vinger- en muisbewegingen, na wat ongelovig staren op het scherm --en na wat hoofdschudden-- zag ik haar tot slot met een gelukkig gezicht naar een kladje grijpen. Ik zou in Cerbère drie kwartier moeten wachten op een trein naar Narbonne. Daar zou ik nèt op tijd aankomen voor de laatste trein naar Béziers. 22.55 zou ik er zijn. Ik koester het kladje zorgvuldig. Ik bel nogmaals Hotel des Poètes, mijn homestay in Béziers, om te zeggen dat ik inderdaad die avond aankom.
Het is een boemeltrein: 'Hij stopt bij iedere dikke boom', zouden we vroeger zeggen. Een tocht van 2 uur en 40 minuten door het Catelaanse landschap. Aan de horizon, richting zee, zie ik soms grote flats en hotelcomplexen, maar het spoor loopt door onvervalst landschap en on-toeristische stadjes. Tegen het einde gaan we door het magische lievelingsgebied van Salvator Dali met zijn grillige bergvormen die een betoverende werking op hem hadden. Het is het grensgebied tussen Spanje en Frankrijk waar hij lange voettochten maakte; en nu nog een pelgrimsgebied is voor adepten, zoals voor María, mijn lerares Spaans die er haar candidaatscriptie over schreef.
Het gebied lijkt verstrikt in een verwarrende taalstrijd. Of is het de betovering van de landstreek? Hoewel de namen van de stations Catelaans zijn geworden na de Franco-tijd, zijn de meesten overgekladderd met de Castilliaanse(?) namen. Wat is hier aan de hand? Wordt de 'overwinning' van het Catalaans niet door iedereen geaccepteerd? Lijkt het op Alicante? De provincie die de zuidelijke helft vormt van de autonome Comumidad Valencia? Daar worden ze verplicht de taal van de stad en provincie Valencia te spreken. Dat is een soort Catalaans onder-dialect dat ze tot eigen taal proberen te verheffen voor de hele Comunidad. Het is een gedrochtelijk resultaat van de plotselinge "taalvrijheid" na de eeuwenlange onderdrukking van de regionale talen vanaf De Koningen tot en met Franco. Nu weten ze niet beter dan hun lokale dialect aan hun "ondergeschikten" op te leggen. Met harde hand: Net als Franco en De Koningen. Daarom is Alicante verplicht de taalrichtlijnen van Valencia te volgen. En dat terwijl het eigen lokale dialect veel meer tot de Andalusische stam behoort. Daarom zag je in Alicante nogal wat van dat soort "overschilderingen". Als stil verzet tegen de "taalvrijheid" naar Valenciaanse snit.
We komen iets te laat in Cerbère. Ik zie een eindeloze rij bij het loket waar ik mijn info zou kunnen verifiëren. Ik kijk in de detailfoldertjes die de Franse Spoorwegen in mooie rekken te beschikking stellen, maar ik kom er niet helemaal uit. Ik steek er een aantal bij me en besluit het kladje van mijn reddende engel te vertrouwen en mijn ongemotiveerde wantrouwen en verifiëerzucht af te schudden. 'Ik moet maar eens leren mensen te vertrouwen', zeg ik vermanend tegen mezelf. Ik maak een wandeling in de frisse buitenlucht en geniet van de ondergaande zon.
Als ik in de trein zit, krijg ik pas overzicht: Grote Schrik! Mijn trein komt niet nèt vòòr, maar nèt nà de trein naar Béziers aan. Om vijf voor elf ben ik niet in Béziers, maar in Narbonne. Ik zie het al voor me: Een absoluut verlaten stad. Tegen middernacht. Op zoek naar een hotel. Midden in de nacht! Ik vervloek de reddende engel met haar betrouwbare gezicht en haar kladje. Die gezant uit het betoverde gebied. Ik vervloek mijn vertrouwen in haar. Ik vervloek mijn naïviteit om de ondergaande zon te verkiezen boven verifiëren. Had ik maar .....
Zenuwachtig bestudeer ik de ingewikkelde lijstjes nòg eens en nòg eens. Nee, er is geen twijfel mogelijk: Ik strand in Narbonne. Wèg illusie van een verzekerd hotelbed in Béziers. Balen!
Het is de nachttrein naar Parijs. Die heeft alle tijd en stopt tot Narbonne in elk stadje: Banyuls-sur-Mer, Port-Vendres, Collioure, Argèle-sur-Mer, Elne. En dan na Perpignan nog in Rivesaltes, Salses, Leucate-la-Franqui, Port-Nouvelle om tenslotte te laat in Narbonne te komen voor mijn trein. Balen!
--"Kom op!", probeer ik mezelf toe te spreken, "je wilde zelf dit traject avonturieren. Je moet niet zeiken nu het inderdaad avontuurlijk wordt".
--"Ja, maar", probeer ik een dialoog aan te knopen, "ik had mij zo verheugd op de goede afloop. En nu opeens dit".
