Mijn Dagboek 34

Dit is Dagboek 34. Het loopt van 1 maart tot 31 maart 2003. Het begint met het definitief uitwuiven van Theo en Mineke, de laatste race om America's Cup, een portret van de sfinx-achtige NZse skipper die het trofee naar Europa terugbracht na 150 jaar en gesprekken in Marco Polo backpacker's, dat ontmoetingscentrum van 'moderne zwervers'. In Melbourne ontmoet ik Wim, Irena en Tony, ieder ingebed in hun eigen multi-culturele gemeenschap: Experiment, voortgaande aandacht en opbouw van hun nieuwe samenleving. Met Wim herbeleef ik mijn Roomse Jeugd en onze gemeenschappelijke ervaring als oorlogsvluchteling toen het nog niet zo heette. Terug in NZ woon ik met Geoffrey aan de Stille-Zuidzeekust. Hij schrijft de hele dag. Zo lijken we twee monnikken in een mini-klooster. Het eindigt met een onverwacht filosofie-tje over optimisme. Is dat waarheid? Is dat leugen?
Index Maart 2003
1,   2,   3,   4,   5,   6,   7,   8,   9,   10,   11,   12,   13,   14,   15,   16,
17,   18,   19,   20,   21,   22,   23,   24,   25,   26,   27,   28,   29,   30,   31,

Hatfields Beach, zaterdag 1 maart 2003
De beslissing is gevallen!! Van 15 tot 24 maart ben ik in Melbourne om Wim, Tony en Irena op te zoeken. Het reisplan geeft de reisgegevens.
Ik schrok van de prijzen, want in Auckland had ik de eerste weken eens geïnformeerd, en NZ$500 tot 600 leek een redelijk haalbare 'speciale' of last minute prijs. Maar om een plekje te vinden de volgende week Donderdag, mijn eerste idee, moest er NZ$1513 (all in) op tafel komen. Lege stoelen op korte termijn waren ook heel schaars. Het is hier kennelijk een sellers market. "Vooruitboeken en -betalen" bleek voordelig. Over veertien dagen was een redelijk compromis. Nu vlieg ik voor NZ$813 (all in). Dat 'all in' tikt nogal aan, want het gaat om NZ$124 veiligheidstoeslagen e.d. (1NZ$=0,52€)
OK, dat is geregeld.
Gisteren heb ik ook Theo en Mineke definitief uitgewuifd. In de camper dronken we nog een kopje koffie en we keken terug op hun reis. De emoties van 'het ongeval' zaten er nog. Het was ook niet gering daar opeens in te ploffen, maar 'afscheid-van-NZ' en 'terugkomdromen' dreven per saldo boven.
Onmiddellijk daarna ben ik gaan 'sjoppen' voor Melbourne, want de vierde race om America's Cup was snel afgelopen: De mast van de NZers brak!! Nu is de stand 4-0 en de Zwitsers hoeven nog maar één van de vijf volgende matches te winnen. Ze NZers zouden ze alle vijf moeten winnen. Daar rekent niemand op, maar . . . 'the outcome of a contest' is ook voor futurologen de minst grijpbare voorspellingscategorie. (Na 'Act of God' natuurlijk)
Er verder is mijn baal-coëfficient nog steeds hoog wegens de onophoudelijke regens. Strikt genomen wordt mijn gezondheid niet belaagd, want er waren enkele zonnige momenten en die heb ik ten volle benut. Maar al die vochtige kleren, en dat niet-willen-drogen, en dat nergens-heen-kunnen . . . Bah, het moet maar snel afgelopen zijn.


PS Ik heb gisteren het Spaanse, en een paar dagen geleden het Duitse dagboek bijgewerkt.
terug eerste dagboekregel

Hatfields Beach, zondag 2 maart 2003
Gisteren begon nog wel met regen --conform de voorspelling-- maar er kwam meer dan een enkel uurtje zon. Het werd een waarlijk zonnige dag! De spullen droogden weer en de muffig-vochtige geur verdween. Hier in de backpacker's was het ook goed te merken. Men kon weer buiten zitten en gisteravond was er tot laat vertier op het balkon, de internationale 'praatgroep' met 'elck-wat-wils'. Ik sprak met Guy, een Engelse jongen met een 'brave' baan in de computerwereld: Systemen ontwerpen en tot-in-de-puntjes afwerken waarmee banken en reisagenten hun telefonische info-diensten efficiënt kunnen laten werken. Puur als werk bevalt hem dat uitstekend. Maar hij heeft ook een nostalgie naar de zee en een afkeer van de grootsteedse gebieden waar hij aan gebonden lijkt te zijn. Hij is er een jaar uitgesprongen en vaart nu --als kennismaker voor een paar weken-- bij een NZse bio-maritieme organisatie. Of daar ruimte is voor een computerspecialist?
--"Dat hoopte ik, maar het computergebruik is het bepaald geen challenge. En ze hebben ook geen plannen".
Vanmorgen sprak ik hem weer. Hij heeft een aanbieding om met iemand mee te zeilen naar de Fiji Eilanden. Drie weken zeilen. En dan terug naar Australië. Totaal twee-en-een-halve-maand onderweg. Het trekt aan, maar hij twijfelt:
--"Is dat wat ik zoek?"
Ik begrijp het. Als hij niks origeels vindt waarbij hij zijn vak kan gebruiken, moet hij na een jaar terug naar zijn oude werk. Dit idee heeft niets met computers te maken. Moet hij daaraan zijn tijd besteden? Maar toch gaat hij morgen een paar dagen met hem zeilen. Hij kent die jongen pas kort. Per slot zullen ze samen wekenlang op elkaar zijn aangewezen. Dat wil hij ook wel even proberen voor hij zich verbindt.
terug eerste dagboekregel

Hatfields Beach, maandag 3 maart 2003 (030303!!)
Terzijde: Leuke datum, hè?
Gisteren heeft NZ 'zijn' America's Cup verloren aan Zwitserland. Het geweeklaag is niet van de lucht.
--"'Hundreds of millions of business' en 8000 arbeidsplaatsen in Auckland alleen al", zei de voorzitter van de Kamer van Koophandel, volgens de nieuwsberichten van vanmorgen.
Al zolang ik hier ben, heb ik genoten, mij soms geërgerd, maar meestal met verbazing kennisgenomen van dit "wereldje". Er was een voortdurende stroom van hilarische (te weinig), kleffe, sappige, rancuneuze (te veel), lovende (voor de NZers) en difamerende (voor de "zwitsers") berichten op de voorpagina's, de sportpagina's en in mijn lievelingsrubriek de "letters to the editor". Ik heb ervan genoten, maar ik schreef er weinig over omdat ik dan ook de hele kontekst moest beschrijven om de pointe te vatten. Daarom eerst een paar basics.
Allereerst de cup zelf, populair genaamd "Auld Mug", (zie foto op fototime.com waar ik ook een paar wedstrijdfoto's, gestrietst van de Web, heb geplaatst in het album 'Auckland'). Die werd in 1851 onder de naam 'Hundred Guinea Cup' door de Royal Yacht Squadron of Great Britain ter beschikking gesteld voor een race rondom het eiland Wight. Die werd gewonnen door een New Yorkse schoener, genaamd America, en die schonk hem aan de New York Yacht Club die er sinds 1857 een regelmatige terugkerende internationale wedstrijd van maakte. De cup heette vanaf toen America's Cup. De 'uitdagers' moesten eerst in onderlinge competitie een winnaar bepalen, en die mocht zich meten met de bezitter, de 'verdediger'. Maar de bezitter bepaalde wel de condities. Dat is nog zo, maar er zijn geleidelijk meer kansrijke spelregels gekomen. O.a. in 1956 verviel de eis dat de uitdagers met de compleet in eigen land uitgeruste boot naar de wedstrijd moesten komen. Dat betekende een veel zwaardere boot en tuigage dan die van de 'verdediger' die zijn scheepje kon optimaliseren voor de (zelfgestelde) spelregels in rustige kustwateren. Pas in 1983 lukte het de eerste niet-Amerikaan, Australië, de cup buiten de VS de krijgen.
Bij de volgende race, in 1987, bracht de club van San Diego de cup weer in de VS terug, maar in 1995 wordt die naar Nieuw Zeeland gehaald. Daar is die in 2000 succesvol verdedigd, maar nu, gisteren, zijn ze The Auld Mug weer kwijt.
Tot zover lijkt het een 'gewone' internationale competitie, maar de volgende volzin van een commentator in Sunday Star Times van dit weekend brengt ons naar de andere kant van de medaille:
   "Instead of a straight-out contest between sailing skills,
   "the America's Cup is what it has always been - venal, bitchy and sly.
   "A trophy suited to the Swiss."

Volgens mijn onvolprezen Van Dale op de harde schijf is venal corrupt, bitchy hatelijk en sly geniepig of --in Australisch/ Engels-- klandestien.
Dat dit een beschrijving is van een 'sportief' gebeuren waar veel geld mee is gemoeid, verbaast ons al niet meer, maar de openlijke projectie van deze schimpscheuten op Zwitserland is hier in NZ ook 'gewoon' geworden. Niet alleen door emotionele ingezonden-stukkenschrijvers, maar ook door columnisten en zelfs door redaktionele beschouwers. Wat is de oorzaak?
Over 'de' oorzaak is men het natuurlijk niet eens, maar de grote zondebok is de skipper van de "Zwitsers", Russell Coutts, een zeer begaafde en gedreven zeiler die de cup in 1995 naar NZ haalde en in 2000 succesvol verdedigde. Maar "de Zwitsers" hebben hem, met vijf van zijn maten van het winnende team van 1995 en 2000, weggekocht. Dat leverde hem de titel "verrader" op. De leidde tot brieven van "loyaliteitsfanaten" met bedreigingen aan hem persoonlijk, zijn teamleden en hun kinderen, zodat die al maanden onder politiebescherming leven. Al in December schreef de teamleider van de Zwitsers een brief aan de minister-president om zich openlijk hiervan de distanciëren omdat zo'n verklaring uitbleef of maar halfslachtig door autoriteiten werd geformuleerd.
De haatcampagne concentreert zich vooral op Russell Coutts, in iets mindere mate op zijn makkers en ternauwernood op de dozijnen (inderdaad!) NZers die de scheepjes van de andere 'uitdagers' bemannen. De Amerikaanse uitdager die het per slot moest afleggen tegen de Zwitsers had er zelfs 15 aan boord (van de 16). En er mogen ook geen grapjes over worden gemaakt, zo van: "Het is 'eigenlijk' een wedstrijd tussen NZers gefinancierd door buitenlanders". Wie zoiets probeerde in een ingezonden brief kon er zeker van zijn de andere dag van "verraad aan de vaderlandse zaak" te worden beticht.
Zelfs de eenvoudige constatering dat NZ een wereldniveau heeft op het gebied van zeiltalent, waar ze trots op mogen zijn, wordt afgekat met opmerkingen van: "Ja, maar Coutts . . . Verblindende haat, las ik vaak in die brieven.
Ik vond het ook een boeiend verschijnsel, maar ik las er (nog) niets over, dat een enkel land of regio opeens talent van wereldformaat levert. Ik dacht aan de Schotse huursoldaten die wij --in Noord Europa, in de 17e eeuw-- massaal inhuurden om ze 'tegen elkaar' voor 'onze' handelsbelangen te laten vechten. Op modern-sportief niveau is er, bijvoorbeeld, Kenya met zijn hardlopers en Tsjechië dat lange tijd de tennistop bevolkte. Sommigen daarvan kwamen later --met een Amerikaans paspoort-- voor de VS uit tegen 'echte' Tsjechen. Ik herinner mij uit die tijd een VS-opmerking: "Onze Tsjechen zijn beter dan die van jullie". Ik heb nog niemand horen zeggen: "Onze Kiwi's zijn beter dan die van jullie." Dat is nog te speels, te 'oneerbiedig'.
Toch zou dat een heel redelijke uitspraak zijn. De analysten, gisteravond na het bekendworden van de einduitslag, rekenden voor dat het NZse team niet alleen verloren hadden van de top van de 'uitdagers' maar wellicht ook zou hebben verloren van de nummers twee, drie en zelfs vier.
Dat onderbouwt de stelling dat de 'buitenlanders' --beter dan de NZers-- bewust waren van het talent en dat op tijd wegkochten. NZ rekende op 'ouderwetse loyaliteit'. Zo zit de (sport)wereld nu niet meer in elkaar. Om de pijn van deze vergissing, deze miskleun, niet te voelen zijn 'haat' en 'een verrader' mooie bliksemafleiders. Dat bewustzijn begint nu ook door te dringen.
Een niet-difamerend artikel in het business-katern van afgelopen Donderdag heeft als titel: "Were we betrayed by Coutts, or by our own bad management?" Als het dan om die 'Hundreds of millions of business' en 8000 arbeidsplaatsen gaat, zegt een Aucklandse managementspecialist, dan hadden we het niet aan een paar 'lieve' sponsors moeten overlaten. Die zijn uit op 'mede'-publiciteit, ego-tripperij en 'topsport'-afstraling. We hadden er een gedegen en doelgericht managementteam voor moeten creëren. De "Family of Five", zoals de vijf hoofdsponsors --kozend-- werden genoemd, blijken een groep bemoeizuchtige financierders te zijn die hoopten met weinig geld, veel 'loyaliteit' en een de 'small can win'-attitude van 1995 de poet binnen te slepen. Dat schrijft een Brit, een 'buitenlander', en stelt voor ze de "Handbrake of Five" te noemen.
Tot zover over de kontekst van dit NZse drama. Het is teveel voor vandaag om ook nog in te gaan op de held (of tragische held) van dit theaterstuk, de skipper zelf. Ik laat de aantekeningen daarover even liggen. Ik kom erop terug. Het wordt nog spannend. Dit is pas het voorspel.
terug eerste dagboekregel

Hatfields Beach, dinsdag 4 maart 2003
Ik ben vandaag bij Cees op bezoek geweest. Dat stond al lang op de rol, want het was André die zei: "Je moet Cees leren kennen", en zijn adres en foon dicteerde; en die later nog eens opbelde waarom ik er nog niet was geweest. Maar Cees was weg, op vakantie naar Taupo. Straks ga ik André gelukkig maken met het bericht dat we elkaar hebben ontmoet.
Het was de moeite waard. André heeft daar gevoel voor. Hij is een 'netwerker', iemand die knopen legt in het sociale netwerk. Niet alleen voor zichzelf. Ook voor anderen. En zodoende belde ik vanmorgen aan bij Cees. Op 'Hollandse koffietijd', zoals afgesproken, en pas tegen vijven namen we allerhartelijkst afscheid. En eigenlijk waren we nog lang niet uitgepraat. Over de meubelfabriek, zijn levenswerk, hebben we maar weinig gesproken, wel keken we naar de prachtige kasten die hij voor eigen gebruik had gemaakt. Ook over het begin ("Met niets begonnen", zoals alle immigranten) en het 'waarom' ("Nadat ik in Indonesië had gevochten was NL mij te klein") waren we kort. Hij leek een "well-to-do-zakenman in ruste", maar dat "in ruste" kwam er alsmaar niet van.
Maar ik leerde veel over de NZse maatschappij toen ik met hem en zijn vrouw langdurig ervaringen uitwisselde over het wat er door je heen gaat als een van je kinderen 'gehandicapt' is. Zij hadden hun portie wel gehad. Hun twee dochters waren geboren met een bijna-blindheid en de maatschappij kent alleen 'normalen'. Dan blijkt opeens dat die 'sociale' NZse maatschappij een harde "survival of the fittest"-maatschappij is. Minimale voorzieningen voor 'anderen dan de kerngroep'. Een van de dochters, bovendien een "langzame-leerder-maar-niet-dom", stond letterlijk op straat toen de leerplichtige leeftijd voorbij was en lezen en rekenen en aardrijkskunde nèt voor haar begonnen te dagen.
--"Nee", had het schoolhoofd en 'het systeem' geantwoord op de de vraag of ze nog een jaartje mocht blijven om die ontluiking te laten opbloeien, "als we daaraan beginnen blijven ze wel tot hun dertigste."
Ik herkende meteen de "schromelijke-overdrijvingsargumentatie" als strijdmiddel van de 'het systeem' als het om behoud van 'het normale' gaat. Daar hadden mijn vrouw en ik, toentertijd, ook mee geworsteld. De dochter woont nog thuis, en dank zij de moderne computertechnieken kan ze van een beeldscherm lezen wat ze wil, en ik zag hoe ze rap Google raadpleegde. Net als mijn zoon, 'gewoon' een laatbloeier.
Terwijl we door de royale tuin en de broeikas liepen --een 'hobby'-- vertelde Cees van de twee schapenfarms die hij lang had gehad en kortgeleden verkocht:
--"Ik vond het welletjes. Het was een leuke tijd, maar nu de manager met pensioen ging, had ik er geen zin meer in een nieuwe te zoeken en in te werken".
Zo had hij ook zijn macadamia plantage kortgeleden weggedaan. In zijn schuur lagen nog enkele balen te drogen, de laatste. Hij demonstreerde enkele speciale notenkrakers om deze noot, de allerhardste onder de noten, te kraken. Ook de duurste, maar, voor mij, een van de lekkerste.
--"Het werd teveel", argumenteerde hij. Zichtbaar ook tegen zichzelf, want zijn onderhuidse enthousiasme bij het demonstreren was voelbaar. Net als bij zijn verhalen over 'zijn' schapenfarms. Cees is een echte "hands on"-learner, iemand die nooit ophoudt om te leren, ook al zegt hij nog zo vaak 'Ik vind het welletjes' en 'Het wordt teveel'. Zulke mensen 'leren' willens-nillens van wat daarna in hun handen komt.
'Unstoppable'. Maar waarom zou hij ook?
terug eerste dagboekregel

Hatfields Beach, woensdag 5 maart 2003
In het gesprek met Cees, gisteren, kwamen 'de' Maori nog aan de orde. Dat is een heel moeilijk probleem. Als ik er met 'blanken' over spreekt, is dat --totnutoe-- altijd met well-to-do-blanken. Ik heb hier nog geen 'arme blanke' ontmoet die 'niet geslaagd' is volgens de succesnormen van het immigrantenmilieu voor een beeld van de keerzijde van de medaille. In Zuid-Afrika had ik wel dat geluk. Hier probeer ik mij bewust te zijn van wat ik als nieuwjaarswens(*) van Jo kreeg:
  "Heb je voedsel in de koelkast, kleren om te dragen,
  "een dak boven je hoofd en een bed om in te slapen . . .
  "Dan ben je rijker dan 75% van de wereldbevolking"
   . . .
  "Als je geld op de bank hebt, wat in je portefeuille
  "en wat restjes in je spaarvarken . . .
  "Dan behoor je tot de 8% rijksten in de wereld."
Ik hoor ook bij die 8% en denk dan: . . . "Wij proberen met het opgeheven vingertje de overige 92% de les te lezen: 'Doe als wij!'. Alsof het om een restgroepje luie dommerikken gaat".
Daarom vind ik die negatieve verhalen over die 'onaangepaste' Maori moeilijk te ontcijferen. Het is meestal niet meer dan ordinair Maori-bashing. Maar de case waar Cees gisteren mee kwam was concreter.
Het was een van die vele verhalen van het terugvorderen van grond door Maori (in dit geval omdat de 99-jarig lease was afgelopen, en vervolgens dat de Maori en niets mee doen: Omdat ze te lui zijn of te dom, is de impliciete veronderstelling.
Op zijn vakantie in Taupo had Cees weer het caravanpark gezien, heel bekend en op een prachtig punt gelegen, waarvan de grond weer was toegevallen aan de Maori. Er was sindsdien 'niets' mee gedaan. Er was prikkeldraad omheen gezet en onkruid had bezit genomen van het terrein. Géén nieuwe lease, ook geen (sacrale) Maori-bestemming. Daar houden de meeste verhalen op.
Zo niet de "case van Cees". Hij komt aan een bar een Maori-echtpaar tegen en vraagt hij wat 'ze' --'de' Maori-- daar nu zelf van denken.
--"Je bent bij mij aan het goede adres", zegt de man verrast, "Ik ben mede-eigenaar van die grond. Die grond is van mijn tribe. Ik heb mijn aandeel, maar er zijn ouderen dan ik, ooms en verdere familieleden die meer hebben te vertellen dan ik. Die zijn verstrikt en een discussie over de bestemming waar ze nooit uitkomen. Mijn 'aandeel' wordt geërfd door mijn kinderen. Maar ik kan je verzekeren dat zij ook niets te vertellen hebben. Er zal dus helemaal niets gebeuren. Ik wacht daar ook niet op. Ik heb mijn inkomen buiten de stam gezocht en mijn kinderen zijn ook op dat spoor."
Dat sloot mooi aan bij de aanzwellende stroom persberichten over de jonge Maori minister die zich tijdens de Knowledg Wave Conferentie onparlementair had uitgelaten maar 'inhoudelijk' had gezegd:
--"They are killing us with kindness".
--"In mijn volk hoor ik bij de vierde generatie die 'van de bijstand' leeft. Het welfare-systeem is een disaster. We have to rethink the structure of civil society. Het doodt alle initiatief van mijn volk".
Dat was natuurlijk een prachtig openingsschot voor een (on)frisse golf ordinair Maori-bashing: "Zie je wel . . .
Gelukkig is er ook kwaliteit. De direkteur van een sociaal research-instituut komt met cijfers en met vier onderliggende mythes van charity:
  #1 De armen zijn arm omdat de rijken zich onrechtvaardig hebben verrijkt.
  #2 De overheid zorgt voor het nut van 't algemeen. Zij moet de sociale en economische krachten stimuleren en sturen.
  #3 Uit #1 en #2 volgt dat de overheid moet zorgen voor inkomensherverdeling.
  #4 Iedereen moet gelijke toegang hebben tot de natuurlijke bronnen. Met name het ontbreken van 'land' is voor de Maori de oorzaak van hun armoede.
Welfare is een "modieuze vorm van compassie" en een surrogaat voor het streven naar een functionele maatschappijvorm.
Heel boeiend, en ietsje beter dan ordinair Maori-bashing. Dat berust op:
  Mythe #5 "Eigen-schuld-dikke-bult".
PS Ik heb deze tekst later fors gekortwiekt. Hier is de volledige tekst
URL=http://www.van-eyk.net/gerard/biblio/maoribsh.htm
(*) http://perso.wanadoo.es/ghavaneyk/almacen/Xmas2.pps
terug eerste dagboekregel

Hatfields Beach, donderdag 6 maart 2003
Ik maak het kort vandaag. Die lange verhalen van gisteren ga ik uit het dagboek lichten en er alleen een verkorte versie achterlaten en de complete verhalen --aanklikbaar-- in de bibliotheek zetten.
Ik heb vanmorgen al een lang gesprek met Ghislaine gevoerd. Ze was net terug van een paar dagen Parijs om de Carnaval te ontvluchten. Meteen heeft dat een stukje agenda voor Juni opgeleverd, want de 22ste rijden we van EHV naar Parijs (op weg naar Cessenon, dat was sowieso het 'plan') om er met onze flatburen een klein champagnefeestje te bouwen.
En toen heb ik een afscheidsmail aan Theo en Mineke geschreven. Morgenvroeg vliegen ze terug. Onze wegen hebben elkaar weer eens gekruist. Het evenement, waar we lang naar uitkeken is weer voorbij. Alleen de herinnering is het blijvende --als je het tenminste koestert.
Of, zoals Kundera schrijft in het stukje(*) dat ik ooit van hem vertaalde:
  " . . . het geheugen, om goed te functioneren, (heeft) behoefte
  "aan onafgebroken oefening: Als herinneringen niet van tijd tot tijd
  "worden wakker gemaakt in gesprekken met vrienden,
  "verdwijnen ze voorgoed."
(*) URL=http://www.van-eyk.net/gerard/biblio/itacaenl.htm
terug eerste dagboekregel

Hatfields Beach, vrijdag 7 maart 2003
Ook vandaag maak ik het kort. Ik heb Mijn Dagboek van eergisteren fors ingekort en de volledige tekst als "Maori-bashing en onze maatschappij-mythen"(*) in /biblio gezet.
Ook had ik vanmorgen een lang 'bedsermoen' foongesprek met Ghislaine. Ze was vroeg naar bed gegaan, en we praatten naar over haar afgelopen dag de mijne die begint. Maar verder 'net als vroeger'. Alsof er geen 20.000km en 'nog drie maanden' tussen ons staan.
(*)URL=http://www.van-eyk.net/gerard/biblio/maoribsh.htm
terug eerste dagboekregel