Maar het baat niet. Mijn nervositeit wordt self-propelled. Ik moet andere maatregelen nemen. Ik probeer te mediteren om tot rust te komen, maar iedere keer als ik even tot rust kom, schiet mij iets te binnen waardoor ik die onbegrijpelijke lijstjes opnieuw mòet bekijken en mijn meditatie onderbreek. Zo blijf ik "speedy". Ik herinner mij geleidelijk de meditatie-trucs uit de tijd dat ik nog niet had ontdekt dat ik "speedy" werd van graan- en melkprodukten. Ontembaar leek ik dan soms, maar toen lukte het. Nu moet het dus ook lukken aan die "speedy-ness" te ontsnappen.
--"Òf je moet straks in Narbonne een hotel zoeken, òf je komt iemand tegen die je zomaar onderdak aanbiedt, òf er gebeurt een ander wonder. Leg je gewoon neer bij de situatie en wacht af wat er werkelijk gebeurt. Niet alles vooraf willen weten."
Met dat soort wijze woorden kom ik in Perpignan toe aan echt mediteren, aan mijn alpha-golven en aan mijn innerlijke rust. Inderdaad, wat een flauwekul mij zo op te winden! Ik wacht rustig het volgend boemelstationnetje af. Maar dat laat op zich wachten. Ik word toch weer ietsje nerveus en kijk in de lijstjes en op mijn horloge. We hadden al twee keer moeten stoppen, maar de trein rijdt gewoon dòòr. Wat is er aan de hand? Zit ik nu ook nog in de verkeerde trein? Waar kom ik nu terecht?
De trein begint te remmen. Passagiers beginnen op te staan. De conducteur komt nog op het nippertje en wil mijn kaartje zien. Hij is oud en aan zijn pensioen toe.
--"Is dit Narbonne?", vraag ik ongelovig. Hij knikt sympatiek.
--"En die tussenstops?" roep ik verward terwijl ik hem het lijstje onder de neus duw.
--"Had u daar willen uitstappen?", vraagt hij opeens zakelijk.
--"Nee", zeg ik, nogmaals op het lijstje wijzend, "maar hoe kan dat?"
Ik probeer mijn vraag zo zakelijk mogelijk te houden; meer belangstellend/ nieuwsgierig dan beschuldigend/ verwijtend. Functionarissen zijn daar heel gevoelig voor trekken het zich persoonlijk aan: Wèg 'communicatie'; ze gaan zich verdedigen, ze gaan hun werkgever rechtvaardigen.
Het werkt. Hij kijkt mij wat samenzweerderig aan en wijst op een vetgedrukt zinnetje in de "kleine lettertjes":
"Ces horaires sont donnés sous réserve de toute modification"
--"Daar verstoppen ze alles onder. Die tussenhaltes slaan we pas over sinds 1 april. Nu zijn we een half uur eerder in Narbonne. U moet altijd naar het loket gaan voor de laatste informatie".
--"Ik begrijp het. Alles zit in de computer tegenwoordig. Is dat niet lastig voor u?".
Hij knikt vermoeid.
In de trein naar Béziers kijk ik nog eens naar het kladje van mijn reddende engel in Barcelona. Het wonder waar ik hoopte, had ik al in mijn zak! De aankomsttijd in Narbonne die ze had opgeschreven, 22.20, klopte precies. Ik had haar meer moeten vertrouwen. Zij was niet de boodschapster die mij wilde laten verdwalen, maar de boodschapster die mij wilde beschermen bij mijn tocht door het hallucinerende gebied waar Salvator Dali zo verliefd op was. Om haar eerlijke gezicht liet ik de verificatie in Cerbère achterwege. Wie weet wat voor mis-informatie ze mij daar hadden gegeven? Haar boodschap had magische kracht. Dat steunde mij bij de betoveringen van het info-loket in Cerbère, maar dat verhinderde niet dat ik, toen ik eenmaal in de trein zat, begon te twijfelen. Dat ik haar vervloekte. Dat ik haar ....
(Kom, laat ik oppassen. De betovering dreigt mij weer mee te sleuren.)
Ook de aankomsttijd in Béziers klopte precies. In Hotel des Poètes werd ik opgewacht. Precies op tijd. Zoals ze van mij gewend zijn. No nonsense. Ik sliep goed en maakte 's morgens een wandeling over de zonnige Avenues Paul Riquet met de prachtige bomen en de bloemenmarkt. Muguet was er. O ja, natuurlijk, het is bijna 1 Mei. Ik ben in Frankrijk. Gisteren rond de middag was ik in Cessenon. Nieuwsgierig naar wat er was veranderd en hetzelfde gebleven sinds mijn vertrek eind September.
En ik ga ook eens praten met María. Het lijkt mij een spannend gebied, daar bij die hellehond Cerberus, om eens een tijd te verblijven en wat voettochten te maken. Betoverend-avontuurlijk, lijkt mij.

Einde dagboek april 2001