Hatfields Beach, zaterdag 8 maart 2003
Ik zou nog terug komen op de skipper van de winnende ploeg, de enigmatische Russell Coutts: In 1984 (wegens Olympisch Goud, hij was 22!), 1993 en 1996 "NZ Sailor of the Year" en in 1995, toen hij America's Cup naar NZ haalde, Commander of the Order of the British Empire (CBE).
Als jong knulletje begint hij een kampioenen-carrière met topprestaties in de P class, een simpel 2-meterbootje gevolgd door single handed kampioenschappen over de hele wereld in de Laser- en de Finn-Class. Hij is solist. Hij is perfectionist. Later bezeilt hij ook succesvol grote wedstrijdjachten. Hij blijkt ook een goede team player, maar hij blijft perfectionist.
En nu heeft hij, als skipper van een Zwitserse ploeg, de Cup naar Europa gehaald. De publieke opinie zag het als verraad aan de Nationale Zaak en de golven van haat en difamatie zwiepten steeds hoger. Er komen dreigbrieven aan hem en aan zijn familie van de (geheime) beweging "Teach the Traitors a Lesson". Vooral als in de voorronden duidelijk wordt dat de "Zwitsers" rechtstreeks met het NZ-team zal moeten duelleren.
Wie zijn de "Zwitsers"? Ze hebben geen centimeter zeekust en nu hebben ze belangrijkste zeezeilcup in handen. How come?
De "Zwitsers" zijn bijeengebracht door Zwitsers-Italiaanse miljardair Ernesto Bertarelli, oud 37 jaar, een fanaat zeiler die zich al heel jong in het hoofd zette 'ooit' in de America's Cup te zeilen. Maar eerst moesten de miljarden worden verdiend met zijn bio-technologisch bedrijf. En dan kiest hij niet voor een plaatsje als crew member in een van de topteams, en ook niet voor sponsering van anderman's teams. Nee, hij wil een eigen team. Hij is een perfectionist, die altijd het beste, het allerbeste, nastreeft. Zakenrelaties, die geïnterviewd werden, bevestigden zijn 'gouden hand' in het kiezen van talentvolle medewerkers. Onverbiddelijk gaat hij op zoek naar het allerbeste en betaalt daarvoor. En zo ontmoet hij Russell Coutts.
Het is vlak na de succesvolle verdediging in 2000. Men denkt natuurlijk aan de volgende en men biedt Coutts de leiding aan van het NZ-team. Hij zou dan de voorgrondfiguur worden. Heel eervol, maar hij past. Hij sluit een kontract, samen met zijn buddy, om in het team van Bertarelli te gaan zeilen. Waarom?
Langzaam ben ik er achter gekomen. Tussen de regels door vond ik wat ik zocht. Als er over hem geschreven werd, was dat altijd doorspekt met hatelijke en negatieve opmerkingen. Nu --in de after-cupperiode-- vragen zowel briefschrijvers als columnisten zich verbaasd af hoe zij, het vredelievende vriendelijke NZ-volkje zover hebben laten komen.
Ongeremd werden Coutts, de andere NZers en en passant ook Bertarelli en heel Zwitserland, bedreigd, beledigd en verdacht gemaakt. Niet alleen in 'brieven aan de redaktie', ook in 'betere' beschouwingen, met name denk ik aan de (op zich goede) psychologische analyse. Die stond echter vol met negativerende en difamerende opmerkingen. Bv: "Hij is dus net zo'n gluiperd als die Zwitsers waar hij nu mee heult". Daarmee werd een (voor mij informatieve!!) alinea afgesloten waarin in vroegere vrienden en mede-zeilers hebben gezegd dat hij weliswaar 'zeer capabel', ook als teamlid uitstekend. Maar een 'echte' vriend? Nee, dat was hij niet.
De titel van het stuk, "Sailor of fortune", als variant op "Soldier of fortune", de negatieve term voor de moderne 'huursoldaat', loog er ook niet om.
Ik lees tussen de regels, van datzelfde stuk, en kijk naar de bijgaande foto's waar hij wordt getoond in de 'overwinningsparades' van 1995 en 2000. Hij kijkt heel tevreden, ontspannen en gelukkig, maar kijkt tevens alsof hij zich afvraagt: "Waarom al die fuss?".
Dat noemt de schrijver 'pokerface' en 'sly' en concludeert: "Hij hield niet van het publiek, hij was eigenlijk nooit een echte 'Kiwi'."
Nu, deze week, toen hij de laatste wedstrijd won, schreef de krant: "Hij glimlachte toen hij over de streep was en wuifde naar het publiek". 'Glimlachen' en 'wuiven' zijn 'nieuws'. Let wel!
In lees in die berichten dat we hier met een 'geek' te doen hebben, zoals die ape-slimme maar vaak a-sociale computerspecialisten worden genoemd. Meer wetenschappelijk worden ze HPA (High Performance Autists) genoemd, of mensen behept met --of lijdend aan-- Asperger's Syndroom. Misschien is Coutts wel een HPA, perfectionistisch, ijverig en geconcentreerd op één ding. Maar dan toch niet zo wereldvreemd dat hij her en der breed lachend op de foto staat, een goed teamspeler is, en voldoende sociale intelligentie heeft om te weten dat hij zich niet een rol als 'publieke figuur' moet laten opdringen. De "PR-gedoe" liet hij met het grootste genoegen over aan zijn teamgenoot en navigator, Bertarelli over. Die is heel publieksgeniek, heel rijk en talentvol. Precies wat wij van een sportidool verwachten. Coutts heeft dat niet. Daarom was het NZse aanbod om te blijven, als voorgrondfiguur, niet aantrekkelijk. Het aanbod van Bertarelli was in de roos.
Begrip en tolerantie voor zijn 'anderszijn' bracht het NZse publiek niet op. Het lijdt aan het "boulevardbladensyndroom": Topsporters zijn pas "echt" als ze ook de voorpagina's van de roddelbladen halen. Verbaasd en geërgerd moet het massapubliek toegeven dat hij "niettegenstaande zijn geringe publieke uitstraling" toch de topzeiler was.
Hij bereidt alles puntje-precies voor. Alles moet herhaaldelijk worden geprobeerd. Hij is een perfectionist. Hij 'weet' dat hij zal winnen. Daarom was die tevreden glimlach voldoende toen hij Zondag de laatste race won. Hij doet mij onweerstaanbaar denken aan Smirnoff, de KLM-piloot die in 1936 de Melbourne-race won met de beroemde Uiver.
--"Wij kan niet spreek, wij kan vlieg", zei hij toen reporters hem aan de praat probeerden te krijgen.
terug eerste dagboekregel

Hatfields Beach, zondag 9 maart 2003
Ik heb nog niet over "De Oorlog" geschreven. Wel over 'zeuntje Bush' die zo nodig Churchilliaanse roem in de wereldgeschiedenis wil verwerven. Ik moet toegeven dat "De Oorlog" als zodanig mij minder en minder boeit. Angst ervoor, het lijden dat het veroorzaakt en de dreiging met dood en honger en afgesneden zijn van de rest van de wereld, stel ik mij regelmatig levendig voor. Nieuw Zeeland --per ongeluk-- slachtoffer van een verdwaalde nucleaire raket, of --meer waarschijnlijk-- Europa en grote stukken van de VS voor jaren volledig omgetoverd in een nucleaire woestijn, een volledig verglaasde wereld, een soort super-super Tsjernobyl. Ik sta er wel eens bij stil met de levendigste fantasieën: Geen internet, geen geld-uit-de-muur, helemaal teruggeworpen op een-of-ander naakt bestaan. Ik vind het heel spannend. Maar angstig? Nee. Nachtmerries? Nee.
Ik denk dat dan een soort "redelijk fatalisme" in mij opkomt. Als in één klap al het vertrouwde is verdwenen, leg ik mij daar volledig bij neer en ik heb dan alle energie ter beschikking voor overleven en redden wat er valt te redden. Ik fantaseer dan over mijn rol in one-way hulpploegen vanuit Nieuw Zeeland. Alles verloren, volledig vrij.
Maar verder vind ik "De Oorlog" een reusachtig theater, een grieks drama waarin ik toeschouwer ben èn deelnemer in een bij-bij-rolletje.
Daarom verbaasde ik mij ook niet zo toen ik column las van Adam Nicholson in The Daily Telegraph, Londen. Overgenomen in de NZ Herald van Vrijdag. (Ik heb hem nog niet kunnen terugvinden op het Internet, anders had ik die helemaal op mijn site gezet. Nu, helaas, alleen wat citaten.)
Nicholson wijst op de opnieuw uitgebrachte epic cartoon uit 1994 van Disney The Lion King. Nu in giant format en nòg populairder. Die kun je uitgebreid op het Internet vinden. De nieuwe versie is ook als DVD te koop. Het is de geschiedenis van een koninkrijk dat door een sterke, edele, zeer Amerikaanse, leeuw wordt geregeerd. Het is een natuurlijk paradijs dank zij de vooruitziende blik van de leeuw-koning die lief en zachtaardig is, maar heel boos en heel verschrikkelijk als het nodig is.
Maar dan wordt hij gedood door zijn dubbelhartige halfbroer:
  " . . . played, of course, by Jeremy Irons, the definition
  "of a European Mr Degenerate. In the aftermath the dead
  "king's son, the equally noble baby lion, is send in exile".
  " . . . "
  "The kingdom begins to fall apart in the hands of Jeremy
  "Irons and his hideous cohort of hyenas. They are dirty and
  "hooknosed, an imagery of nastiness that used to be the mainstay
  "of anti-Semitism and has now migrated towards depictions
  "of grubby, amoral Third Worlders."
  " . . . "
  "Only when the exiled cub realises his duty is to save the
  "kingdom from the clutches of this Satanic alliance between
  "exhausted Old Europe and de newly arisen Third World does
  "the reinvigorated young American lion jump in, rid the
  "kingdom of its wicked ruler and re-establish a world order
  "in which the sun shines again and the dead trees
  "miraculously sprout leaves."

Ik heb een paar interessante beelden onderstreept. Zo zien 'zij' Europa.
Nicholson vat de 'moraal van het verhaal' voor Amerikanen aldus samen:
  "The once perfect country, in which the hanging Gardens
  "of Babylon once flowered, is now suffering under the thumb
  "of a wicked ruler. It has become the duty of all
  "upstanding citizens to rid that country of its
  "debilitating plague and the only way of doing that
  "is by violence."

De column gaat verder met een beschrijving van een pro-war rally waar deze mentaliteit extreem werd gedemonstreerd: Oorlog is noodzakelijk om gelukkig te worden.
En dan volgt:
  "What is truly horrible about this frame of mind, the frame
  "of mind that created
The Lion King and is shaping
  "the American policy in Iraq, is its combination of a love
  "of violence with a sentimental view of the happiness
  "that violence will bring".
  " . . . "
  "These Americans think that violence is the price of
  "paradise. Europeans know it isn't"

Misschien wordt dit, het Lion King model, de afloop van het drama. Maar ik reken nog op verrassingen. Bijvoorbeeld dat het hele 'drama' een soort blufpoker is. Per slot, voor denkers als Clausewitz, gaat het niet om de oorlog, maar om het make believe dat je die zult winnen. Oorlogsdreiging en oorlogsvoorbereiding zijn altijd nog goedkoper dan de oorlog werkelijk vechten. Saddam begrijpt dat perfect en teemt tot op het allerlaatste moment. Daarmee is Bush meer de marionet dan de speler, al lijkt het omgekeerd. Ik blijf benieuwd.
terug eerste dagboekregel

Hatfields Beach, maandag 10 maart 2003
Ik heb geen onweerstaanbaar idee voor een column die geschreven 'moet' worden.
Mijn hoofd is bij het beloofde telefoongesprek met Ghislaine. Straks. Op haar Zondagavond. Het is nog vroeg in de morgen. Daarna ga ik een dagje naar Auckland.
Wel heb ik enige mededelingen.
# Het dagboek van februari is gereed, maar de gebruikelijke aankondiging aan de 'selecte lijst' duurt nog even. De webmail waar die speciale verzendlijst ligt is 'en panne'.
# Fototime.com is weer aangevuld met enkele foto's van Hatfields Beach
# Bibliografie Nederlands en de hele biblio-lijst zijn ook weer up to date.
# De spaanse, franse, engelse en duitse dagboek hebben een kleine face-lifting ondergaan. In de aanhef staan de data van alle stukjes. Later maak ik die wel eens aanklikbaar. In de kop van (dit) Mijn Dagboek heb ik de laatste (latest!!, niet last) datum vermeld bij ieder van die 'dag'boeken. (Het frans is schromelijk achter, foei!)
Dat is allemaal huisvlijt van de stille, bewolkte, zondag. Gisteren.
terug eerste dagboekregel

Hatfields Beach, dinsdag 11 maart 2003
Hoewel het gisteren een dag was vol 'baalkansen' (het regende wéér, en het beloofde/afgesproken foongesprek ging niet door) heb ik mijn opgewektheid --met doelgerichte moeite-- overeind kunnen houden. De 'truc' die ik daarvoor vele jaren geleden heb geïnternaliseerd komt van Heinrich Böll die in zijn Irisches Tagebuch opmerkte dat de Ieren onder zulke omstandigheden "t'could be worse" plachtten te zeggen. Het werd een gevleugeld woord, een reciprocal reinforcer, een intiem grapje, tussen Carla --mijn ex-- en mij. Misschien was dat boek wel de belangrijkste aanzet voor de rondreis door Ierland met ons R-viertje in 1965 of '66. Het regende vaak.
"T'could be worse"
Het is duidelijk dat ik hier in NZ in het "verkeerde klimaat" zit. Misschien ligt het aan La Niña, maar "verkeerd" is het. Ik bespeel met uiterste zorg de andere factoren die mijn fysieke welzijn bepalen: Nu 'zon' en 'warmte' ontbreken zijn er nog steeds 'zuivere lucht' en 'perfect diëet'. Waar klaag ik over?
Drie van die factoren liggen aan de wortel van mijn status als réfugié pollutique, maar ik ontdekte gedurende deze 'ellende' nog een vierde. Dat is gewoon 'gemakzucht'. Het droge Mediterrane- cq Woestijnklimaat is gewoon veel gemakkelijker dan "het land van mest en mist en kille koude regen". Jassen aan-en-uit, deuren dicht voor de kou, kleren die altijd vochtig zijn enzovoort . . .
Ik ben dus gewoon een "climate dodger" (analoog met draft dodger de VS-engelse term die de gemakzuchtige dienstweigeraar onderscheidt van de èchte gewetensbezwaarde.)
Gisteren liep ik dus als "klimaat-ontduiker" soppend te sjoppen door de Aucklandse plassen en -regen. Ik kocht nieuwe schoenen en een nieuwe broek, allebei hoogstnoodzakelijke vervangingen. Ik kocht ook èchte regenkleding. Als "climate dodger" kon ik mij behelpen met een (zeer)lichtgewicht jack dat weliswaar perfect winddicht was, maar niet bestand tegen méér dan 'enkele druppels'. Dit ding is ècht waterdicht, toch 'ademend' en óók zeer licht. Maar de vrijgekomen ruimte in mijn koffer is niet voldoende; ik moet er een paar andere gemakken voor opofferen.
"T'could be worse"


PS Ik heb adressen en bereikbaarheid in Australië toegevoegd aan Reisplannen en de Brouillons Français per heden bijgewerkt.
terug eerste dagboekregel

Hatfields Beach, woensdag 12 maart 2003
De mensen die ik ontmoet, ik bedoel te mensen die ik ècht ontmoet, laten mij --bijna per definitie-- met een raadsel achter. Zo'n èchte ontmoeting bestaat uit een of meer momenten, flitsen soms, waarop je in de peilloze diepte van iemands ziel hebt kunnen kijken. Niets is raadselachtiger dan dat. Net als de glimlach van de Mona Lisa. Het raadsel is onoplosbaar, en juist daardoor fascinerend. Ik probeer het ook niet op te lossen, maar het inspireert mij, soms op het dwingende af, om er een 'portret' van te schrijven. Niet als oplossing, alleen om het raadselachtige, dát specifieke raadsel van díe mens, zichtbaar te maken.
Het is ook niet het raadsel-van-de-ander dat ik als een koele buitenstaander registreer. Het is ook mijn raadsel. Welke diepverborgen plekken van mijn eigen ziel zijn is die lichtflits zichtbaar geweest? "I feel awe"
Maar gisteravond liet Frans mij achter met een heel ander raadsel; beschrijfbaar, oplosbaar wellicht. Het stond los van de existentiële raadsels van de ontmoeting die ik hierboven bedoelde. Het was er natuurlijk wel een bouwsteentje van.
--"Ik was dertien jaar toen mijn tekenleraar mij deze puzzle gaf en mij een tientje beloofde als ik het op zou lossen"
--"En?"
--"Gewonnen", zei hij, en ik zag even het trotse knulletje van dertien die de andere ochtend naar die leraar stapte.
--"Ik had er de hele nacht aan gewerkt".
Misschien was het wel een oer-fascinatie, die uitgroeide tot een peiler van zijn huidige karakter, die unieke nacht.
--"Ik heb die puzzle nooit meer ergens anders gehoord of gelezen"
Het klonk alsof hij zei:
--"Deze puzzle is mij persoonlijk door een aartsengel aangereikt. Hij was niet van deze wereld. Ik heb hem werelds gemaakt. Ik heb hem getemd. Die nacht."
En gisteravond, iedereen was naar binnen gevlucht wegens de natte kille regen en we zaten rondom de lange tafel reis- en andere verhalen te vertellen, legde hij hem op tafel. Letterlijk, want je had er zes lucifers voor nodig. En toen maar puzzelen. Proberen door verschuiven en verleggen tot te oplossing te komen.
--"Nee, dat loopt vast", mompelde de een na de ander als hij zijn 'theorie' toetste.
En Frans zat erbij als de kleine prins die aan volwassenen had gevraagd een schaap te tekenen en zich verwonderd afvroeg waarom die volwassenen dat zo raar deden.
Nu deze hemelse puzzle zo'n veertig jaar geleden al is gevulgariseerd, kan ik die hier ook met weinig omhaal vermelden.
Aan één kant van een rivier staan drie missionarissen en drie kannibalen. Er is een roeiboot voor maximaal twee om naar de overkant te komen. Alle missionarissen kunnen roeien, slechts één van de kannibalen. Hoe komen ze aan de overkant onder de voorwaarde dan er geen enkel moment op enige oever een meerderheid van kannibalen is? (Dan zullen ze die de missionaris[sen] opeten, is de 'story'). Het is dus een super-kool-en-de-geit puzzle.
--"De oplossing zit niet in een grapje", verzekerde Frans nog, "het is een kwestie van stug zoeken".
Toen ik gisteravond naar bed ging hoopte ik dat ik er niet van wakker zou liggen. Dat lukte, maar ik was er wel meteen mee bezig toen ik wakker werd. De 'helder moment van inzicht'-strategie had gisteravond al bewezen geen resultaat te geven. Er moest dus gezwoegd worden. Ik puzzelde vanmorgen nog wat met de 'ineens-zien' methode en probeerde 'aan de achterkant' te beginnen. Als je op een of andere manier alledrie de missionarissen aan de andere kant had . . . Ja dan . . . Dan was de afloop eenvoudig . . .
Ik schakelde over op meer analytische methoden. Ik vond twee 'zekere' strategieën. Haalbaar, maar wel bewerkelijk, althans op het eerste gezicht. Ik heb ze nog niet getoetst, en dus heb ik de oplossing niet.
--"Misschien later, nu eerst het dagboek", zei ik tegen mezelf.
In de eerste aanpak zoek ik naar alle mogelijke opties voor de volgende stap. In de uitgangssituatie zijn er (theoretisch) zes mogelijkheden voor de bemanning van de eerste heenreis. Drie daarvan zijn òf zinloos of leiden tot een fatale situatie. De drie andere vormen drie nieuwe spellen waarbij van ieder op dezelfde manier alle mogelijke opties voor de volgende stap systematisch, met permutaties en zo, worden afgetast. Dat lijkt een supersneeuwbal te worden, maar dat valt mee. De meeste opties zijn absurd of leiden tot een fatale situatie. Voor de eerste terugreis zijn er drie 'spellen', maar totaal kunnen van daar af maar twee nieuwe echte opties worden gevonden. Zo, denk ik, kan een oplossing gevonden worden.
De andere benadering is meer statisch. Die inventariseert alle 'veilige situaties', ongeacht hoe je die toestand bereikt. Zoals die ene, met alle missionarissen aan de andere kant. Dat lijkt ook erg moeilijk, maar totaal zijn er 'slechts' 135 mogelijkheden in een matrix van 9 bij 15. (Negen mogelijke verdelingen van de missionarissen, 15 van de kannibalen). De meeste daarvan zijn 'onveilig cq fataal' en vermoedelijk kun je hele kolommen of regels snel doorstrepen. Misschien blijven er maar een dozijn, of zo, veilige toestanden over. Vanaf dat punt, eventueel in combinatie met de systematische stap-voor-stap benadering, moet de oplossing 'gemakkelijk' gevonden kunnen worden.
Tot zover mijn strijdplan. Ik zal er vast op terugkomen.
Frans --en zijn vrouw Wil-- vertrekken vandaag naar NL. Ze zullen deze tekst pas lezen als ze thuis zijn. Misschien, straks bij de koffie en het uitwuiven, zal Frans de oplossing verraden. Daarom wilde ik mijn onaangetaste overwegingen NU vastleggen.
terug eerste dagboekregel

Hatfields Beach, donderdag 13 maart 2003
Overmorgen is het weer "afnokken" geblazen, dus de resterende uren zijn weer in de vermaledijde "Inpakken & Wegwezen!!"-sfeer. Dat eist veel zelf-discipline. In plaats van een vrijdenken en vrij- doen, moet ik doelgericht en afgemeten alléén díe dingen doen die in Het Schema passen.
Ik hoor van anderen vaak dat ze mij zeer (zelf-)gedisciplineerd vinden. Het zij zo. Ik ken de binnenkant van dat verhaal. Als dat 'buitenstaandersverhaal' dan al objectieve waarheid bevat, dan is dat het Demostenes-effect, naar de beroemdgeworden Griekse redenaar die met een kiezelsteentje urenlang zijn spraakgebrek 'afleerde'.
Daardoor beschik ik wèl over een keur van 'instrumenten' om binnen die chaotische verleidingen van Het Andere mijn zelf-sturingsvaardigheden op een hoog peil te houden. Allemaal 'vaardigheden' die in zijn totaliteit wel werken, maar waarvan ik vaak tegen mezelf moet zeggen:
--"De helft daarvan is nonsens en dient tot niets, maar ik weet niet welke helft."
Zelf-twijfel dus ook. Terecht!
Onder deze omstandigheden is het natuurlijk prachtig als je, zoals ik nu, een artikel over "The Science of Self-Control" onder ogen krijgt dat bovendien één van mijn zelf-ontdekkingen bevestigt. 'Zo hoor je het nog eens van een ander!!' Zelf-experimenten, waarin je èn waarnemer èn proefpersoon bent, hebben zo hun beperkingen . . .
Time van 10 Maart beschrijft een recent onderzoek door Roy Baumeister verschenen in "Alcoholism: Clinical and Experimental Research".
Self-Control is géén aangeleerde vaardigheid en géén logisch cognitief proces. Het is een 'eindige voorraad' die je met diverse 'methoden' kunt aanvullen. Hij noemt er een paar: mijn mini-siëstas en mijn mini-meditaties staan er bij. Hoera! Ik doe dat enkele malen per dag, al jarenlang, zo tussendoor.
Het experiment bestond uit twee groepen die pittige anagrammen moesten oplossen, maar één groep had in de voorafgaande uren de opdracht gehad 'niet' aan een witte beer te denken. De andere had lekker speels de gedachten mogen laten dwalen. De witte-beergroep deed het aanmerkelijk slechter, met name gaven ze het zoeken eerder op. Conclusie: De witte-beergroep had zijn 'voorraad' zelfstuurkracht voortijdig verspeeld.
Gedragsadvies: Als je gedisciplineerd een belangrijk karwei moet doen, verspeel dan niet je 'zelfstuurenergie' aan andere zaken; bijvoorbeeld aan het schrijven van deze column op een dag dat het "afnokken" is geblazen.
terug eerste dagboekregel

Hatfields Beach, vrijdag 14 maart 2003
Gisteren, vlak na de middag, viel er een groep jongelui binnen. 'Negentien bedden', zei Tonni toen ik er naar vroeg, 'ze zijn van een toerisme opleiding'. Ze leken mij ook allemaal 19 jaar op een paar 'leiders' na.
Kennelijk was dit de kennismakingsles "Adventure Technology", want ze hadden die morgen een tocht met kayaks gemaakt en ze gingen meteen weer weg voor wat surfavonturen aan de kust. Maar na de avondmaaltijd sloeg de middelbare-schoolcultuur toe en gingen er een paar aan de piano zitten. Van de vele 'sfeertjes' die ik hier heb meegemaakt was dit weer "iets heel anders".
En vanmorgen was het ook anders-dan-anders. Ik douche altijd heel vroeg, en ik heb dan het rijk alleen, maar nu was het tjokvol in de 'sanitaire zaal'. Ik ga straks wel.
Ik had het kunnen weten. Vroeg uit de veren. Natuurlijk. Vandaag was er wéér een avonturendag. Georganiseerd door
"YOUNG PIRATES, ADVENTURE-specialists".
Tenminste, dat stond op de bus waarmee ze kwamen. De meisjes waarmee ik gisteravond even babbelde, waren er vol van. Nee, wàt ze zouden meemaken was natuurlijk geheim. De verrassing was deel van het avontuur. Terecht!
Nee, 'theorie' hadden ze nog niet gehad. De cursus was pas begonnen. Als toekomstig toerisme-medewerker moesten ze het natuurlijk zo onbevangen mogelijk meemaken. Precies als die toeristen die ze later zouden adviseren.
Misschien is er nòg een verrassing vandaag. Thorkild, de Deen waarmee ik hier op 11 februari landdde (al meer dan een maand geleden!!) komt misschien. Hij heeft sindsdien wat rondgetuft over het hele Noordeiland en heeft geen auto meer. Na een grote reparatie was die weer stuk. Nu reist hij per bus. Ik heb hem aan de foon gehad. Volgens zijn plan had hij mij in het weekend willen ontmoeten. Hij belt terug. Ik ga maar vast inpakken en eens kijken of ik kan douchen.
PS Mijn pre-pay NZse nummer schijnt in Melbourne niet te werken i.t.t. Reisplan. Misschien koop ik wel een AUse SIM. Zie tzt dit dagboek.
terug eerste dagboekregel

Auckland, Vliegveld, zaterdag 15 maart 2003, 1530
De dag van gisteren verliep heel anders dan ik had voorzien. Niet Thorkild kwam, maar een andere (duitse) reiziger, Uwe uit Hannover stond opeens voor mij. Nu met vriendin Tanya. Ik had hem in de eerste weken van mijn verblijf op "Marco Polo" leren kennen. Het weerzien was hartelijk en we waren allebei verrast. Hij wist van mijn Melbourne-plannen, daarom had hij niet op mij gerekend. En nòg hadden we elkaar bijna gemist, zoals bij zijn vertrek waarover ik 25 februari in Deutsche Notizen schreef. We hadden samen op de foto gewild, en nu, gek genoeg, is het er weer niet van gekomen. We hadden elkaar gewoon veel te vertellen. Ik stond op het punt om mezelf, op mijn laatste avond, te trakteren in het Thaise restaurant in Orewa. Ik probeerde ze nog allebei naar dat restaurant mee te krijgen, maar Uwe had zich stellig voorgenomen voor Tanya een bijzondere maaltijd te koken: Malse bief en salade. Of ik mee wilde eten? Jazeker. Of ik dan voor de wijn mocht zorgen. OK.
En zo zaten Tanya en ik aan de wijn en maakten kennis. Uwe wilde het alleen doen. Daarna maakten we het laat met bief en sla en wijn. Van mijn inpakplannen kwam niets terecht. Gelukkig had ik in de loop van de dag heel grondig het voorwerk gedaan. Per slot woonde ik al een maand op één plek en had ik daarvóór twee weken met de auto van Thorkild gereisd. Het "Bewaren & Verzamelen" slaat dan toe. Ik liet een hele doos achter met halflege zakjes met nootjes, zuidvruchten, en andere resten van de "lopende voorraad".
En Thorkild kwam niet.
--"I am in a bad mood", schreef hij in een SMS, en toen ik hem belde had ik de indruk dat hij depressief was en/of teveel had gedronken. Dat was niet waar, zo bleek vanmorgen, maar ongelukkig was hij wel. Pech en andere ongein hadden toegeslagen. Gedurende de hele reis, als je er op terugkeek, want ook vóór ik hem had ontmoet hadden ze hem al een koffertje met wat geld en wat handige reisdingetjes zoals een zakmes ontfutseld.
De vorige week was de versnellingsbak stuk gegaan. Bijna 900 dollar reparatie en 250 km verderop was die weer stuk. Het was de versnellingsbak niet geweest zei de volgende garagist, maar de koppeling. Wéér zo'n bedrag. Toen had Thorkild de wagen maar achtergelaten en zijn (hartstikke) volle achterbak tot een paar koffers gereduceerd. Per bus verder. Na twee dagen, bij aankomst in Auckland, komt een koffer niet aan. Dat met alle foto's en de kadootjes voor zijn vriendin. Dat was Donderdag geweest. Politie en andere autoriteiten halen hun schouders op.
--"Je zult het zelf wel ergens hebben laten staan, ouwetje", is de sfeer die zijn verhaal oproept.
Dat hoorde ik allemaal vanmorgen, op het busstation, want ik had --per saldo-- afgesproken dat ik twee uur eerder de bus naar Auckland zou nemen en hem "op doorreis" zou ontmoeten. En nee, gedronken had hij niet. Niet zoals toen die dag dat ik weg was. Hij herinnerde het zich nog. Hij had toen ook een bad mood gehad, zoals hij dat met zijn basic english zei. Maar toen was het toch 'anders' geweest, verzekerde hij.
Ik kon hem niet helpen. Alleen al luisteren naar zijn treurnisverhalen deed hem kennelijk goed.
--"De verzekering geeft mij misschien wel geld terug, maar dan heb ik mijn foto's nog steeds niet terug", zei hij treurig toen ik hem aanmoedigde nog eens naar de politie te gaan, al was het maar om een claim bij de verzekering te onderbouwen.
Nee, hij was niet depressief. Eigenlijk verdroeg hij zijn 'ongelukken' met een grote rust. Alsof zijn oude reislustige Vikingziel niet wèrkelijk was aangetast.
--"Misschien is dit wel je laatste grote reis", had ik op een gegeven moment gezegd. Maar toen kwam er meteen een nieuw sprankje energie los:
--"Niet meer zulke hele grote, en niet meer alléén".
Nee, verslagen was hij niet.
terug eerste dagboekregel

Tussen Colac en Lavers Hill, Victoria, Australië, zondag 16 maart 2003
Het is nog vroeg in de morgen. Er is twee uur tijdsverschil. Mijn NZse klok wijst nog zes uur aan, maar hier is het pas vier uur in de morgen. Iedereen in diepe rust. Bovendien rekenen ze er op dat ik een gat in de dag slaap (op hun klok). Dus ik zit op bed en lees-en-schrijf wat. Dadelijk probeer ik weer een tukje te doen, want ik heb ook wat in te halen.
De vlucht was op tijd en Wim, Irena en Tony stonden mij samen op te wachten. Ze hadden elkaar gevonden, want Wim had gezegd dat hij een oranje petje zou dragen. Ze zagen mij eerder dan ik, want ik inspecteerde nog wat overweldigd de dikke rij afhalers die je met verwachtingsvolle --onbekende-- gezichten aanstaren. Toen zwaaiden en riepen ze alledrie.
We gingen thee drinken in de wachtzaal. Om bij te praten en voor afspraken. Ik zou meegaan met Irena en Tony en zij zullen mij Donderdag afleveren bij Wim. Zoals het er nu uitziet, wordt het een dagje met z'n vieren, want 'het afhaaldrietal' is ook nog niet met elkaar uitgepraat.
En zo reden wij de 200 km min of meer langs de kust in westelijke richting. Op hun autokaart Orienteerde ik mij wat. Onderweg, nog dertig km van huis, moesten we nog sjoppen. Laatste kans, want hier is het bush, alleen een heel klein winkeltje in het nabijgelegen dorp.
Na aankomst gingen we snel naar bed. Een tour de maison is tot vandaag uitgesteld. Op mijn horloge was het een uur in de morgen toen ik in bed lag.
Ze hebben hier wel een computer en internet. Dat opladen zal dus wel lukken. Mijn GSM hem ik nog niet geprobeerd, dus geen nieuwe SIM gekocht en --helaas-- vergeten een AUse goedkoop-bellenkaart te kopen. Misschien in het dorpje vlak(?) bij, want ik kan mijn gastheren toch niet vragen er dertig km voor om te rijden. Tot straks wellicht. Ik doe nog een tukje.
terug eerste dagboekregel

Gellibrand, Victoria, Australië, maandag 17 maart 2003
Het dichtbijzijnde gehucht heet Gellibrand. Ik ben er gisteren heengelopen. Het is is drie kilometer. Het bestaat uit een General store met een paar huizen. Dat illustreert het "zeer landelijke" karakter van deze streek. Wim --in Melbourne-- dacht zelfs dat je "vier uur en een 4x4" nodig had om er te komen. Dat valt mee. Vanaf Melbourne (±200 km) tot Colac (±30km) is het echte autoweg. Vanaf Colac is het geasfalteerd; ook verder tot Lavers Hill en de kust.
Gellibrand heeft ook een gerestaureerd treinstationnetje, want vroeger liep hier een smalspoor om de produkten van de bosbouw af te voeren: Bomen, bezaagd hout en houtpulp. Nu is er een streekcomité van vrijwilligers en overheidsvertegenwoordigers die de oude spoordijk willen conserveren als fiets- en wandelpad. Het is een traject van 72 km, maar pas kleine stukken hebben die nieuwe bestemming bereikt. Veel trajecten zijn verkocht aan particulieren die òf niet meewerken, òf niet bereikbaar zijn. Gelukkig is er ook veel medewerking en zijn grote stukken nog in handen van diverse overheden. Die zijn coöperatiever, want het maakt de streek toeristisch aantrekkelijk.
Tony vertelde boeiend van dat project. Geen wonder. Hij is voorzitter van dit comité. Vandaag maken we een tochtje in de omgeving, en dan zullen we e.e.a. bezichtigen. Vanavond is een maandelijkse vergadering van een ander, meer algemeen, streekcomité-tje waar Tony lid van is. Hij heeft mij uitgenodigd als toeschouwer. Zo plof ik meteen 'achter de coulissen' van deze streek die nog ternauwernood toeristisch is ontgonnen.
De straat waar we aan wonen heet "Colac-Lavers Hill Road". Lavers Hill is het plaatsje bijna aan de kust. De 'straat' is 56 km lang, de huizen zijn dóórgenummerd en wij zitten precies halfweg op nummer 2495. Naar de buren is het tien minuten lopen.
De kust is al behoorlijk toeristisch, maar, door de grote afstand van Melbourne en het klimaat is dat natuurlijk alleen zomertoerisme. Het klimaat lijkt mij helemaal vergelijkbaar met midden-Frankrijk, de Morivan of zo.
terug eerste dagboekregel

Gellibrand, Victoria, Australië, dinsdag 18 maart 2003
Gisteren hebben we een tocht gemaakt naar de kust. Cape Otway heet dat hier. Het is een steile zandstenen kust, zoiets als white cliffs, maar zo noemen ze het niet. De kust wordt langzaam weggevreten en in zee steken een aantal 'eilandjes' als een paal boven het water uit. Net als de kust zo'n dertig meter hoog en soms met een diameter van nog geen tien meter. "De Twaalf Apostelen" heet die formatie dan ook heel illustratief. Maar er zijn ook andere grillige formaties. Ik heb er een paar hele mooie foto's van. Zodra mogelijk zet ik die op fototime.com. (Het opladen van de site is nog steeds niet gelukt.)
Behalve aan de kust zelf, hebben we ook in het regenwoud gewandeld, althans in de resten die daarvan zijn overgebleven in de vorm van beschermde gebieden. "Regenwoud van het gematigde klimaat", heet het in de folders. Met 1500 en meer mm regen per jaar en in de diepe kloven die nooit zijn aangetast door de bosbranden zijn die inderdaad vergelijkbaar met de tropische regenwouden.
Gisteravond was ik toeschouwer bij de "Progress Association" het actie-groepje dat aan de basis bezig is voor Gellibrand en het buurdorp Kawarren verbeteringen van allerlei soort voor te stellen. Het is vanaf dit groepje dat Tony is afgevaardigd in het fiets-/wandelpad waar ik gisteren over schreef zodat ik het verslag daarvan nog eens hoorde. Dat project heeft nu een fase bereikt waar ze professionele projectleider full time konden aanstellen.
Het nieuwe thema van de "Progress Association" was de verbetering en uitbreiding van een voetpad langs de huizen en het aanpalende kampeer-/ barbeque terrein waarop ook het reeds gerestaureerde stationnetje staat van het oude spoorlijntje. Als informatiecentrum. Een van de leden bracht verslag uit van de 'verkennende' informele navraag die hij had gedaan over de gewenste verbeteringen. Men besloot tot een meer direkte benadering van belendende eigenaren zonder vooralsnog het hele plan in de publiciteit te brengen. Het "Don't show fools unfinished work", hadden ze goed begrepen.
Tony had wat gegevens over financiering. O.a. was er een fonds van een regionaal bestuursorgaan voor "verbeteringen in kleine gemeenschappen". En zo passeerden er nogal wat andere grassroots ideas in diverse fasen van concretisering. Er werden afspraken gemaakt over ontmoetingen met soortelijke aktie-groepjes bij de andere dorpen.
Het was heel informeel. We waren met z'n zessen in het community center. Er liepen twee kinderen rond die wat tekenden in het aanpalende creatieve lokaal. De treasurer, de moeder, had ze meegenomen. Kennelijk als alternatief voor een babysit. Ik praatte wat na met de 'verkenner' van de voetpadgegevens. Hij was van de streek, had de halve wereld afgezworven, maar met vrouw en baby-op-komst, had hij twee jaar geleden de sterk verwaarloosde General Store overgenomen om die nieuw leven in te blazen.
Inderdaad "community building at work". Ik stond erbij en keek erna.
terug eerste dagboekregel

Gellibrand, Victoria, Australië, woensdag 19 maart 2003
Het is al laat in de middag. Vanmorgen ben ik met Tony gaan wandelen over de oude spoordijk; over het traject in de buurt dat hij sowieso als inspector in de gaten moet houden zolang het nog niet is gerestaureerd. Regen en slechte waterafvoer kunnen ongelofelijke schade aanrichten. Dit traject is nu als eerste aan de beurt. Dan zal er voor het eerst een substantiëel traject van 15 km klaar zijn. Totnutoe waren het telkens 'stukjes' van 1 à 4 km. Dan is het gereed voor presentatie aan het publiek. Het zal dan ook helpen om weerbarstige en terughoudende particuliere eigenaren om te turnen. Misschien zijn ze dan wel te verleiden tot een 'donatie', al is het maar als een 'recht van overpad', want het levert dan publiciteit op. (Voor de gever!!)
Zo praatten we al wandelend.
Geleidelijk-aan hoorde ik ook meer over hun beider geschiedenissen. Hij komt van een dorpje, Bury, Lancashire, Engeland, waar Sir Robert Peel (1788-1850) vandaan komt. Zijn standbeeld domineert het dorpsgezicht dat aan de muur hangt. Zo kwam het ter sprake. Deze Robert, of 'Bobby', is de grondlegger van de Engelse politie die daarom nog steeds "bobbies" worden genoemd.
Irena is van Poolse komaf. Zij vluchtte met haar ouders (de vader was een Pools officier) voor de Russen in 1941, maar bleef in Oostenrijk steken, haalde Engeland niet en dus ook niet de Poolse Brigade van Generaal Andes. Hij werd dwangarbeider. Na de oorlog schreef hij vele brieven voor politiek asyl en het gezin belandde in Chili waar Irena bij nonnen werd opgevoed. Broer en zus leven er nog, maar zij trok naar NZ en Oz.
Ruim twintig jaar geleden, met allebei een kater van hun voorgaande huwelijk, begonnen ze een leven "from scratch" in de (toen nog betrekkelijke) "bush". De vier HA die ze kochten had als voornaamste 'asset' een grote beek met een eilandje er in. De winters zijn hier wel nat, maar de zomers zijn droog en de eigen regenvoorraad is niet genoeg voor het vee. Ze waren geen hippies. Verre van dat. Niks "flower power". Gewoon 'terug naar af' en 'hard werken'.
Daar, in een verlaten schuurtje op het eiland, begonnen ze. Het ziet er weer even vervallen uit als toen ze het aantroffen. Vijf jaar later hadden ze een complete --comfortabele-- woning gereed, maar ze hadden al eerder 'hogerop' moeten gaan wonen, want in erg natte winters stond het dal vol water en overstroomde het eiland. Ze wilden er helemaal self supporting zijn; en dat lukte, ook al waren ze allebei stadse mensen zonder boere-ervaring. Ze hadden koeien, schapen en veel kippen. Alles werd gerecycled. 'Recycling' en 'puur natuur', werd wel --zonder fanatisme-- hun ideologie.
Nu hebben ze geleidelijk aan de zaak kleiner gemaakt, want Irena heeft AOW en Tony krijgt het binnenkort. Maar ze blijven voorlopig in hun paradijsje wonen. De tuin, de kippen en de schapen zijn gereduceerd tot het nodige. Koeien hebben ze niet meer.
Op dit moment zijn de perziken rijp en de appelen en is Irena druk met inmaken. Toch blijft meer dan de helft van vruchten aan de bomen: "Meer hebben we niet nodig".
Toen ik hun in 1998 in Chili ontmoette, waren ze er voor het eerst terug. Op familiebezoek en tevens een rondreis in Zuid-Amerika. Als Tony ook AOW heeft, willen ze er nog eens heen. En/of naar Europa.
Ook heeft Irena nu tijd voor haar hobby dat uitgroeide tot een nieuwe 'bezigheid'. Ze verzamelde al jaren peper- en zoutstellen. Daarvoor stroopte ze veilingen af, maar moest daarvoor vaak een 'hele partij keukenporcelein' kopen. Dat is uitgegroeid tot een bric-à-brac-winkeltje in de schuur waar vroeger de wintervoorraad hooi voor de koeien lag. Het loopt lekker, en met het langzaam toenemende toerisme ziet het er rooskleurig uit. Voorlopig heeft ze nog genoeg ongesorteerde 'partijen keukenporcelein' (in de oude kippenhokken) als 'potentiële handelsvoorraad'. Ik moest aan Monique in Nieuwerkerk aan de IJssel denken die er een soortgelijk winkeltje op na houdt. Ik heb vanmorgen foto's gemaakt van Irena's winkeltje. Misschien dat ik er een paar naar Monique stuur. Ik zal zeker wat op fototime.com zetten.
Morgenvroeg vertrekken we samen naar Wim in Melbourne. We rijden langs een scenic road als het weer navenant is. Dat hangt nog, want na enkele heel mooie dagen is het weer opeens omgeslagen. Zojuist donderde het en hagelde het zelfs. En dat terwijl de zon nog scheen. Wie weet wat (het weer) morgen brengt.
Ik heb gisteren ook de English Notes weer eens bijgewerkt.
terug eerste dagboekregel

Gellibrand, Victoria, Australië, donderdag 20 maart 2003, reisdag
Het is nog vroeg. Dadelijk ga ik inpakken. Het regent; er zal dus wel niets komen van de scenic drive langs de Ocean Route.
We kijken samen ook TV. Vooral Irena is een fervente nieuwskijkster, hoewel de ontvangst maar matig is. Ik zag zodoende hoe zeuntje Bush zijn rol in het zelfgeschreven werelddrama probeerde te spelen. Het leek wel amateurtoneel zoals hij keek toen hij het ultimatum voorlas met zijn overdreven ernstig gezicht. "Te pathetisch", zou ik schrijven als ik het moest recenseren. Howard --de president alhier-- trok ook al zo'n gekke bek. Kennelijk heeft de regisseur hun opgedragen onderwijl te denken aan de onuitwisbare rol in de wereldgeschiedenis die ze op die manier zullen verwerven en aan de documtaires waarin deze TV-fragmenten tot in lengte van dagen zullen worden herhaald. Je moet nogal wat als je als president wil uitsteken boven het doorsnee TV-geweldsprogramma.
Toch ben ik wel benieuwd naar de volgende aflevering van deze soap, maar toch niet méér dan in de begintijd van dit soort TV-drama, toen het nog een beetje leuk was, met Peyton Place en The Fugitive. Toen de meligheid en de voorspelbaarheid van Coronation Street e.d. nog niet hadden toegeslagen.
Ik ga nu inpakken. Misschien vind ik in Melbourne de gelegenheid mijn website op te laden. Alles vanaf Zaterdag zit alleen nog op mijn harde schijf.
--"Over en sluiten"
terug eerste dagboekregel

Boronia, nabij Melbourne, vrijdag 21 maart 2003
Ik heb gisteravond niet meer geschreven. Het was een lange-lange dag. Tegen de middag waren we in het 'klooster' van Wim aangekomen. Irena had mij en Tony gevraagd een grote doos met appels en perziken klaar te maken, want ze wist van Wim dat het hele convent zestien leden had. En ik moest ook een doos voor mezelf meenemen. Zo strekte Irena haar zorgen over mij uit tot over het afscheidsmoment, want mijn doos staat hier in de kamer, de gastenkamer van Ben Seng House, genoemd naar een jonge piloot-missionaris die in Papua-Guinea verongelukte.
Wim had die ochtend nog gebeld dat hij voor de lunch zou zorgen, maar over accomodatie was nog niets gezegd, zodat ik er op rekende eventueel naar "de beste backpacker's van Melbourne" te gaan die Uwe mij had aangeraden. Dat was Toad Hall in centraal Melbourne, Elisabeth St. Het zou vlakbij prachtige markthallen zijn met 'alles' op het gebied van fruit en groente en nog veel meer.
--"Inderdaad", zei Wim bij de lunch, "dat is Victoria Market, daar we morgen ook heen".
Bij die lange lunch, persoonlijk door Wim bereid, hoorden we over mijn accomodatie. Niks backpacker's, de prachtige gastenkamer!! Daar hoorden we ook meer over het convent. Wim en twee andere missionarissen-in-ruste, Frank en Maurice, bewonen de seniorvleugel. Ze hebben er hun eigen bedoeningtje en koken voor zichzelf en voor elkaar. Voor een dozijn jongere missionarissen is het een tehuis voor kortere of langere tijd om hun studie af te ronden; meestal perfectionering van hun Engels, want ze komen allemaal van Z.O.-Azië: De Philipijnen, Papua-Guinea, Flores of Thailand.
Irena en Tony namen op tijd afscheid. De terugweg was drie uur en ze moesten nog de moeder van Irena afhalen.
--"Een vitale dame van 85", had Irena, zelf 66, gezegd.
Ze zou haar komen helpen bij de inmaak voor een weekje of zo.
Daarna praatten Wim en ik nog lang na. Nu in het NLs of Venlo's. Het was al laat toen hij mij voorstelde aan een van de jongeren om mij te initiëren in de 'computerkamer'. Bij toerbeurt gebruiken ze de twee computers voor hun studie. Mijn 'beurt' was daarom pas laat. Het lukte mij om mijn achterstallige dagboek op te laden; althans op één van de sites. En een mailtje te sturen naar de inner circle om het einde van de onverwachte 'radiostilte' aan te kondigen. De beide wanadoo-sites weigerden, maar ik was te moe om het later nog eens te proberen.
Voor vandaag hebben we afgesproken om naar downtown Melbourne te gaan. Maar het regent behoorlijk. Toch heb ik mijn Power Walk al gemaakt vanmorgen. De uitdrukking Power Walk dank ik aan de TV-berichten over Australia At War waarin Howard, de president alhier, voortdurend wordt getoond als hij aan zijn ochtendwandeling bezig is, zijn Power Walk. "De Grote Regisseur" heeft kennelijk voorgeschreven dat deze "soap" wordt geleid door Zeer Vitale Presidenten. Ook van zeuntje Bush horen we telkens dat hij goed slaapt, op tijd naar bed gaat dat zijn gezondheid voortreffelijk is. Allemaal machtsvertoon om het klootjesvolk te imponeren en gerust te stellen.
Intussen heb ik even een mini-siësta gedaan, a little nap. Dadelijk is Wim terug en gaan we met de trein naar het centrum. Het is zo'n dertig kilometer. Het station is vijf minuten lopen.
Ik popel na mijn Power Sleep, mijn Power Walk en mijn Power Nap. Wim en ik gaan op oorlogspad.
terug eerste dagboekregel

Boronia, nabij Melbourne, zaterdag 22 maart 2003
Bij het station aangekomen, gistermorgen, bleek deze week, 16-23 maart, een Senior Week te zijn. De betekende gratis openbaar vervoer; mijn Spaanse ID was er goed genoeg voor. Wegens de regen bracht Frank ons even weg met de auto. Dichterbij de stad klaarde het op en later kwam de zon zelfs even door.
--"Typisch Melbourne-weer", zei Wim, "regen in de heuvels van Boronia en droog in de stad".
Om zes uur was de wekelijkse avondmis voor de hele gemeenschap. 'Of ik wilde deelnemen?', had Wim voorzichtig gevraagd, wetend dat ik geen practiserend katholiek meer was. En zo nam ik weer eens deel aan 'mijn oude geloof'. In Wellington, met André, had ik ook aan zo'n dienst deelgenomen. Daar herkende ik vooral de anonimiteit die mij er toentertijd van had vervreemd. Ik herkende weer de 'moderne' pogingen om er een sociaal gebeuren van te maken. Maar het bevestigde --opnieuw-- mijn oordeel van "too late & too little". Na de oplevingen van de zestiger jaren, waar ik veel van verwachtte, was ik definitief vervreemd. "Too artificial" waren de woorden die mij er ook bij te binnen schoten. Nu weer, nu nòg.
Mijn spiritualiteit, onmiskenbaar geboren in mijn 'Roomse Jeugd', met alle parafernalia vandien, heeft heel andere ontwikkelingen gevolgd. Niet-roomse, niet-katholieke en niet-christelijke tradities. Toch ben ik dankbaar dat ik een 'roomse' start heb meegekregen. Ik denk er vaak over als een 'valse start', eentje die je later overdoet, maar die op zichzelf een totale mislukking was. Het kernidee --zoeken naar spiritualiteit-- bleef echter onaangetast. Misschien, zo denk ik vaak, moet je wel op die manier een (valse) start maken om  de   een weg, je eigen weg, naar spiritualiteit te ontdekken. Precies als Machado's "Caminante no hay camino . . . "
Bewust zoeken naar 'spiritualiteit', ook al ken je het woord in het begin niet eens, kan alleen als je een 'gelovige jeugd' hebt gehad, van welke stiel of traditie dan ook. Daar wortelt dat dankbaarheidsgevoel.
Zonder dat dankbare gevoel aan te tasten zeg ik aan het eind van dat soort gedachte-treinen tegen mezelf:
--"Het is je eigen gebrek aan inzicht in een andermans zieleleven. Daarom denk je dat de enige start voor zo'n weg ligt in een 'gelovige jeugd'. Je kunt je gewoonweg geen voorstelling maken van het zieleven van iemand die een niet-gelovige of a-gelovige jeugd heeft gehad. Hoe ziet dat eruit 'van-binnen-uit-gezien'? Wie weet? En bestaat het wel?"
Dat soort 'meditatie-gedachten' had ik natuurlijk ook gedurende de dienst gisteravond. Maar het was anders. Ik nam deel aan een sociaal gebeuren van een groep met een gedeelde spiritualiteit. Mijn gebruikelijke bijgedachte van "Too Artificial" werd ter plekke weggevaagd: Hier zag ik een levende gemeenschap.
Opzichzelf was dat --gelukkig-- niet nieuw voor mij, maar voor het eerst maakte ik dat mee in een rooms-katholieke dienst. Daar had het nooit 'geklikt'. 
Nostalgische visioenen drongen zich op: Wat zou er zijn gebeurd als ik mijn roomse jeugd in zo'n sfeer had kunnen beleven? Als het toen ooit had 'geklikt'? 
--"Irreëel", zei ik. "Allemaal hindsight. Alsof je je jeugd kunt overdoen met de geaccumuleerde wijsheid van je drie en zeventig jaar".
Na de dienst was er een gezamelijke maaltijd. Ontspannen en vrolijk vierden zij (beter 'wij', want ik voelde mij opeens heel betrokken) hun gemeenschap, hun 'bijzijn'. Allemaal jonge priesters met een missionaris-ideaal.
Drankjes en hapjes stonden klaar. Niks kunstmatigheid. "Rome and all that", was ver weg. Dat had er eigenlijk niets mee van doen. En toch herkende ik onze gemeenschappelijke wortels.
terug eerste dagboekregel

Boronia, nabij Melbourne, zondag 23 maart 2003
Het is vandaag alweer de laatste dag van de ontmoeting waar ik zo lang naar heb uitgekeken. Gisteren heb ik met Wim foto's-van-toen bekeken. Het zijn er maar een paar waar we samen op staan, maar wel veel van vrienden en situaties die ik herken, die we allebei herkennen. Ze gaan maar over twee of drie jaar dat we samen bij de padvinders zijn. Maar we hadden elkaar veel meer te vertellen.
Onze families kenden elkaar langer. Mijn zus was met zijn zus bevriend. Maar boven alles hadden we allebei het wel en wee van dat provinciestadje meegemaakt. Als jong-volwassene de na-oorlogse jaren voor we de stad voorgoed achter ons lieten. Als kind de crisisjaren van vóór de oorlog. Allebei met vaders die ons een veilig dak boven het hoofd hadden geboden. Allebei herinneringen aan 'de bombardementen' gedurende de oorlog, want, met een Duits vliegveld vlakbij, 'morsten' aangeschoten Engelse bommenwerpers bommen. Daardoor hadden we allebei nachtelijke "luchtalarmervaringen" en 'wisten' dat het een rustige nacht zou zijn als het hard regende of stormde, want dan kwamen 'ze' niet.
Aan het eind van de oorlog werden we 'gericht' gebombardeerd en beschoten met artillerie. Dat was een heel andere ervaring. Het front kwam naderbij en kwam precies bij 'onze' rivier tot stilstand. We waren een vergeten hoekje NL en onze verhalen werden na de oorlog niet gehoord: "Jullie waren toch al bevrijd in September 1944?" En toch was het 'ècht' dat we wisten voor welke artillerie geluiden je moest 'duiken' en voor welke niet. Maandenlange frontlijnervaring als knulletjes van 14 jaar. Tragische en hilarische details herinnerden we ons. Eindelijk weer eens als gemeenschappelijke herinnering.
En tot slot 'de evacuatie'. Alle burgers moesten de frontlijn verlaten. Sommigen vrijwillig, want ze hadden niets meer te eten. Anderen, met een kelder vol aardappelen, onvrijwillig. Wij waren 15 januari aan de beurt, zij de 17e. Het was koud, de zon scheen en er lag een harde laag bevroren sneeuw op de straten. De dagmars naar stations over de Duitse grens en de gesloten veewagens gedurende zo'n dag of drie. Pas in Mei of Juni kwamen we terug in die uitgebombardeerde stad. Wim erkende dat zijn deernis met Cambodiaanse vluchtelingen, waarvoor hij een tijd heeft gewerkt, was geworteld in zijn eigen ervaring als "oorlogsvluchteling". Hij was zich daar diep van bewust en we vroegen ons af in hoeverre die 'evacuatie'-ervaring heeft bijgedragen aan onze nooit opgehouden reis- en zwerfverlangens. Die deelden we ook.
En toen waren we weer 'hier'. Op de grootst mogelijke afstand van de plek waar zich dat alles afspeelde, zestig jaar geleden, halen we die herinneringen op en begraven ze weer. Onze 'roots' zijn weer eens gelucht en tegen het licht gehouden. Ze zijn er nog en doen hun werk. Ze kunnen weer worden begraven.
terug eerste dagboekregel

Melbourne Airport, maandag 24 maart 2003, 0715 (reisdag)
Mijn escapade naar Australië is voorbij. Ruim een half uur geleden heeft Wim mij afgezet bij het vliegveld. Ik heb wat rondgewandeld. Ik moet twee uur wachten. Ik heb géén computer docking base gevonden. Ik schrijf dit dus met de hand om later over te typen. Ik heb met Ghislaine mijn laatste Oz telefoonminuten opgesoupeerd. Het kwam goed uit, want ze miste mij nèt hevig. Ik had nog 3'18" had de geautomatiseerde dame gezegd. De meeste minuten had ik met Peter vergebruikt toen ik haar Zaterdagmorgen (Vrijdagavond in NL) niet thuistrof.
Ik zit vol herinneringen en weet niet waar te beginnen. Moet ik over het Ben Seng House schrijven waar Wim woont? Ik heb er al wat van gezegd. Het is een multi-culturele samenleving in a nutshell. Het is een samenleef-experiment. Enkele Europeanen, maar de rest komt van bijna alle Aziatische landen.
--"De orde bloeit en groeit weer", zei Wim toen ik ernaar vroeg, "maar ze wordt helemaal Aziatisch".
Het is een thema waar Wim erg mee bezig is. Het hoort bij zij oer-motiveringen toen hij missionaris werd. De antropologen in zijn opleidingstijd hadden het voorspeld.
--"De landen en de mini-samenlevingen op deze wereld worden multi-cultureel en jullie zijn de dragers daarvan, de boodschappers, als jullie in de Europese gemeenschap terugkomen".
--"Maar als we terugkwamen luisterden ze niet naar ons, zij vertelden ons wat wij aan die anderen moesten overdragen. Opgevoed moesten ze worden tot 'onze' westerse waarden, die boodschap kregen we te horen. Er was in NL al zoveel gebeurd. Wij moesten naar hún luisteren, zij niet naar óns."
We lachten, want we herkenden het verhaal van Itaca(*) van Milan Kundera waar we eerder over hadden gesproken: De 'afwezige' moet worden bijgepraat, niet de 'blijver'. De afwezige is 'schuldig', hij was 'ontrouw'.
Of moet ik schrijven over de mis die ik gisteren meemaakte in het enige Trappistenklooster van Australië? Over de dienst zèlf die mij weer onderdompelde in mijn Roomse Jeugd, in mijn spirituele wortels? Of lagen die bij mijn moeder, die pas gedurende het intensieve kontakt dat ik met haar had in de laatste maanden voor haar dood, onverholen liet blijken haar spirituele wortels te hebben in wat ik --los van dat alles-- had leren kennen als 'Noordeuropees Paganisme'?
Ik herinnerde mij detail-ervaringen uit mijn spirituele zoektocht van die dagen waarvan ik niet wist dat ik ze had beleefd. Dat ik een tijdlang geïnspireerd was door de Franse réveil chrétien die al eerder het Latijn had afgeschaft zodat ik lange tijd een Frans Missaal gebruikte. Dit soort gedachte-treinen en herinneringen, eenmaal op gang gezet, gaan automatisch door. Ik laat het (voorlopig?) hierbij, want er is nog zoveel, alleen al van dat bezoek aan dat Trappistenklooster.
Ik ontmoette er een van de negen Ierse monnikken die er veertig jaar geleden waren begonnen. Roodharig, en vitaal als een veertiger.
--"We zijn nog met z'n zessen van dat groepje", zei hij.
Ik telde 22 monniken (w.o. een vrouw die als kluizenares op het terrein woont) en minstens vier 'kleuren'. Ook daar werd/was het 'multicultureel'.
Na de dienst genoten we van de gastvrijheid van de Trappisten: De koffie stond klaar. Ik had er een scheut whiskey in kunnen hebben. Het was gezellig. Het was geanimeerd.
--"Zo'n dienst, zo'n intense ervaring, vraagt niet alleen om een 'nazit', het is eist die. Dat miste ik vroeger", zei ik tegen Wim.
--"Misschien is het wel omgekeerd", concludeerden we later. "Misschien is die intensieve meditatie-voor-jezelf die eraan vooraf gaat, wel noodzakelijk om je medemens zo intensief te kunnen ontmoeten. Wie weet?"
Zo was er dat gesprek met die Franse dame uit Lille. Ik stond met haar man --een Schot-- te praten, en toen die hoorde dat ik Frans sprak, ging hij onmiddellijk op zoek naar zijn vrouw:
--"Zij mist het Frans zo, en ik spreek het niet".
We babbelden, nee we rebbelden, dat het een lieve lust was. Het was de "franse babbel" die ze het meeste miste. Over Lille en het prachtige weekend dat ik er met Ghislaine ooit doorbracht. We herkenden plekjes. Het oude museum, en het visrestaurant waar Ghislaine en ik nu nog over praten.
--"Hier spreekt haast niemand Frans. Via de ambassade ontmoet ik er wel, maar niemand is zo enthousiast over Lille als jij."
Ze genoot zichtbaar toen ik vertelde dat Ghislaine en ik, nog vóór we elkaar kenden naar Lille gingen om er in Le Furet du Nord, de dichtsbijzijnde FNAC voor NLers, te snuffelen naar Franse boeken, of dat we naar Villeneuve d'Acq gingen, dat moderne museum vlakbij. Ja, van Le Furet du Nord kon ze nog dromen. Het waren de wortels van haar intellectuele verkenningstocht.
En zo buitelen al die herinneringen over en door elkaar. Die vier dagen met Wim (wellicht dank zij de warming-up bij André in Wellington) hebben veel losgepeuterd uit vergeten hoeken van mijn verleden.
Dat was ook de bedoeling. Een terugblik om weer verder te gaan zoals Serge Reggiani zong in La Cinquantaine: (en bij 73 is het nèt zo):
   "On arrive à la cinquantaine moité sage moité fou . . .
   "On pose un instant ses bagages . . .
   "Pour faire conte des petites guerres, des grands amours . . .
   "Et reprend son chemin jusqu'au bout . . .

(*) URL=http://www.van-eyk.net/gerard/biblio/itacaenl.htm
terug eerste dagboekregel

Whiritoa, Coromandelkust, Nieuw Zeeland, dinsdag 25 maart 2003
De reis liep gisteren voorspoedig. Toen ik mijn GSM inschakelde op het vliegveld, in Auckland, kreeg ik een voice mail van Geoffrey die bevestigde dat hij mij die namiddag in Hamilton verwachtte. Twee busreizen en drie uur later, om zes uur, haalde hij mij af van het busstation en kort daarna vertrokken we --vanaf de Tasmanzee-- naar zijn huisje aan de kust Pacific-zee. Anderhalf uur rijden en onderweg bij een supermarkt inkopen voor een paar dagen. Het is 200 meter van de zee. Ik ben al aan het strand geweest. Het is een dorpje nog kleiner dan Yzerfontein toentertijd. Er is een winkel. Groente en fruit hebben ze niet, wel verpakte spullen en de krant. Bij een amateur-kweker kocht ik een kilo passievrucht voor vier dollar. Tien kilometer naar het Noorden ligt Whangamata. Daar zijn wel winkels. Hoe dat verder moet, weet ik nog niet. Geoffrey blijft tot Vrijdag, maar komt later weer terug. Wat hem betreft mag ik blijven tot ik naar Spanje vlieg. Hij wil mij tzt ook naar het vliegveld brengen. De plek is ideaal qua luchtzuiverheid. Hij heeft een internetaansluiting die ik mag gebruiken. Maar verder hebben we nog niets geregeld. De tijd zal het leren. Eerst maar eens zien dat ik hier mijn draai krijg.
Toen ik Geoffrey vroeg of Whiritoa nog een bepaalde betekenis in Maori had, duwde hij mij een Maori-Engels woordenboek in handen. Ik heb zitten studeren op de vele betekenissen maar het bevestigde wel wat hij meende te weten dat iets van 'werveling' of 'turbulentie' betekent. Van de zee of van de wind. 'Twisted' zegt het boek van whiri en 'brave, boisterous & stormy' van toa. Dat zou kunnen, want veel Maori toponymen omschrijven een typisch natuurverschijnsel ter plekke. De Maori-naam voor NZ, bijvoorbeeld, is Aotearoa en dat wordt hier algemeen vertaald als 'Land of the Long White Clouds', passaatwolken dus.
terug eerste dagboekregel

Whiritoa, Coromandelkust, Nieuw Zeeland, woensdag 26 maart 2003
Ik heb lange gesprekken met Geoffrey, mijn huisbaas en huisgenoot. Over politieke en culturele verschilletjes van nu en van het verleden. Hij is een street observer, net als ik, maar hij maakt er geen werk van.
Het (vrije) beroep waar hij zijn geld mee zegt te verdienen is het inspecteren en certifiëren van electrische installaties vóór die in bedrijf (mogen) worden gesteld, maar dat het ik hem nog niet zien uitoefenen. Hij werkt echter uren- en urenlang aan de computer voor zijn hobby. Daar heeft hij mij gisteravond e.e.a. van verteld.
Het gaat om een enorme historisch-genealogische database waarin alle personen met de naam MOREY voorkomen (maar dan in de meest uiteenlopende spellingen; de oudste vermelding is van 1280AD). En dat wereldwijd. Hij heeft die database gestart en houdt die bij. Het zijn intussen meer dan 130 duizend documenten, die in 21 velden sorteerbaar zijn. Over de hele wereld heeft hij 220 'correspondenten' die hem voeden met steeds nieuwe vondsten toesturen. Toen ik in de krant een ingezonden brief aantrof ondertekend door ene Chris Morey, ging die meteen met inhoud en al in de database. Hij is dus een fantastische bron voor hobby-genealogen, maar dat is niet zijn belangrijkste interesse. In het kielzog van zijn verzameling bestudeert hij de oorlogen, migraties en andere gebeurtenissen, soms tot in de fijnste details, of speculeert over de onderliggende persoonsgeschiedenis waarvan het document het 'puntje van de ijsberg' is.
Zo puzzelde ik vanmorgen met hem op een drietal fotocopieën uit originele archieven die duidelijk maakte dat 'ene Morey' in september 1918 in Canada in dienst trad van het Canadese leger, drie maanden later in een hospitaal in Wladiwostok genezen wordt verklaard en ontslagen, en zes weken later eervol uit de dienst wordt ontslagen in Canada. Wat is hier gebeurd? Had dat iets met het einde van WO1 te maken?
Ons gesprek zig-zagde snel naar andere feiten uit WO1. Hij heeft heel veel parate kennis. Zijn hoofd is kennelijk ook een reusachtige database.
PS: Ik heb vandaag mijn Apuntes Españoles weer eens bijgewerkt.
terug eerste dagboekregel

Whiritoa, Coromandelkust, Nieuw Zeeland, donderdag 27 maart 2003
Ik verkleum. Het regent en er is geen zon. Al dagen. De temperatuur valt wel mee. De luchtzuiverheid is ideaal, maar ik word aangetast. Sluipend. Ook mijn meeste gestrenge diëet lijkt dat niet te compenseren. Ik denk er serieus over om dit land voortijdig te verlaten. Nieuw Zeeland was een vergissing.
PS: Ik heb vandaag mijn English Notes weer eens bijgewerkt.
terug eerste dagboekregel

Whiritoa, Coromandelkust, Nieuw Zeeland, vrijdag 28 maart 2003
Na mijn treurnis-opmerkingen van gisteren heb ik mij eens hartig toegesproken. 
--"Gelul!", zo begon ik, "Je bent een zeikerd. Je laat je aantasten door het SAD-syndroom(*) terwijl er, als je goed kijkt, regelmatig een zonnestraaltje te zien valt. Soms wel van een kwartier. Whiritoa betekent 'turbulent weer', alle weersoorten worden ieder uur gerepeteerd. Maar jij blijft maar denken in urenlange wandelingen in de zon. Als er opeens zon is, denk je 'eerst even dit afmaken, of dat' of je kijkt alleen naar de regen die pas over tien minuten begint. Gelul! Je láát je aantasten, zeikerd! Dóe er wat aan!!"
En zo leg ik weer hutje-bij-mutje. Ik ga vaker onder de warme douche en maak dankbaar gebruik van de electrische deken die Geoffrey mij leende. Als de zon schijnt, ga ik meteen naar buiten. Probleem opgelost, of beter, voorkómen.
En zo konden we weer lachen. Nu over het persbericht dat Griekenland --via 'Brussel'-- de fantastische NZse feta-kaas de nek probeert om te draaien.
--"Onze Grieken maken veel lekkerder feta dan die van jullie", riep Geoffrey, "Kiwi's zijn èchte ondernemers. Jullie Grieken hebben hun feta nog nooit hierheen kunnen exporteren, en nu proberen ze pappie Brussel --of is het mammie Brussel?-- voor hun armzalige karretje te spannen. In plaats van echte goede feta te maken die we hier lusten".
We hadden het nog even over 'ouzo', 'sherry', 'port', 'grappa' en al die andere gebruiksnamen die 'Europa' nu opeens als merknaam probeert te claimen op het zuidelijk halfrond. Even maar, want het was boeiender om ons af te vragen of 'Brussel' een pappie dan wel een mammie is voor de Latijnse landen. Geoffrey haalde nog een stuk (NZse) feta en een fles (NZse) ouzo uit de ijskast, maar het eindigde onbeslist.
Gezellig was het wel.
___(*)Seasonally Affected Depression, het on-leukheidsgevoel dat ernstige pathologische vormen kan aannemen als je niet tijdig maatregelen neemt. Het wordt veroorzaakt door gebrek aan zon. Ik ben er --puur biologisch-- nogal gevoelig voor, maar ik ben 'een gewaarschuwd man'. Dáár zit de oplossing.
terug eerste dagboekregel

Whiritoa, Coromandelkust, Nieuw Zeeland, zaterdag 29 maart 2003
De weergoden hebben kennelijk meegeluisterd toen ik mij gisteren hartig toesprak. Meteen besloten ze mijn herwonnen optimisme te testen. Het turbulente repeteren van de weersoorten werd stopgezet. De lucht werd donker loodgrijs. De hele dag.
Een natte-moessonachtige regen omringde het hele huis als een dichte muur. Als de regen stopte, ging ik naar buiten voor een hapje van de allerzuiverste lucht. Het was dan even licht loodgrijs en doodstil. Geen vogel te horen. Maar zon? Nee! Geen seconde.
Onverstoorbaar hield ik mij van binnen zonnig: "Strenge heren regeren niet lang", lachte ik ze uit.
De weerman voorspelde gisteravond zon. (100 woorden)
terug eerste dagboekregel

Whiritoa, Coromandelkust, Nieuw Zeeland, zondag 30 maart 2003
Toen ik gisteren schreef, wist ik niet dat het zo'n zonnige dag zou worden. Geen wolkje te bekennen. De hele dag. Het doornatte gras droogde op en Geoffrey dacht erover het te maaien.
Vandaag weer zo'n stralende zon. Het is haast windstil. De lucht is even wolkeloos als gisteren. De zee is nog wild. Ook als gisteren.
We hebben samen een strandwandeling gemaakt. Ik voel mij moe en uitgeput. Gebrek aan conditie na zoveel donkere niet-wandeldagen. Ik denk dat ik mijn vermoeide knoken maar eens lekker in de zon leg. Lekker dóórwarmen, en om de schâ in te halen. (100 woorden)
terug eerste dagboekregel

Whiritoa, Coromandelkust, Nieuw Zeeland, maandag 31 maart 2003
Ghislaine schreef een bezorgde mail:
--"Ik maak me zorgen. Langzaam zak je weg in een verzet om het in die herfstkou vol te houden. Vergis ik me?"
Meteen bel ik haar op. Haar foon heeft ze gelukkig doorgeschakeld op het mobieltje. Ze is in Zeeland, het oude, ik in het nieuwe. We lachen.
--"Je hebt toch ook gelezen dat ik er weer doorhéén ben? Met die snippertjes zon en warmte en 'hutje-bij-mutje' lukte het toch?"
--"Ja maar, maakt je je niet wat wijs met je onverslaanbare optimisme?"
--"Optimisme is altijd een leugen. Als het niet werkt, kun je altijd nog wat anders proberen".
Toen werden we opeens filosofisch. In plaats van verantwoord zoeken naar 'de' werkelijkheid, 'de' waarheid, als middel om te overleven, blijken we de waarheid bewust te verdraaien. Hoe zit dat?
--"Hmm, daar moet ik even over nadenken. De optimist zou dus de waarheid verdraaien om een andere waarheid --een bétere-- te vinden?"
--"Ja, dat herken ik wel. Sommige van die driedelig-grijsmannen die ik tegenkom in mijn creativiteitstrainingen gaan ook wel in het verzet als ik ze vraag het eens van de andere kant te bekijken. 'Dat is toch liegen', zeggen ze dan, 'zo ís het toch niet?'".
--"Ja, 'je maakt je wat wijs', hoor je dan ook wel"
We zitten weer op een lijn. We diepen het niet verder uit. Er zijn belangrijkere zaken in zo'n foontje tussen gelieven. Maar als ik later op het gesprek terugkijk zie ik twee grote filosofische stromingen botsen: De klassieke die zegt dat waarheid aansluit bij alle voorgaande waarheden en de pragmatische die zegt dat waarheid is 'dat wat werkt'.
De ene is de moeder van alle fundamentalisten, met zeuntje Bush en Saddam als aktuele voorbeelden.
Van die andere stroming bestaat ook een 'fundamentalistische' vorm. Bertrand Russell stelde dat aan de kaak toen hij zei: (zie dagboek 21-10-2002)
--"Ik laat de metafysische waarheid toch niet bepalen door tanks en kanonnen!!"
Met andere woorden "Might is Right". Ook daarvan zijn Bush en Saddam aktuele voorbeelden. Ze zijn allebei optimistisch.
--"Optimisme is altijd een leugen", flapte ik er een uur geleden uit. Misschien had ik het toch bij het rechte eind.
terug eerste dagboekregel

Einde dagboek Maart 2003